Socialisme 2.0 ------------------- www.BoekenGilde.nl, 2018

Een analyse van wat er in China en Cuba gaande is

Rik Min (1946, Bergen NH) is ingenieur, theoreticus, modelvormer, systeemanalist, regeltechnicus en een door de wol geverfde simulatiedeskundige. Hij is op deze terreinen 30 jaar actief geweest. En nog.

Hij publiceerde de meeste hoofdstukken van dit boek eerst als e-book op internet. Vaak met schema’s en soms met een interactief werkende model driven animatie of simulatie (zijn vak toen hij bij de Universiteit Twente werkte). De eerste versies van de meeste teksten en schema’s daarvan verschenen in de periode 1997-2017.

Economen zijn helemaal de weg kwijtgeraakt. De mainstream media hebben ons aangepraat dat links en rechts niet meer bestaan. Rik Min toont het tegendeel aan.

Door zijn jarenlange ervaringen in de communistische beweging schrijft hij helder en voor iedereen begrijpelijk.
Rik Min overtuigt ons ervan dat de roep om socialisme nog steeds groot is. Hij hoopt en vertrouwt erop dat het met het socialisme 2.0 van China en Cuba niet zo afloopt als het in de Sovjet-Unie met het socialisme 1.0 afgelopen is. Juist omdat hij probeert aan te tonen dat socialisme voor iedereen beter is.

Niemand in Nederland heeft zo duidelijk aangetoond dat links en rechts nog steeds bestaan als deze communist.

Voorwoord

    Elk jaar sterven er over de hele wereld 60 miljoen mannen, vrouwen en kinderen vanwege de gevolgen van het kapitalistische en imperialistische systeem, waar de Verenigde Staten en West-Europa het centrum van vormen. Dat zijn vele malen meer doden dan sommige mensen de communisten toedichten in die jaren dat ze de socialistische landen, van de grond af aan, moesten opbouwen. Er zijn wereldwijd ten minste anderhalf miljard werkzoekenden. Deze mensen kunnen hun gezin niet zelf onderhouden en zijn afhankelijk van de bedeling of van de kruimels die anderen hen laten. Een half miljard mensen heeft het redelijk goed en vijfeneenhalf miljard mensen heeft het gewoonweg slecht.
En deze cijfers worden alleen maar hoger: de rijken worden rijker en de armen worden armer en aan hun lot overgelaten. Het kapitalisme is een magneet die alle rijkdom uit de zakken van de mensen weet te zuigen en die alle grondstoffen ter wereld voor een prijs ver onder de werkelijke handelswaarde weet te verzamelen. Het kapitalisme bepaalt sinds de val van de Sovjet-Unie alles, ook de prijzen overal van. Alleen China sputtert nog wat tegen. In de tijd van het feodalisme had je de grootgrondbezitters, nu, in de tijd van het internationale monopoliekapitaal, heb je de grootkapitaalbezitters, met hun centra in het Westen. De wereld zit zeer onrechtvaardig in elkaar: de één heeft wél macht, de ander niet. En de laatste kan zijn leven lang nóg zo hard werken en nóg zo zijn best doen, hij zal niets bezitten en niets te vertellen hebben.

Waarom blijft dit in stand? Waarom gebeurt dit allemaal maar?

Elke maatschappij dient te investeren en op de meest efficiënte wijze te produceren; zowel een kapitalistische als een socialistische maatschappij moet dat.

Communisten/socialisten zeggen dat een rechtvaardiger wereld pas ontstaat als de productiemiddelen c.q. het financieringskapitaal in handen zijn/is van de bevolking, van de werkende klasse.

Elk productiemiddel dat door mensen wordt bediend, produceert meerwaarde (winst). Ook in een socialistische maatschappij. In een kapitalistische maatschappij dient men te investeren en in een socialistische maatschappij dient men te investeren.

In een kapitalistische maatschappij stokt uiteindelijk alle productiviteit: de productie wordt vroeg of laat gesmoord in eigen succes, eigen crisissen, eigen werkloosheid, onrust, volksverhuizingen en vernietiging van bronnen op grote schaal. Er ontstaat overproductie en derhalve ontstaan crisissen en oorlogsdreigingen. In een socialistische maatschappij wordt tenminste elke cent winst teruggeploegd naar de maatschappij: ten behoeve van gezondheidszorg, onderwijs, research, volkshuisvesting, infrastructuur, etc. In het kapitalisme komt de meerwaarde, de winst, uiteindelijk zinloos en renteloos in een particuliere kluis te liggen. Men durft ten slotte niet meer te investeren in de angst zijn kapitaal kwijt te raken. En dan is het crisis. Dit gebeurt in het kapitalisme periodiek, pakweg elke 60 jaar. Erger nog: crisissen kunnen 30 tot 40 jaar aanhouden. Een maatschappij raakt dan in verval, de werkloosheid wordt steeds groter, oorlogsdreigingen nemen toe.

Communisten zeggen dan ook dat de kapitalisten als klasse ‘geen nut’ hebben en ‘overbodig’ zijn. Er is immers in een socialistische maatschappij geen kapitalistenklasse meer. Iedereen werkt. Iedereen behoort tot ‘de werkende klasse’. De arbeiders, de werkers in de dienstensector, de werkers in de kennisindustrie, de directeuren van grote fabrieken en bedrijven; iedereen, ook de president of premier, maakt deel uit van de werkende klasse. Daarnaast heeft iedereen nog een ander soort inkomen. Daar gaat juist dit boek over. In een socialistische maatschappij is in principe iedereen in loondienst. Tegelijkertijd is - uit de aard van het socialisme - iedereen ook aandeelhouder van de productiemiddelen. Dit prachtige principe (en de positieve consequenties ervan) is maar heel weinigen duidelijk. Mensen in het Westen begrijpen het grondidee van het socialisme niet, bagatelliseren het, of maken het belachelijk.

Het is te beperkt om te stellen dat de mensen in een socialistische maatschappij met zijn allen ‘eigenaar zijn van alle productiemiddelen’. Het is beter te zeggen dat men, omdat men (mede)aandeelhouder is, recht heeft op een zoveelste deel van de totale meeropbrengst, alle meerwaarde, de totale winst. De directie van een bedrijf in een socialistische maatschappij dient (ook) winst te maken, maar dan wel t.b.v. de gehele socialistische maatschappij. Hij gaat de meerwaarde of winst niet zelf opmaken. Het socialistische parlement bepaalt wat er met de meerwaarde c.q. de bedrijfswinst gebeurt, niet het bedrijf zelf. De winst of meerwaarde moet ten goede komen aan de totale bevolking van een socialistisch land; de totale bevolking is de (nieuwe) aandeelhouder in deze nieuwe, socialistische maatschappij.

In een socialistische maatschappij is geen werkloosheid. Iedereen heeft rechten. Er zijn ook geen periodieke crisissen, er is geen oorlogsdreiging, etc. Als er onverhoopt een fabriek zou moeten sluiten of áls iemand onverhoopt werkloos wordt, heeft de persoon in kwestie nog een inkomen (of recht op een inkomen), omdat hij altijd nog aandeelhouder is van de resterende socialistische economie. In een kapitalistische economie kun je barsten als je werkloos wordt. Het mooiste wat een communist of socialist kan overkomen, is om in de burgerlijke pers te lezen dat economen in Amerika Marx weer zitten te lezen; en dan niet zozeer de linkse maar juist de gewone, burgerlijke economen. Het boek Karl Marx van Francis Wheen (1999) bijvoorbeeld. En recent Piketty (2016). De Nederlandse uitgave van het boek van Wheen, Marx, een biografie, van de Bezige Bij, is indrukwekkend qua toon. Dat zijn we als communisten niet meer zo gewend. Het schijnt dat Marx in economische wetenschappelijke kringen in de Verenigde Staten toch weer een rage is. Vooral na het boek van Piketty. Met name natuurlijk vanwege hun analyses van het kapitalisme en de onweerlegbare wetmatigheden, die altijd maar werden ontkend, en die hij ten koste van zijn eigen gezondheid en van zijn familie lang geleden al wetenschappelijk heeft aangetoond. Het ontkennen en belachelijk maken van de bevindingen/uitvindingen van Marx, houdt theoretisch vanzelf een keer op. Maar wanneer? Dat is altijd de vraag bij dit soort kwesties. Daar kunnen communisten, revolutionairen en vrijheidsstrijders van meepraten.

Nu maar hopen dat het lezen van Marx, Wheen en Piketty in universitaire kringen tot meer begrip leidt van de vraagstukken waar we met de wereldgemeenschap voor staan. Het kapitaal is het probleem niet, maar het kapitalisme Maar er zijn veel misverstanden ontstaan in de loop van de tijd. En communisten zijn veel tegengewerkt. Vooral door de bezittende klasse, die zelf nooit heeft gewerkt en die haar inkomen - op wat voor manier dan ook - in de schoot geworpen heeft gekregen. Sommige ‘misverstanden’ zijn geen misverstanden; andere ‘misverstanden’ wel.

    Diep in hun hart zijn alle mensen communist of socialist. Het is immers een mooi en ‘idealistisch’ ideaal. Gedurende je leven mag je naar behoefte overal gebruik van maken, overal wonen, gaan en staan waar je maar wilt. Je hebt ruwweg ‘recht’ op 1 gedeeld door 7 miljard wereldburgers: 1/7-miljardste deel van het bezit, de grond, het huizenbestand, het kapitaal, het bezit (of vruchtgebruik) van alle productiemiddelen.
Het kapitaal is het probleem dan ook niet, maar het kapitalisme. Kapitaal heb je wel nodig, kapitalisten niet. De bevolking kan haar leiders het best zelf kiezen, ze zal dan leiders kiezen die het algemeen belang het best verdedigen. Aangezien er niemand alleenaandeelhouder is en iedereen tot de werkende klasse behoort, zal de leiding van een socialistisch land opkomen voor de werkende klasse.
    Grootgrondbezitters en grootkapitaalbezitters die (nu nog) slapend rijk worden zullen uit de aard van hun positie de socialistische (lees: communistische) beweging vrezen. Anderen hebben via de socialistische beweging een wereld te winnen, zélfs de bezittende klasse en haar kinderen.
Vooral de ‘misverstanden’ bij de gewone mensen over het communisme baren mij zorgen. Op alle mogelijke en onmogelijke manieren wordt de mensen dagelijks zand in de ogen gestrooid, opdat ze maar niet voor het socialisme of communisme kiezen. Terwijl het socialisme juist onschatbare voordelen voor praktisch iedereen. Links en rechts zijn nog heel wat misverstanden weg te werken. Daarom heb ik dit boek ook geschreven. Eerst wil ik duidelijk maken wat communisten niet zijn, om goed te kunnen zien wat ze wel zijn. Communisten zijn bijvoorbeeld:

    o niet tegen auto’s; o niet tegen snelwegen; o niet tegen spoorlijnen; o niet tegen nieuwe wegen en spoorlijnen; o niet tegen toenemende mobiliteit (of automobiliteit); o niet tegen godsdiensten of kerken; o niet tegen geloven; o niet tegen mannen; o niet tegen de staat; o niet tegen grote bedrijven; o niet tegen geld; o niet tegen het huizenbezit; o op zich niet tegen gewone rijke mensen; o niet tegen investeren; o niet tegen winst; o niet tegen goede rendementen in een bedrijf; o niet tegen de vooruitgang (integendeel!); o niet tegen de technische vooruitgang; o niet tegen investeren in infrastructuur; o niet tegen de Betuwelijn; o niet tegen een goederenoverslag annex rangeerterrein; o zelfs niet tegen kernenergie (als er maar niet op veiligheid wordt bezuinigd); o niet tegen de grote Rotterdamse zeehaven; o ook niet tegen een grote Amsterdamse luchthaven (Schiphol); o onder voorwaarden - ook niet tegen de politie; o onder voorwaarden - ook niet tegen een leger; o onder voorwaarden - ook niet tegen militaire bondgenootschappen.

In de afgelopen 70 jaar zijn er alleen maar leugens over de communisten verteld. Het zal u ook wel duizelen. Geloof dit soort verhalen toch niet. Luister eens gewoon naar communisten; of kom met ons praten over hoe een rechtvaardige maatschappij in elkaar hoort te zitten.

Overproductie door koopkrachttekort

Een communist accepteert niet dat mensen bij reorganisaties zomaar afgedankt worden, zomaar op straat gezet worden. En hij accepteert niet dat dit beter zou zijn voor ‘de aandelen’, voor ‘de economie’ of voor ‘het algemeen belang’. En dat wordt wel dag in dag uit openlijk gezegd in de media, als de aandelenkoersen stijgen.

    Communisten vinden dat arbeidende mensen niet beroofd mogen worden van hun bestaanszekerheid. Mensen die met hard werken hun brood moeten verdienen moeten in staat worden gesteld een menswaardig inkomen te verdienen. Het mag niet zo zijn dat hoe harder je werkt hoe groter de kans is dat je door algehele overproductie op straat komt te staan. Werken is een maatschappelijke activiteit.
Communisten vinden dat er een ander sturingsmechanisme voor de economie moet komen. Iedere Nederlander moet er met zijn inkomen en zijn bestaan op vooruitgaan. Vrijwilligerswerk kan geen regel zijn, arbeid moet lonen. Zo niet, dan storten de economieën van westerse landen steeds meer in elkaar. De lonen bewegen zich sneller en sneller naar beneden en de schulden zullen nog meer de pan uit rijzen. De economische crisis keren, kan alleen maar door de sturingsmechanismen in de huidige maatschappij te veranderen. Niet de rente van de Nederlandsche Bank, de staatsschuld van ons land of de hoge stand van een aandeel mag bepalen of de lonen geminimaliseerd worden, het moet omgekeerd zijn. Communisten zullen op alle mogelijke manieren, en dus ook in gemeenteraden, vakbonden en de Tweede Kamer, strijden voor een andere politiek en een andere economie. Die andere politiek is: produceren voor het nut, voor het algemeen belang en niet voor ‘de winst’ in het bijzonder. Communisten willen de maatschappij niet vernietigen, ze willen de winsten op een andere manier verdelen, dat wil zeggen met een ander regelmechanisme. Communisten zijn ervan overtuigd dat we er dan met zijn allen op vooruitgaan. Het huidige regelsysteem van de economie is te vergelijken met een auto waarvan de achterste wielen op het stuur zijn aangesloten. Alle onderdelen van deze auto zijn gelijk aan die van een gewone auto, maar als je linksaf wilt afslaan moet je het stuur naar rechts bewegen, en omgekeerd. Je zult dus andersom moeten sturen dan nu, dat is even wennen maar het is net als bij een zeilboot. Als je eenmaal gewend bent, wil je niet anders meer: geen crisissen, geen werkloosheid, geen oorlogen.

Eerst de mens, niet de winst

In het kapitalisme worden mensen ontslagen zonder dat er gezorgd wordt voor vervangend werk of voor een vervangend inkomen. Het ‘kapitaal’ gooit als het ware het meest essentiële en productieve onderdeel weg: de arbeider. Door het andere sturingsmechanisme van het socialisme ontstaat er een andere dynamische situatie: de economie is ‘omgepoold’ terwijl de onderdelen gelijk zijn gebleven [1]. Regeltechnisch is het een totaal andere situatie: het kapitaal hoopt zich niet meer op (accumuleert niet meer) in de kluizen van een handjevol privépersonen (waar het steeds maar weer renteloos en niet-geïnvesteerd blijft liggen omdat er steeds crisissen door ontstaan), maar brengt echte maatschappelijke rijkdom voort, rijkdom waar wat mee gedaan wordt.

‘Socialisme 2.0’ kenmerkt zich door een andere benaderingswijze van ondernemen en marktmechanismen dan ‘socialisme 1.0’ [2].

Als communisten het voor het zeggen krijgen zal het zo worden als hiervoor beschreven. Het kapitaal komt op de tweede plaats. Het kapitaal wordt dan een middel en geen doel meer. De werkende bevolking bepaalt; en niet de banken en/of het ‘internationale financieringskapitaal’ (zoals dat heet). Overproductie kan niet (meer) ontstaan. Planeconomen en de democratische organen van de socialistische staat bepalen voortaan waarin geïnvesteerd wordt. Niet langer zal één of andere klerk op één of andere willekeurige bank bepalen wie of welk bedrijf geld kan krijgen om te investeren, en wie of welk bedrijf niet. Ook zal die persoon of bank zelf niet meer van jouw (spaar)geld profiteren [3] De economie van nu wordt gestuurd door winstcijfers [4] Het ‘product’ dat geproduceerd wordt en de winst bewerkstelligt, doet er in het geheel niet toe. Desnoods is het een volkomen onnuttig product, als het maar winst oplevert. Naar nuttige producten kijkt men niet in het kapitalistisch geregelde systeem. Dat verandert als het aan communisten ligt. Even kort door de bocht: alles wat de kapitalisten (nu) krijgen in het kapitalisme, krijgt de bevolking (dan) in het socialisme. Ik wil me met dit boek positioneren in het publieke debat over China, Cuba en socialisme. Dit boek is tot stand gekomen door jarenlange observaties. Ondernemers en marktmechanismen zijn niet het probleem. Het kapitalisme is het probleem [5,6]

Enschede, 7 november 2017

Noten

1. In een kapitalistisch systeem heeft de werkende klasse elk jaar hooguit wat rente over zijn spaargeld.
2. Jan Marijnissen heeft met de Socialistische Partij in het publieke domein systematisch het woord kapitalisme en hoe slecht het kapitalisme is, vervangen door het woord marktmechanismen en hoe slecht die zijn. Hij vergat er steeds bij te zeggen dat dat in het kapitalisme inderdaad dramatisch waar kan zijn. Het kiezen van de verkeerde woorden is dus slecht en leidt de discussie af van het echte probleem.
3. Elke klerk op een bank kan in het kapitalistische systeem bepalen wie geld van ‘hem’ kan lenen en wie niet. Het geld is echter niet van hem of van de bank. Het is altijd geld, spaargeld, van iemand anders. Er is dus geen enkel zicht op wat bankiers met ons spaargeld doen.
4. In een socialistisch land zijn er voor pensioenen geen kapitaal-gebaseerde-systemen (bij ons bijvoorbeeld ABP en PGGM). Pensioenen worden in een socialistisch land (gewoon) betaald uit de algemene middelen, de overheid staat garant. Het pensioen in een socialistisch land is feitelijk een door de geproduceerde meerwaarde van dat moment gedekt omslagsysteem.
5. Zie voor een beter begrip van een economische crisis en waarom het bezit van de productiemiddelen in handen van enkele personen funest is voor de bevolking, de bijlage ‘De parabel van de watertank’.
6. Zie voor het begrip meerwaarde de bijlage ‘De economische leer van Marx’.

Socialisme 2.0 ------------------- www.BoekenGilde.nl, 2018

Inleiding