Klassen en klassenverdeling

Door Rik Min

(oude versie)

De twee belangrijkste klassen

Het kapitalisme ontleent zijn kracht aan de grove, maar meestal stille uitbuiting van de werkende mensen. De meerwaarde accumuleert op grote hopen. De kapitalistenklasse wordt slapend rijk. Niemand anders ter wereld kan zich veroorloven te slapen. Men dient te werken voor de kost. Ook de uitkeringsgerechtigden, de kinderen en zelfs de bijstandsmoeders ontkomen niet aan deze wetmatigheid. Eerste zullen we even wat verhelderende afbeeldingen de revu laten passeren.

Marx deelde de bevolking in twee tegenover elkaar staande groepen in: de 'bourgeoisie' en het 'proletariaat'. De ene klasse bezit de productiemiddelen, de grond en/of de grondstoffen in een land. Leden van de niet-bezittende klasse kunnen alleen maar leven en overleven door hun arbeid te verkopen aan leden van de bezittende klasse. De bezittende klasse is echter afhankelijk van de koopkracht van de bevolking. De bezitsloze klasse is afhankelijk van werk dat de bezittende klasse voor hen heeft. Elke keer is het weer afwachten of de bezittende klasse überhaupt werk heeft. Zo niet dan heeft een bezitsloze geen werk en dus geen inkomen. Beide groepen zijn derhalve volledig tegengesteld in hun belangen. (Zie figuur 1.)


Figuur 1. De klassieke indeling van Marx [logaritmische schaal van 1 tot 6.000.000 mensen]. Er zijn twee klassen: de 'bezittende' klasse en de klasse van mensen die voor hun brood hun leven lang zullen moeten blijven werken. Hier steeds aangegeven door plusjes (+++) en minnetjes (---).

Figuur 1 geeft de klassieke indeling van Marx weer. Twee tegenover elkaar staande groepen: de bezitters van 'het kapitaal' (de 'bezittende klasse') en de 'niet-bezitters' (de 'loonafhankelijken'). Deze twee groepen hebben totaal verschillende belangen. De plusjes (+++) geven aan dat er rijkdom wordt geproduceerd. De minnetjes (---) geven aan dat de bezittende klasse die rijkdom tot zich neemt. Je kunt de bevolking al sinds het bestaan van de wereld in twee tegenover elkaar staande groepen indelen. De bezitters en de niet-bezitters. Al ver voor het kapitalistische systeem was grond het enige kapitaal. Zij die de grond verbouwden stonden voortdurend in strijd met de bezitters van grond. De grondbezitters pikten toen ook al de meerwaarde af van degene die voor hun inkomen de grond moesten pachten. De twee groepen waren dan ook volledig tegengesteld in hun belangen. Dat systeem heette het 'feodale systeem'.

Feodalisme

In het feodale systeem ontstond in de eindfase het 'grootgrondbezit', zoals in het huidige kapitalistische systeem het 'groot-kapitaal' ontstaan is. (Zie figuur 2.)


Figuur 2. Het feodale systeem [logaritmische schaal]. Er zijn twee klassen: de groot-grondbezitters en de klasse van mensen die voor een (schamel) inkomen hun leven lang de grond zullen moeten blijven bewerken. Aangegeven door plusjes (+++) en minnetjes (---).

Figuur 2 toont het feodale systeem. Dat was ook een systeem van twee tegenover elkaar staande groepen. Twee groepen met totaal verschillende belangen. Aangegeven door plusjes (+++) en minnetjes (---). Je kunt de bevolking daar ook verdelen in (groot-)grondbezitters versus degene die voor hun inkomen grond moeten pachten van de (groot-)grondbezitters. Deze twee groepen zijn ook volledig tegengesteld in hun belangen.

Binnen het feodalisme bestonden (bestaan) de zelfde soorten verhoudingen als binnen het kapitalisme. Er waren (zijn) in de loop van duizenden mensen die door allerlei oorzaken eigenaar waren geworden van grond en verpachte die grond aan mensen die landarbeiders in dienst hadden of zelf op het land werkten. In het kapitalisme zijn bepaalden lieden eigenaar geworden van kapitaal en lenen dit kapitaal uit aan mensen die arbeiders in dienst hebben of zelf in hun eigen bedrijfje werken. De overeenkomst tussen kapitaalbezitter en grondbezitter is duidelijk. Beiden hoeven in principe niet zelf te werken om hun brood te verdienen. Door het slim aan te pakken kunnen beiden of te wel hun grondgebied of te wel hun kapitaal uitbreiden. Dit noemen we accumulatie. Accumulatie is: het om allerlei toevallige en minder toevallige reden aangroeien van bezittingen (grond of kapitaal) in handen van steeds minder en minder personen ('grondrente'). Iedereen die wel eens het monopoliespel gespeeld heeft weet dat er uiteindelijk toch altijd een persoon alle bezittingen in handen krijgt. De kleine zelfstandigen en de arbeider van nu zijn te vergelijken met de pachters en de landarbeiders in het feodale tijdperk. De zelfstandigen van nu, zoals de boeren, de middenstanders en de freelancer gebruiken kapitaal, maar zijn feitelijk niet de echte kapitalisten. Hoewel ze kapitaal gebruiken zijn ze niet echt de bezitters van het kapitaal. Bij pachters komt dat ook voor. Bij boeren en tuinders - die tot hun nek in de schulden zitten - ook. Pachters bezitten niet echt het land maar buiten wel weer de echte werkers op het land uit. Zij doen dat in een soort cascade van uitbuiting. De pachters van grond waren - en zijn in sommige streken der aarde nog - geen feodale heersers. Integendeel. Zoals de feodale grootgrondbezitters of feodale heersers van miljoenen hectaren land hun pachters uitbuitte buiten kapitalisten of parttime-kapitalisten en/of het internationale financieringskapitaal de boeren, tuinders, midden en klein bedrijf, middenstanders en freelancers uit. Deze groepen hebben mensen in dienst. Hier kortheidshalve arbeiders genoemd. Er ontstaat in het kapitalisme ook een cascade aan uitbuiting. De kapitalist buit de directeur van een bedrijf uit of de boer en/of de tuinder. Deze op zijn of hun beurt buiten de arbeiders uit. Zoals vroeger een pachter grondrente schuldig was aan de grondbezitter, zo is momenteel de directie van een bedrijf verplicht de winst af te staan aan de aandeelhouders.

De eigenlijke werkers worden dus via een soort cascade uitgebuit. Natuurlijk werkt een directeur of een manager ook, net zo goed als een pachter meehelpt op zijn gepachte grond. Maar zij zijn een middenklasse. Soms staan ze achter de werkenden, maar als het erop aan komt staan ze de winst of de meerwaarde af aan de bezitter van resp. de grond of resp. het kapitaal. De bezittende klasse werkt dus niet. De werkende klasse doet het werk. Een eenpersoons boerenbedrijf buit zijn vrouw en kinderen die op het bedrijf werken uit, maar dus ook zich zelf. Een middenstander buit zijn vrouw en kinderen uit, maar ook zich zelf. Hij moet over het geleende kapitaal elk jaar 8, 10 of 15 procent rente betalen. Er zijn maar heel weinig middenstanders die een eigen zaak hebben, zoals er maar heel weinig boeren waren in de feodale tijd die een eigen plekje grond hadden. Maar ze zijn en waren er wel. Communisten moeten de overeenkomst tussen de uitbuiting via kapitaal en de uitbuiting via grond goed kennen. Communisten moeten ook de mechanismes zien in de tussenlaag en kunnen inzien dat er uitzonderlijke gevallen zijn van mensen die zich aan het systeem onttrekken en min of meer zelfstandig door het leven gaan.

De bourgeoisie

De bezittende klasse is in Nederland een kleine groep. Marx noemt deze klasse de 'bourgeoisie'. Deze klasse is zo klein dat er mensen zijn die zeggen dat er in Nederland geen personen meer zijn die daartoe behoren. Er zijn volgens die theorie wel (hele) rijken mensen, maar dat zijn feitelijk 'renteniers', die hun productiemiddelen verkocht hebben aan buitenlandse bezitters. Desondanks behoort deze groep renteniers tot de bezittende klasse. Zij werkt namelijk niet voor haar inkomen. 'Het kapitaal werkt voor hen'. De lokale bourgeoisie van Nederland bestaat in die theorie niet meer. Een rijke middenklasse wel. De rijken van Nederland zijn vanwege hun belang en in hun gedrag voor de volle 100 procent verbonden met het kapitalistische systeem en vooral met het kapitalistische systeem van de VS. Zij zal daarom als klasse het 'beleid' van het systeem (het kapitalisme) kost wat het kost verdedigen. Dat is ook te merken aan de Nederlandse politiek, die klakkeloos die van de Verenigde Staten volgt. Duitsland en Frankrijk hebben vaak nog wel een onafhankelijke koers van de VS, dat zou dan duiden dat in die landen nog een lokale bourgeoisie aanwezig is. In Nederland bestaat er nog zo iets als de "200 van Mertens". Maar ook dat is een schimmige zaak. Zij zijn weliswaar zeer invloedrijk maar nog geen "kapitalisten" en dus ook geen bourgeoisie. Die zogenaamde 200 zijn feitelijk slechts handlangers. Laten wij voorlopig maar uitgaan van de theorie dat er in wezen geen bourgeoisie meer is in Nederland, maar wel dat er een geraffineerd systeem van het regelen van bezit, in de zin van het bezit van productiemiddelen, incl. de grond, moet zijn, maar zonder "persoonsgebonden kapitalisten".

Het proletariaat

Het proletariaat, als begrip, is absoluut niet voor meerdere uitleggen vatbaar en is door Marx gedefinieerd als: 'iedereen die niet tot de bourgeoisie behoort' of 'iedereen die in loondienst is of van iemand afhankelijk is'. Toch is er over dit begrip overal binnen links verschil van mening. Tot het proletariaat behoort feitelijk bijna iedereen in Nederland. Op wereldschaal ook. Hoewel de middenklasse en de middengroepen de zwakke schakel zijn. (Zie en lees elders daarover op deze site.) Er zijn ontelbare mensen die theoretisch tot het proletariaat behoren, maar zichzelf daartoe niet rekenen en ook door anderen daartoe niet wordt gerekend: directeuren, middenstanders, boeren, leden van de middengroepen, middenklasse, etc. In Nederland waren er in 1996 150.000 miljonairs. Mijn ideeën (zoals te zien in bovenstaande figuren) houden hier rekening mee. Tegelijkertijd is er aan de onderkant van de loonafhankelijke klasse een verpauperde onderlaag. Beide uitersten worden als groep steeds groter en blijken zich beiden niet van de positie bewust te zijn. Men heeft alom in Nederland een groot vals klassenbewustzijn. Dit wordt door de media, de scholen en de kerken instand gehouden. De koude oorlog heeft dat er uitgeramd, net als 'het geloof' in het socialisme als alternatief. De een heeft een vals klassenbewustzijn door zijn witte boorden-werk, en de andere omdat hij niet in loondienst werkt en geen looneisen kan stellen, maar vooral omdat hij niet direct met "uitbuiting" en het "inpikken van zijn meerwaarde" te maken heeft. Hij/zij is een (meestal) kleine scharrelaar geworden, een soort kleine zelfstandige, met hele kleine handel, ruilhandel. Ook het zwarte circuit en de drugshandel-figuren hebben geen idee hoe het anders zou kunnen. Al deze groepen mensen bereikt men niet; nog met geen duizend argumenten. Omdat zij het referentiekader gewoon niet hebben. Zij worden wel uitgebuit door "het systeem", maar rekenen daar de politiek, de regering en de uitkeringskassen ook bij en begrijpen niet dat zij een stapje verder moeten met hun analyse, namelijk om uit te komen bij het kapitalisme.

De middenklasse

Het kapitalistische systeem heeft in de westerse democratieën een zeer grote groep van de bezitloze klasse bewust laten delen in de weldaden van het kapitalistische systeem. We noemen haar de middenklasse. Men heeft hierdoor in elk land een zwijgende meerderheid. In een democratie is een middenklasse (met een vals klassebewustzijn) erg handig. Men hoeft dan slechts de helft van de bevolking, van de kiezers, plus &eacuse;&eacuse;n, tevreden te houden. En dat is makkelijk. Immers de bezittende klasse weet dat de middenklasse overwegend zal kiezen voor de koers van haar ene aandeel of de hoogte van de hypotheekrente op haar ene kleine huisje. Hoe klein haar aandeel of belang daar ook in is; het is een dominante kwestie. (Zie figuur 3.) De politiek van de bezittende klasse is zodanig dat ze precies in de gaate houdt hoe de middenklasse er voor staat en als er maar een tikkeltje de verkeerde kant op dreigt te gaan geeft men haar wat extra loonsverhoging (t.o.v. de arbeidersklasse) of wat meer faciliteiten.


Figuur 3. Het kapitalistische systeem creëert een grote middengroep [logaritmische schaal]. Er zijn nu drie te onderscheiden hoofdklassen: de bovengenoemde twee en een geprivilegieerde middenklasse. Die middengroep heeft twee compleet verschillende belangen; die in 'het hoofd en het hart' van een enkel individu uit die klasse, conflicteren. Maar het blijven plusjes (+++) en minnetjes (---).

Figuur 3 laat het kapitalisme zien zoals het zich nu voordoet. Het kapitalistische systeem creëert een grote middengroep. Deze grote groepen die meedelen in de winst en profiteren van het kapitalisme noemen wij de middenklasse. Het voordeel voor het kapitalisme is dat men hierdoor automatisch in elk land een zwijgende meerderheid heeft die het kapitalistische systeem steunt. (In een democratie ligt dat voor de hand: de helft plus een.)
De sociaal-democraten (zoals de PvdA en GL in Nederland en inmiddels kan de SP er ook wel toegerekend worden) ontkennen systematisch dat er een kapitalistenklasse versus een niet-bezittende klasse is. En dat dat het probleem is. Dat daar alle spanningen uit ontstaan. Zij vinden dat de mensen met een beter inkomen solidair moeten zijn met die met een minder inkomen. Communisten zien dit geheel anders. Communisten vinden solidariteit tussen werkenden onderling en de armen solidariteit. Communisten vinden solidariteit pas solidariteit als de bezittende klasse hun bezit deelt met het proletariaat. Communisten vinden de ontkenning van het bestaan van de echte bezittende klasse (die echt slapende, d.w.z. zonder te hoeven werken, hun inkomen 'verdienen') het aller ergste. Communisten eisen de winst - of zo men wilt - de 'meerwaarde' op. Communisten eisen in feite niet zozeer het bezit van iets op, maar de winst en/of de meerwaarde. Die mag niet naar de bezittende klasse vloeien. Deze winst en/of meerwaarde moet verdeeld worden over de werkende klasse en/of geheel of gedeeltelijk in de maatschappij terugvloeien; terug worden geploegd: naar de gezondheidszorg; naar het onderwijs; en naar de sociale woningbouw. (Zie figuur 4.)


Figuur 4. Het karakter van de middengroepen [logaritmische schaal] (Hun belangen zijn schematisch tussen 1% en 99% aangegeven en zwart gekleurd). Maar het blijven plusjes (+++) en minnetjes (---). De geprivilegieerde middengroep is objectief bijna niet meer in staat solidariteit met de gewone loonafhankelijke klasse op te brengen.

Figuur 4 laat het karakter van de middengroepen zien. De sociaal-democraten (zoals o.a. de PvdA in Nederland) ontkennen systematisch dat er een kapitalistenklasse is. Zij vinden dat de mensen met een beter inkomen solidair moeten zijn met die met een minder inkomen. Communisten vinden dit een ontkenning van het bestaan van de echte bezittende klasse (die echt slapende d.w.z. zonder te hoeven werken rijk wordt.)


Figuur 5. Een (groot) deel van de bevolking in de voornamelijk rijke wereld is 'parttime-kapitalist' en tegelijkertijd 'parttime loonafhankelijk' [logaritmische schaal] (zwart). Het arbeidsloos inkomen dat zij 'genieten' wordt praktisch niet teruggeploegd in de samenleving.

Figuur 5 laat de begrippen 'parttime-kapitalist' en 'parttime loonafhankelijk' zien. Communisten zeggen altijd halen waar je het moet halen bij de bezitttende klasse. Deels ook - maar niet vooral - in de parttime-kapitalistenklasse. De figuren 4 en 5 spreken voor zich. De middengroepen laten in het kapitalisme hun privileges - hogere lonen, zwijggeld, premies, bonussen, subsidies, goedkope leningen, leiding mogen geven, zelfstandigheid, e.d. niet zo maar meer los. Het spanningsveld van de uitbuiting is nu welhaast groter geworden dan vroeger.

Parttime kapitalisten; parttime loonafhankelijken

Er zijn wereldwijd honderden echte kapitalisten, duizenden kapitalisten-groepen en honderdduizend zeer vermogende mensen die leven van hun vermogen. Ik wil hierbij het begrip procenten kapitalist en procenten loonafhankelijk - en alles wat daar tussen in zit - introduceren. Daarmee kun je in het tussengebied van de 'parttime kapitalisten' en de 'parttime loonafhankelijken' definiëren in hoeverre iemand een kapitalist is. Iedereen heeft wel ergens spaargeld op een bank staan. De som van al het spaargeld in Nederland en/of de wereld is het nationale of internationale financieringskapitaal. Het maakt je in meer of mindere mate betrokken bij het kapitalistisch systeem. Tegelijkertijd geeft het hele volksstammen een verkeerd klassengevoel.

Op zijn minst gaat iemand op zijn dertigste of vijftigste twijfelen en soms op een verkeerde politieke partij stemmen of aan een verkeerde politieke partij, lobby-groep of aktiegroep geld doneren. Uiteindelijk maakt dit alles toch ten slotte de bipolaire wereld. De som der maatschappelijke krachten bepaalt alles.


Figuur 6. Het proletariaat en haar subklassen [logaritmische schaal]. Elk individu ter wereld is voor een klein of groot deel (tussen 50% en 100%) overwegend 'kapitalist' of voor een groot of klein deel (tussen 100% en 50%) overwegend 'proletarier'. De meeste mensen ter wereld 'hebben' niets: zeg maar 5.5 miljard mensen. (In Nederland is de middenklasse die wel wat macro-economische bezittingen 'heeft' pakweg - theoretisch - best wel 7 miljoen mensen groot.)

Figuur 6 laat zien dat het proletariaat een groot aantal subklassen kent. De kapitalisten, de kerken en de media buiten dit gegeven (en de bijbehorende belangentegenstelling) uit om (psychologische) verdeeldheid te zaaien. Natuurlijk is iemand die veel verdient (in de regel van het hier boven gestelde) geen kapitalist. Daarom introduceren we de term: parttime kapitalist. Die term maakt het mogelijk om toch de klassentegenstellingen van het systeem der uitbuiting (het kapitalisme) te blijven zien. Iemand is 'parttime kapitalist' als hij werkt voor zijn brood maar (relatief) 'rijk' is en tevens een inkomen uit rente of aandelen heeft waardoor hij (door niets te doen) deels ook slapend rijk wordt (en extra inkomen geniet). Immers hij laat andere mensen 'voor zich werken' en 'pakt hen de meerwaarde af'. Dat is 'uitbuiting' en dat is kapitalisme.

Ik denk dat we er net als in de wiskunde niet aan ontkomen om een integraal te berekenen over de populatie mensen die proletariër zijn en de integraal over populatie 'kapitalist' en dus ook over de ontelbaar grote populatie van 'parttime kapitalisten'. Dan hebben we pas een goede zuivere maat om iets te zeggen over het zuivere spel de maatschappelijke krachten. De belangenstrijd, de klassenstrijd is namelijk natuurlijk wel degelijk de motor van - en in - deze maatschappij.


Figuur 7. Veel mensen in Nederland hebben een inkomen uit bezit. Det spanningsveld loopt dus dwars door de gezinnen, de leden van de middenklasse heen. Het krachtenveld is hier ook weer aangegeven door plusjes (+++) en minnetjes (---). Elk persoon uit die klasse heeft een dubbelzinnig klassenbewustzijn.

Figuur 7 laat een andere verdeling zien. Het is een verdeling op de veronderstelling dat vele mensen in Nederland een inkomen 'uit kapitaal' ('uit bezit') hebben. De upper-klasse en de lower-klasse. Dat loopt van hoog tot laag door de hele maatschappij heen. Zie de getekende scheidingslijn. Dat iemand uit de onderklasse zit kan bijvoorbeeld komen doordat hij in leven blijft door een inkomen uit een eigen huis, een huis zonder hypotheek, en toch aan lager wal geraakt. Dat is het bovenste gearceerde deel. Het onderste deel zijn mensen die 100 % afhankelijk zijn van een inkomen uit werk of een werkloosheidsuitkering of AOW hebben.

Het is echter zo dat mensen in sommige situatie op sommige momenten in sommige jaren van hun leven een iets ander belang hebben en hun zuivere eigenbelang - in de goede zin van het woord - niet zien. Communisten moeten dat onderkennen en daar op in spelen. Anders kun je nooit grote groepen mensen aan je binden.


Figuur 8. De bezittende klasse, de middenklasse en de lower-working-class [logaritmische schaal]. Det spanningsveld loopt dus dwars door de gezinnen, de leden van de middenklasse heen. Het krachtenveld is hier ook weer aangegeven door plusjes (+++) en minnetjes (---). Elk persoon uit die klasse heeft een dubbelzinnig klassenbewustzijn.

Figuur 8 laat zien dat weer een iets andere voorstelling van zaken zien. De bezittende klasse, de middenklasse en de lower-working-class. Det spanningsveld loopt dus dwars door de gezinnen, de leden van de middenklasse heen. Elk persoon uit die klasse heeft een dubbelzinnig klassenbewustzijn.

In de tabel ziet u de Nederlandse bevolking verdeelt in drie groepen: alleen inkomen uit bezit, alleen inkomen uit arbeid en inkomen uit een combinatie van deze twee. Deze verdeling is gebaseerd op de verdeling in figuur 7. Er zijn in Nederland, maar ook in Duitsland en de Verenigde Staten weinig of geen personen meer die nooit van hun leven gewerkt hebben en wiens inkomen gegarandeerd wordt door bezittingen. Er zijn wel ontelbare personen die gedurende een periode van hun leven gewerkt hebben en daarna kunnen leven van bezittingen en beleggingen. Die groep varieert van topsporters, yuppies, speculanten, etc. tot bejaarden en renteniers die grotendeels al dan niet weelderig van een (aanvullend) pensioen leven.
Dat betekent dus wel dat bijna iedereen in Nederland nog steeds tot het proletariaat gerekend moet worden althans een zeker deel van zijn leven. Dit lijkt - voor ons - een haast onmogelijk uit te leggen zaak. De meeste mensen zien door de verschillende bomen de verschillende bossen niet meer. De bezittende klasse werkt meestal en de arbeidersklasse werkt soms in het geheel niet. Grote groepen lijken niet meer te behoren tot het proletariaat maar zijn het wel degelijk. Soms behoren bepaalde groepen tot zowel de werkende als tot de bezittende klasse. Is er soms sprake van parttime bourgeoisie en parttime proletariaat? (Mijn voorstel.) In ieder geval is er een complete vervlechting tussen beide groepen. Een reden te meer om in ieder geval het proletariaat in een tabel per groep uit te splitsen en nader te bezien. (Zie tabel 1.)

Het gevolg van deze multi-interpretabele begrippen is, dat de discussie binnen de communistische beweging gaat over wie behoort tot de arbeidersklasse, waar behoren de zelfstandigen toe, etc., en feitelijk gelooft niemand meer in de theorieën van Marx en Engels over bourgeoisie en proletariaat, omdat men er niet uit komt. Maar de theorieën zijn nog wel dergelijk geldig. Dat alles heeft in de communistische beweging in het verleden, en ook op scholingen, al tot veel onnodige problemen en discussies geleid. Een computersoftware deskundige die parttime werkt bij een groot software bureau en daarnaast een eigen bedrijfje runt, rekent zich niet tot de arbeidersklasse en voelt zich geen onderdeel van het proletariaat. Hij is dan ook volstrekt niet aanspreekbaar op onze argumenten voor een socialistische maatschappij.

Zo zijn er naast de bovengenoemde computersoftware specialist meer mensen die zich volstrekt niet laten inspireren door ons marxistische-leninistisch erfgoed: de onderklasse. Toch werken de wetten van Marx en Engels meedogenloos. Alleen er dient wel het nodig water door de Rijn te stromen eer iedereen binnen de linkse beweging weer enigszins op een lijn komt.

De verdeling in de tabel en zoals gevisualiseerd in figuur 7, op 'inkomen uit bezit', 'inkomen uit arbeid' of een combinatie daarvan, is vandaag de dag iets makkelijker uit te leggen dan de verdeling op basis van het begrip bezittende klasse (bourgeoisie) of werkende klasse (proletariaat) alleen.

Enschede, 6 juni 1998; update: 2001, 2004, 2009, 2010 en 2011.