Wat is de waarde van kunst?

Een moderne paradox

Door Rik Min

Het is bekend dat het socialisme in de Sovjet Unie geen antwoord had op de (werkelijke) waarde van een schilderij, of de (werkelijke) waarde van een stuk antiek; of de (werkelijke) waarde van een mooi huis op een uniek mooi of druk plekje in de grote stad. Men borg in de Sovjet Unie en in China dingen van waarde gewoon op in een museum of men gaf een kapitale villa aan een groot arbeidersgezin. Het kapitalisme, daar en tegen, weet altijd precies de 'werkelijke waarde' van een ding en wel vanwege de marktwaarde die dingen hebben.

De prijs van iets unieks wordt als volgt bepaald: Als er twee personen zijn die hun zinnen werkelijk op iets hebben gezet, iets unieks in de wereld, bijvoorbeeld een Rembrandt, en die twee personen zijn onbeperkt rijk, zoals Bill Gates of konining Beatrix, dan bieden ze op de 'vrije markt' domweg tegen elkaar op; net zolang er een afvalt, die het uiteindelijke bedrag zonde van zijn/haar geld vindt. Daarna heeft de ander dan dat schilderij te pakken; bijvoorbeeld voor 2 of 5 miljoen dollar. Vervolgens bergt - of wel Bill Gates ofwel koning Beatrix - het verworven stuk op in een kluis en niemand krijgt het schilderij meer te zien. Denk maar aan het beroemde doek met de blauwe lelies van Van Gogh. Het ligt nog steeds in een kluis in een bank ergens in Japan.

Het eerste systeem wordt - na het vallen van de muur - tegenwoordig veelal als vreemd gezien; het tweede systeem wordt door grote groepen anderen als belachelijk gezien. Niets is in het kapitalisme meer heilig; alles kan verkocht worden; zelfs de mummie van Nefertete of de piramide van Cheops is op den duur te koop.

Daarom is zowel het ene systeem - het socialsme - onderdeel van oeverloze welles-nietes-discussie zowel als het andere systeem - het kapitalisme - onderdeel van die discussie en spot. Niemand wenst er meer de belachelijkheid van het ene of de belachelijkheid van het ander - in relatie tot elkaar - ter discussie te stellen.

Hoe je het ook wendt of keert: er bestaan twee ultiem tegen over elkaar staande systemen. De markt bepaalt de prijs van een goed of de hoeveelheid arbeid bepaalt de prijs van een goed. Alle tussenliggende systemen om ergens de waarde van te bepalen lijken terug te voeren op een beetje van het een en een beetje van het ander, maar uiteindelijk op een van tweeen.

Enschede, 1999 - 2002?