BASISSCHOLING

HOOFDSTUK 1. INLEIDING OP HET BASISSCHOLINGSMATERIAAL, M.N. OVER DE ROL VAN DE FILOSOFIE

1. FILOSOFIE

Filosofie is de meest algemene, breedste en de oudste van alle wetenschappen. Zij is gelijk aan alle andere wetenschappen in die zin, dat zij de bestudering van de omringende wereld tot onderwerp heeft, maar verschilt van de andere wetenschappen in de wijze van benaderen van die studie: zowel wat betreft het onderzoeksgebied als de methode van onderzoek.

Elke bijzondere wetenschap bestudeert een concreet deel of gebied van de omringende wereld in zijn samenhang en relaties van die wereld. Zo bestudeert de biologie het leven en zijn wetten, de bijzonderheden van de planten en de dierenwereld. De economische wetenschappen behandelen de ontwikkeling van de produktiekrachten en de produktieverhoudingen, de manier van produceren en de distributie. Pedagogie is de wetenschap van opvoeding en vorming, enz.
Het belangrijkste kenmerk van de filosofie daarentegen is, dat zij probeert de wereld als één geheel te verklaren in haar wezen en haar zijn.

Ieder individu heeft zijn eigen visie op de omringende wereld, die vaak uit brokstukken van tegenstrijdige opvattingen bestaat. Filosofie is niet een optelsom, maar een systeem van meningen, ideeën en denkbeelden over de natuur, de mens en over zijn plaats in de wereld. Dat betekent: filosofie is daarmee ook een wereldbeschouwing.

Een wereldbeschouwing is het geheel van principes, gezichtspunten en overtuigingen waardoor de houding van de mens tegenover de werkelijkheid en zichzelf en de richting van het handelen, van elke individuele mens, maatschappelijke groepering of de maatschappij in zijn geheel, wordt bepaald.

Een wetenschappelijke wereldbeschouwing vormt de kennis van de individu tot een samenhangend en harmonieus systeem en rust hem uit met een wetenschappelijke methode voor het kennen en het praktisch handelen in overeenstemming met de eisen van de maatschappelijke ontwikkeling.

Dialectisch en historisch materialisme

Het dialectisch en historisch materialisme zoals in het basisscholingsmateriaal aan de orde komt vormt het fundament van de wetenschappelijke wereldbeschouwing en van de wetenschappelijke methodologie. Alle principes, stellingen en eisen van het dialectisch en historisch materialisme als wereldbeschouwing hebben een methodologische kant.

De methodologie is een filosofische leer over de methoden van het kennen en het veranderen van de werkelijkheid, het is de toepassing van de principes van een wereldbeschouwing op het kennen, op de creatieve geestelijke activiteit in het algemeen en op het praktisch handelen. Als wij het dialectisch en historisch materialisme uitsplitsen vormt het dialectisch materialisme de algemene ontwikkelingstheorie en het historisch materialisme meer de leer van de algemene ontwikkelingswetmatigheden van de maatschappij (in de sociologische zin). (In hoofdstuk 3 en 4 wordt nader op het "dialectisch materialisme", en in hoofdstuk 4 op de "historisch materialisme" ingegaan.)

Voor progressief ingestelde mensen is het altijd van belang in staat te zijn de gecompliceerde problemen van de economie, het politieke en het geestelijke leven, te ontrafelen, hun eigen standpunt te formuleren en een wetenschappelijke analyse te maken van het hele verloop van de maatschappelijke ontwikkeling. Wetenschappelijke noties dienen niet alleen de fundamentele problemen van de wereldbeschouwing te omvatten, maar ook de dagelijkse menselijke activiteit. Daarom zijn verschillende vormen van bijgeloof, vooronderstellingen en sommige overleefde tradities verre van ongevaarlijk. In bepaalde omstandigheden kunnen ze niet alleen leiden tot passiviteit, gebrek aan vertrouwen in eigen kracht of tot vertrouwen op stom geluk, maar zij kunnen ook vertekende gezichtspunten en voorstellingen teweegbrengen.

Alleen een wereldbeschouwing die gebaseerd is op een grondige kennis van de marxistisch-leninistische theorie kan een mens helpen om zijn gedrag te bepalen in een constant veranderende wereld. De wereldbeschouwing is de kern van het individuele bewustzijn en speelt daarom een beslissende rol in het proces van de persoonlijke ontwikkeling. Het is de wereldbeschouwing, die het geestelijke karakter van ieder mens bepaalt, zijn politiek bewustzijn en zijn maatschappelijke handelen. Het is het prisma, waardoor de omringende werkelijkheid wordt waargenomen en ontleed door de mens. De wereldbeschouwing integreert de geestelijke samenstelling van de individu en voorziet hem van theoretische en methodologische principes voor de benadering van de werkelijkheid, de problemen van de politiek en het geestelijk en dagelijks leven.

De vorming van een wereldbeschouwing heeft een diepgaande invloed op de geestelijke samenstelling van het individu. Daarom, ofschoon het politieke bewustzijn van een individu en zijn maatschappelijke aktiviteit afhangen van zijn maatschappelijke status en de loop van de gebeurtenissen, komen deze alleen dan op een solide basis te rusten als hij de wetenschappelijke wereldbeschouwing leert beheersen. Want slechts die wereldbeschouwing geeft hem de kennis van de uiteindelijke doelen en idealen van de maatschappelijke strijd, van de manieren en methoden van die strijd.

Het belang van een goede filosofie, goede theorieën, dus een marxistisch-leninistische wereldbeschouwing, kan het best onderstreept worden met een paar citaten van Lenin:

2. DE FUNDAMENTELE VRAAG VAN DE FILOSOFIE

Een zorgvuldige beoordeling van de verschillende objecten, processen en verschijnselen in de omringende wereld leert ons, dat ze alle of materieel, of ideëel (geestelijk) zijn. Materieel zijn die, welke objectief bestaan, dat wil zeggen, buiten en onafhankelijk van het menselijk bewustzijn (zoals het Universum, de Aarde, de verschillende biologische, fysische en maatschappelijke verschijnselen, enz.), terwijl die, welke bestaan in het bewustzijn van de mens en verbonden zijn met zijn psychische activiteit (gedachten, gevoelens, emoties, enz.), ideëel of geestelijk zijn.

Er is geen object, proces of verschijnsel in de wereld dat noch materieel, noch ideëel is, d.w.z. wat zich onderscheidt zowel van het materiële als van het ideële. Het materiële en het ideële zijn verschillende werkelijkheden.

De fundamentele vraag van de filosofie heeft twee kanten of aspecten. In de eerste plaats is het de vraag naar het wezenlijk karakter van de wereld, naar wat is primair -materie of bewustzijn- en of het de materie is die het bewustzijn voortbrengt of is het juist andersom.
Ten tweede is dit een vraag of de wereld kenbaar is, of het mogelijk is voor de menselijke geest de wereld te begrijpen en zijn ontwikkelingswetten te ontdekken. (In hoofdstuk 2, paragraaf 1, wordt nader op de fundamentele vraagstuk van de filosofie in gegaan.)

Eeuwen lang hebben denkers geprobeerd de essentie van de natuur en van de wereld te begrijpen, zij formuleerden talloze theorieën en stichtten verschillende scholen, die elkaar altijd fel bestreden. Maar ondanks alle verschillen tussen hen vormen zij in wezen twee grote kampen: het materialistische en het idealistische.

Idealisme

Filosofen die geloven dat het bewustzijn, het geestelijke leven primair is, vormen het idealistische kamp. Volgens hen bestaat het bewustzijn onafhankelijk van de materie, het "schept" de materiële wereld en beheerst die. Over de vraag hoe het bewustzijn de wereld "schept", is men het niet eens, de idealisten verschillen daarover van mening. Subjectieve idealisten geloven, dat de wereld wordt "geschapen" door het bewustzijn van het individu, het subject, terwijl objectieve idealisten geloven, dat de wereld wordt "geschapen" door een objectief bewustzijn, door een geestelijke kracht die buiten de wereld bestaat en ook buiten de mens zelf.

Het materialisme is altijd een wetenschappelijke wereldbeschouwing geweest. Het geeft een correct beeld van de wereld en toont ons de wereld zoals zij werkelijk is en de progressieve klassen in de maatschappij hebben het gebruikt in het belang van de vooruitgang van de mensheid, van de economie en van de wetenschappelijke en culturele ontwikkeling.

Het idealisme is altijd gebruikt door de reactionaire krachten in de maatschappij. En nog steeds dient het de uitbuiters als instrument om de werkende mensen in geestelijke slavernij te houden en als middel om hun eigen heersende positie te rechtvaardigen en te versterken.
(In hoofdstuk 2, paragraaf 1.6, wordt nader op de tegenstelling tussen idealisme en materialisme in gegaan.)
 

3. DIALECTIEK VERSUS METAFYSICA

Naast de fundamentele vraag van de filosofie, zochten wetenschappers ook steeds naar een antwoord op een andere vraag: wat gebeurt er met de wereld? Is zij altijd hetzelfde geweest als vandaag of is zij op de een of andere manier ontstaan en blijven veranderen, zich vernieuwen en ontwikkelen? Alle antwoorden op die vraag die ooit in de geschiedenis zijn gegeven, vallen in twee groepen uiteen: een dialectische en een metafysische groep, en de twee overeenkomstige theorieën c.q. methoden zijn bekend als dialectiek en metafysica.

Geen enkel wetenschappelijk of praktisch probleem kan worden opgelost zonder gebruik te maken van een bepaalde methode. Een methode is hier niet zo maar een pakket manieren en middelen waarin alles past. Het karakter hangt voor een groot deel af van de aard van het voorwerp of verschijnsel dat onderzocht wordt. De dialectiek is een methode binnen de filosofie waarmee de ontwikkelingswetten van de "wereld", "kenbaar" gemaakt kunnen worden.

Dialectiek

De pleitbezorgers van de dialectiek gaan er bij het verklaren van de wereld van uit dat: ten eerste, alle objecten, processen en verschijnselen wederzijds met elkaar in relatie staan, dat zij wederzijds op elkaar inwerken en elkaar wederzijds bepalen; en ten tweede, dat zij in constante beweging en ontwikkeling zijn. Niets in de wereld kan bestaan dan binnen die universele wederzijdse verhouding, in beweging en ontwikkeling. Zij zien de ontwikkeling als het proces en het resultaat van een opeenhoping van kwantitatieve veranderingen en hun omvorming in kwalitatieve veranderingen, als de kwalitatieve omvorming van bepaalde objecten en verschijnselen in andere; als de vernietiging van het verouderde en het zieltogende; en als de oorsprong, opkomst en het sterker worden van het nieuwe. Voor dialectici is de bron van ontwikkeling de innerlijke tegenspraak, de strijd tussen de tegengestelde kanten en tendensen die aan alle objecten en verschijnselen eigen zijn. De dialectiek beweert, dat de oorzaak of bron van ontwikkeling van de natuur en de maatschappij daarin zelf gelegen is en niet van buitenaf wordt geïntroduceerd.

Metafysica

De pleitbezorgers van de metafysica daarentegen, nemen aan: ten eerste, dat de wereld in wezen onveranderlijk is, dat de natuur nooit verandert; en ten tweede, dat de objecten, processen en verschijnselen geen verbinding met elkaar hebben, d.w.z. dat ze geïsoleerd van elkaar bestaan. Zij zien in de verandering en ontwikkeling louter een toename of afname van datgene dat alreeds bestaat. Voor hen ligt de bron van de ontwikkeling of in de externe botsing van verschillende objecten, of in een bovennatuurlijke, goddelijke kracht.

Het dagelijks leven, de wetenschap en de maatschappelijke praktijk bevestigen de waarheid van de dialectiek en de noodzaak haar te gebruiken als wetenschappelijke methode voor het kennen. De marxistisch-leninistische filosofie kenmerkt zich door een materialistische wereldbeschouwing en een dialectische denkwijze. (In hoofdstuk 3, en met name in paragraaf 3, wordt nader op de tegenstelling dialectiek versus metafysica in gegaan.)

4. DE MARXISTISCH-LENINISTISCHE FILOSOFIE

Door de eeuwen heen is het onderwerp van de filosofie als wetenschap steeds aan veranderingen onderhevig geweest. In het begin omvatte het alle kennis van de wereld. De geleidelijke toename van de kennis van de wereld en de verschillende terreinen daarvan, deed de specifieke wetenschappen ontstaan: astronomie, mechanica, fysica, scheikunde, biologie en andere. Tegelijkertijd kwam de filosofie apart te staan van deze wetenschappen, en kreeg een bijzondere functie en plaats in het systeem van de wetenschappelijke kennis. Tot aan het begin van de 19e eeuw werd de filosofie beschouwd als de "wetenschap der wetenschappen" en was zij gerechtigd haar stellingen en conclusies aan de andere wetenschappen te dicteren. Het eeuwenoude dispuut over het onderwerp van de filosofie, haar plaats tussen de andere wetenschappen en haar rol in de maatschappij werd wetenschappelijk beslist door Marx en Engels, die de filosofie van het dialectisch en historisch materialisme creëerden.

De grondleggers van het dialectisch en historisch materialisme gingen er van uit, dat kennis van de omringende wereld het doel is van zowel de filosofie als van de andere bijzondere wetenschappen. Beide, de filosofie en de bijzondere, de speciale wetenschappen, bestuderen **n en dezelfde wereld. Maar er is verschil in het onderwerp van hun onderzoek. Dat onderscheid wordt veroorzaakt door het feit dat er in de wereld zowel universele als specifieke wetten bestaan, welke tegelijkertijd in precies dezelfde verschijnselen en processen werkzaam zijn. De specifieke wetten, welke betrekking hebben op de verschillende gebieden van de natuur en de maatschappij, worden bestudeerd door de bijzondere, de speciale wetenschappen, terwijl de universele wetten het onderwerp zijn van de dialectisch-materialistische filosofie.

De marxistisch-leninistische filosofie is de algemene theoretische basis van de wetenschappelijke wereldbeschouwing, het rust de mensen uit met de kennis van de wetten van de natuur, de maatschappij en het denken, welke kennis nodig is voor de praktisch revolutionaire omvorming van de wereld. Daarom is de marxistisch-leninistische filosofie een wetenschap die, op basis van een materialistisch antwoord op de fundamentele vraag van de filosofie, de meest algemene dialectische ontwikkelingswetten van de materiële wereld naar voren brengt en de wegen tot het kennen en de revolutionaire omvorming van die wereld.

Daarom besteden de marxistisch-leninistische partijen zoveel aandacht aan de ideologische en politieke opvoeding van de werkende mensen en de dialectisch-materialistische training van hun kaders. De ideologische en methodologische training draait om de bestudering van het marxisme-leninisme en zijn theoretische grondslag: het dialectisch en historisch materialisme. Kennis van de wetten die de ontwikkeling van de wereld besturen en van de maatschappelijke ontwikkelingswetten, is een voorwaarde voor succes bij het fundamenteel aanpakken van de problemen die zich voordoen, in het belang van alle werkende mensen. (De gehele hoofdstukken 2, 3, 4, en in zeker zin ook de hoofdstukken 5 en 6, gaan over de marxistisch-leninistische filosofie: de wetenschap van de theorie en de praktijk van het socialisme)
 

5. DE PARTIJDIGE AARD VAN DE FILOSOFIE

Sinds de oudheid hebben er talloze filosofische theorieën bestaan en die bestaan nog steeds. Elk van deze theorieën is in wezen en naar inhoud of materialistisch of idealistisch. Elk van deze filosofische theorieën is verbonden met de belangen van een zekere klasse of maatschappelijke groepering. Daarin ligt hun partijdige en klassenkarakter.

Door middel van filosofische doctrines proberen verschillende klassen en maatschappelijke groeperingen hun status in de maatschappij en hun houding ten opzichte van de omringende werkelijkheid en de processen daarin, in theoretische termen te substantiëren. Als grondslag van de wereldbeschouwing van deze of gene klasse, kneedt de filosofie de mentaliteit, bepaalt het gedrag en stelt de idealen van die klasse.

De strijd tussen de progressieve en de reactionaire klassen en krachten heeft altijd zijn weerslag gevonden in de filosofie middels de strijd tussen materialisme en idealisme en tussen dialectiek en metafysica. Zowel nu als in het verleden blijven materialisme en idealisme de twee fundamenteel tegengestelde en wedijverende partijen in de filosofie.

"De huidige filosofie," schreef Lenin, "is net zo partijdig als die zij 2000 jaar geleden ook was."

De bevestiging van het partijdigheidsprincipe in de filosofie door de grondleggers van het dialectisch en historisch materialisme is **n van de grootste verworvenheden van het hedendaags wetenschappelijk denken, omdat dit principe het mogelijk maakt de plaats en de historische rol van de verschillende filosofische theorieën in het maatschappelijk leven vast te stellen en het weke en reactionaire wezen van het idealisme, het feit dat het de verdediger is van de belangen en behoeften van historisch overleefde klassen en maatschappelijke krachten, aan het licht te brengen.

De hedendaagse burgerlijke filosofie ontkent haar partijdige aard. Om het marxisme-leninisme te weerstreven, brengt zij de stellingen naar voren van een "onpartijdige", "boven de klassen staande" en "niet-geïdeologiseerde" theorie. Haar vertegenwoordigers beweren dat het partijdigheidsprincipe onverenigbaar is met wetenschappelijke objectiviteit.

Door de aanpak van Marx en Engels wordt de filosofie niet alleen maar gezien als een middel om de wereld om ons heen te verklaren, maar tevens een middel om haar te veranderen.

Lenin heeft aangetoond, dat het idee van een onpartijdige benadering in de burgerlijke maatschappij vals en hypocriet is, en dat het bedoeld is om de partijdige benadering van de bourgeoisie te verbergen. Onder die dekmantel van onpartijdigheid wordt hun ideologie verspreid onder de massa's; een ideologie die tot doel heeft de massa's te misleiden en uitbuiting en onderdrukking te versterken en te verduurzamen.

In de marxistisch-leninistische filosofie wordt het partijdigheidsprincipe heel anders gezien. Voor de werkende klasse is het niet nodig om haar posities te camoufleren. Haar doel is het, alle uitbuiting en onderdrukking te elimineren en het socialisme op te bouwen, en dit doel valt samen met de richting van de maatschappelijke ontwikkeling van de mensheid. De succesvolle oplossing van de problemen waarvoor de arbeidersklasse, de boeren en de revolutionaire intelligentsia gesteld staan, hangt af van de mate van hun wetenschappelijke kennis over de werkelijkheid en hun vaardigheid om rekening te houden met haar wetten en die toe te passen. Daarom zijn in de marxistisch-leninistische filosofie, die de theoretische basis is van de ideologie van de arbeidersklasse, de partijdigheid *n het principe van de wetenschappelijke objectiviteit met elkaar in overeenstemming en bepalen ze elkaar.

De noodzaak van de vervanging van het kapitalisme door het socialisme, hetgeen wetenschappelijk is onderbouwd door het marxisme-leninisme, brengt angst en haat te weeg in de klassen van de uitbuiters. Wat betreft de arbeidersklasse, de boeren, de revolutionaire intelligentsia en alle andere delen van de werkende bevolking, voor hen is deze noodzaak een inspiratie tot optimisme en zet hen aan tot de revolutionaire omvorming van de wereld. Daarom is de marxistisch-leninistische filosofie zo diep wetenschappelijk, openlijk partijdig en onverzoenlijk tegenover de burgerlijke ideologie, de religieuze en idealistische wereldbeschouwing en de overblijfselen uit het verleden. (De hoofdstukken 4 en 5 gaan over de strijd van het proletariaat voor een betere maatschappij; de hoofdstukken 8, 9 en 10 gaan over de middelen die zij heeft, haar partij, en haar geschiedenis.)

- 0 - 0 - 0 - 0 - 0 -

VOETNOOT

Dit hoofdstuk is een bewerkte vertaling van een deel van het boek: V. Krapivin, What is Dialectical Materialism? (1985, uitgave 1987)
 

LITERATUUR

V. Krapivin, What is Dialectical Materialism? ABC of social and political knowledge, Progress Publishers, Moscow. (1985, uitgave 1987)

Z. Berbeshkina, L. Yakovleva, D. Zerkin, What is Historical Materialism? ABC of social and political knowledge, Progress Publishers, Moscow. (1985, uitgave 1987)