1.1 Het vraagstuk van de beweging en ontwikkeling
"De grote fundamentele gedachte, dat de wereld niet als een complex van geheel voltooide dingen moet worden opgevat, maar als een complex van processen, waarin de schijnbaar stabiele dingen niet minder dan hun gedachte-afbeeldingen in onze hersenen, de ideeen, aan een ononderbroken verandering van worden en vergaan zijn onderworpen, waarin zich bij alle schijnbare toevalligheid en ondanks alle tijdelijke achteruitgang tenslotte een voorwaartse ontwikkeling doorzet, - deze grote fundamentele gedachte is, met name sinds Hegel, zo zeer deel geworden van het gewone denken, dat zij in deze algemeenheid wel nauwelijks nog tegenspraak ondervindt. Maar deze in woorden te erkennen en in werkelijkheid tot in details op ieder te onderzoeken gebied toe te passen, zijn twee verschillende dingen." 1)
Deze uitspraak van Friedrich Engels, die ook door Lenin geciteerd wordt,
sluit aan bij de scholing over het filosofisch materialisme, waarin we
gezien hebben dat er geen materie kan bestaan zonder beweging, dat beweging
de bestaanswijze van de materie is. Alles is dus voortdurend in beweging,
dat wil zeggen in verandering. Engels voegt hier nog iets aan toe, namelijk
dat het niet gaat om verandering zonder meer, maar om ontwikkeling, dat
wil zeggen beweging in een opgaande lijn, verandering van een lager naar
een hoger niveau.
Communisten willen de maatschappij veranderen. Zij willen de overgang
van de kapitalistische maatschappijvorm naar een hogere maatschappijvorm,
een klassenloze maatschappij zonder uitbuiting en onderdrukking, bewerkstelligen.
Voor communisten is het dus van belang een antwoord te vinden op de vraag
hoe verandering en hoe ontwikkeling tot stand komt. Hebben onze tegenstanders
gelijk, die stellen dat het kapitalisme eeuwig zal blijven bestaan? Hebben
sociaal-democraten en andere reformisten gelijk, die stellen dat de maatschappij
langs geleidelijke weg, stapje voor stapje, zonder omwentelingen, veranderd
kan worden? Op welke theorie over ontwikkeling is ons revolutionair toekomstperspectief
gebaseerd? Beantwoording van deze vraag vereist een nauwkeurig onderzoek
naar de concrete maatschappelijke ontwikkeling. Daarop zal in volgende
onderdelen van de scholing worden ingegaan. Aan een dergelijk onderzoek
moet echter een gefundeerde algemene theorie over verandering en ontwikkeling
ten grondslag liggen. Dat is het onderwerp van dit scholingsmateriaal.
Ontkenning van beweging en ontwikkeling
Ten eerste de opvatting dat er helemaal geen sprake is van beweging
en ontwikkeling, dat alles bij hetzelfde blijft. In deze absolute vorm
komen we deze opvattingen nauwelijks nog tegen. Een voorbeeld zou kunnen
zijn, dat god de planten, dieren en mensen heeft geschapen en dat deze
nu nog steeds zo zijn als god ze geschapen heeft. Deze opvatting wordt
weerlegd door een grote hoeveelheid bewijsmateriaal voor de biologische
evolutietheorie. Toch blijven bepaalde fundamentalistische christelijke
groeperingen aan dit scheppingsgeloof vasthouden. Anderen geven toe, dat
de mensen zich lichamelijk langs natuurlijke weg uit het dierenrijk hebben
ontwikkeld. Maar, stellen zij, opdat deze lichamen echt tot mensen zouden
worden, was het nodig dat god de menselijke ziel, de geest, schiep en met
het lichaam verbond.
Ontwikkeling alleen als groei
Een tweede opvatting gaat niet zo ver om iedere verandering te ontkennen,
maar ziet verandering uitsluitend als kwantitatieve verandering, als toename
of afname, als steeds meer of steeds minder van hetzelfde. Voor mensen
die deze opvattingen aanhangen, is ontwikkeling hoogstens groei: datgene
wat reeds in kiemvorm aanwezig is, wordt groter, maar er ontstaat niet
iets nieuws, geen nieuwe kwaliteit. Een voorbeeld hiervan is misschien
de kijk van burgerlijke ideologen op het maatschappelijk systeem. Ook al
hebben zij over het algemeen wel oog voor maatschappelijke veranderingen
(bv. technische innovatie), dan toch alleen voor veranderingen binnen het
bestaande kapitalistische systeem. Maatschappelijke verandering wordt door
hen voornamelijk voorgesteld als economische groei. Economische groei in
kapitalistische zin betekent: meer winst. Voor de arbeidersklasse betekent
dat dus meer uitbuiting, ook al proberen de kapitalisten en hun woordvoerders
de arbeiders wijs te maken, dat kapitalistische groei in het belang van
de hele mensheid is. Een maatschappelijke omwenteling waar communisten
naar streven, die leidt tot een wezenlijk andere, hoger ontwikkelde maatschappijvorm,
past niet in de kapitalistische visie op de maatschappij. Maatschappelijke
revolutie betekent in de visie van kapitalisten een catastrofe, de vernietiging
van alles wat verworven is.
Het is duidelijk dat deze opvatting ook doorwerkt bij sociaal-democraten.
Zo schildert de PvdA economische groei af als "belangrijkste perspectief
voor de minima": koopkracht; alleen bij voldoende groei zouden zij er iets
op vooruit kunnen gaan. Door het afwijzen van revolutionaire maatschappijverandering
heeft de sociaal-democratie de mensen geen andere toekomst te bieden dan
eeuwige afhankelijkheid van het kapitalistische systeem.
Metafysica
Beide bovengenoemde opvattingen over beweging en ontwikkeling vallen
onder wat in het marxisme metafysica wordt genoemd. Wat is metafysica?
In de traditionele filosofische betekenis is metafysica de idealistische
theorie over het wezen van het zijnde, dat uitgaat boven de wereld zoals
die ons in onze zintuiglijke ervaringen gegeven is. Vandaar dat het begrip
metafysica in de dialectische filosofie de betekenis heeft gekregen van
een denkwijze die lijnrecht tegenover de dialectische methode staat.
"Voor de metafysicus zijn de dingen en hun afbeeldingen in het denken, de begrippen, op zichzelf staande, vaste, starre, eens en voor altijd gegeven voorwerpen van onderzoek, die een voor een en ieder apart beschouwd moeten worden. Hij denkt in louter absolute tegenstellingen; zijn ja is ja, zijn nee is nee, wat daarbuiten gaat, is uit den boze. Voor hem bestaat een ding of het bestaat niet; evenmin kan een ding tegelijk zichzelf en een ander zijn. Positief en negatief sluiten elkaar absoluut uit; oorzaak en gevolg staan eveneens in scherpe tegenstelling tot elkaar. Deze denkwijze lijkt ons op het eerste gezicht hoogst aannemelijk, omdat zij die van het zogenaamde gezonde verstand is. Maar hoe een achtenswaardige gids dit gezonde verstand ook op huis-, tuin- en keukengebied moge zijn, het beleeft de zonderlingste avonturen, zodra het zich in de wijde wereld van het onderzoek waagt. En op hoe een ruime, al naar gelang de aard van het te onderzoeken object meer of minder uitgestrekte gebieden de metafysische beschouwingswijze ook gerechtvaardigd en zelfs noodzakelijk is, toch stuit zij telkens, vroeg of laat op een grens, voorbij dewelke zij eenzijdig, bekrompen en abstract wordt en zich in onoplosbare tegenspraken verwart, omdat zij vanwege de afzonderlijke dingen hun verband, hun zijn, hun worden en vergaan, vanwege hun stilstand hun beweging vergeet; omdat zij vanwege de vele bomen het bos niet meer ziet." 2)
Zij die metafysisch denken, hebben dus geen oog voor de samenhang van de dingen, voor hun ontstaan en vergaan, voor hun beweging.
Dialectiek
In de dialectische denkwijze daarentegen wordt uitgegaan van een fundamenteel
andere kijk op de werkelijkheid. Karakteristiek voor de dialectische denkwijze
zoals die reeds door de antieke Griekse filosofen werd ontwikkeld -en daarvoor
al in aanzet de oude Chinese filosofie- is, dat daarin de wereld als een
geheel beschouwd wordt, als een geheel dat eeuwig in beweging is en zich
eeuwig ontwikkelt. Deze dialectische kijk op de wereld als geheel ging
bij de oude Griekse filosofen echter gepaard met een gebrek aan gedetailleerde
kennis over de bewegings- en ontwikkelingswetten in natuur en maatschappij.
Zij zagen om zo te zeggen wel het bos als geheel, maar wisten niets van
de afzonderlijke bomen. Hun dialectische denkwijze was nog niet onderbouwd
door wetenschappelijke kennis. Daarvoor was eerst onderzoek van de afzonderlijke
objecten nodig. Eerst moesten, om bij die beeldspraak te blijven, de bomen
apart, ieder voor zich onderzocht worden. Of, zoals Engels het zegt:
"Eerst moesten de dingen worden onderzocht, voordat de processen konden worden onderzocht. Men moest eerst weten wat een willekeurig ding was, voordat men de verandering die het doormaakt kon waarnemen." 3)
Door een dergelijke aanpak is er, vooral op het gebied van de natuurwetenschappen, een enorme vooruitgang geboekt. Ten onrechte werd in de heersende filosofie echter de dialectische denkwijze vervangen door een metafysische. De verdere ontwikkeling van de natuurwetenschappen, vooral vanaf de 19e eeuw, heeft aangetoond dat ook in de natuur de dingen met elkaar samenhangen en voortdurend in beweging en ontwikkeling zijn. Op grond van de kennis van de afzonderlijke bomen kon nu inzicht verkregen worden in hun onderlinge samenhang als bos en in hun ontstaan en vergaan in deze samenhang. Ook op het gebied van de maatschappij werd het idee van stilstand en onveranderlijkheid doorbroken, met name het ontstaan van het kapitalisme en de burgerlijke revoluties die daarmee gepaard gingen - bv. de Franse Revolutie.
De materialistische dialectiek onderscheidt zich van andere theorieen
over ontwikkeling door de volgende kenmerken:
Volgens de materialistische dialectiek:
Hoe de ontwikkeling van een bepaald concreet geheel precies verloopt, is afhankelijk van de specifieke eigenschappen en wetmatigheden van dat geheel. Zo is het duidelijk dat een sterrenstelsel zich anders ontwikkelt dan een bepaalde maatschappijvorm. Maar alle ontwikkelingsprocessen bezitten ook gemeenschappelijke kenmerken. Deze komen tot uitdrukking in de algemene ontwikkelingswetten zoals die door de dialectiek worden onderzocht en geformuleerd. De fundamentele wetten van de dialectiek zijn de belangrijkste van deze algemene ontwikkelingswetten:
- de wet van de eenheid en "strijd" van tegenstellingen; (zie 2.1)
- de wet van het omslaan van kwantitatieve veranderingen in nieuwe
kwalitatieve toestanden; (zie 2.2)
- de wet van de negatie van de negatie. (zie 2.3)
Deze wetten zijn niet door mensen "uitgevonden", maar het zijn objectieve wetmatigheden van de materiele wereld zelf. Ze bestaan buiten en onafhankelijk van het menselijk bewustzijn. De ontdekking van deze wetten door Hegel, Marx, Engels en Lenin, is het resultaat van menselijk denkwerk, van wetenschappelijk en filosofisch onderzoek naar de objectieve realiteit. Maar dat betekent niet dat zij een creatie zijn van het menselijk verstand, zoals de tegenstanders van het dialectisch materialisme beweren. Het gaat in de materiele wereld dialectisch toe, of we het weten of niet, of we de wetten van de dialectiek in ons denken juist weerspiegelen of niet. We zullen nu de drie belangrijkste wetten van de dialectiek behandelen.
"Innerlijke ontwikkelingsimpulsen, die opgewekt worden door tegenstellingen, botsing van diverse krachten en tendensen, welke op een gegeven lichaam inwerken of binnen de grenzen van een gegeven verschijnsel of van een gegeven maatschappij actief zijn." 5)
Laten we als voorbeeld van deze wet de kapitalistische maatschappij nemen. Daarin zijn proletariaat en bourgeoisie met elkaar verbonden door een maatschappelijke verhouding, namelijk de verhouding van loonarbeid en kapitaal. Dit is de verhouding waarin het proletariaat wordt uitgebuit door de bourgeoisie, die de produktiemiddelen bezit. De bourgeoisie kan niet bestaan zonder het proletariaat, want voor kapitalisten is loonarbeid nodig. Maar ook het proletariaat kan niet bestaan zonder de bourgeoisie, want een voorwaarde voor loonarbeid is, dat er kapitalisten zijn die arbeidskrachten kopen. Bourgeoisie en proletariaat vormen in een kapitalistische maatschappij dus een eenheid; ze zijn een wederzijdse voorwaarde voor elkaar. Maar ze sluiten elkaar ook wederzijds uit, want ieder van deze beide klassen is in haar bestaansvoorwaarden het tegendeel van de andere: wie kapitalist is en dus produktiemiddelen bezit en loonarbeiders uitbuit, kan geen loonarbeider zijn. Wie loonarbeider is, en dus geen produktiemiddelen bezit en voor zijn bestaan gedwongen is bij een kapitalist in loondienst te gaan, kan zelf geen kapitalist zijn. Proletariaat en bourgeoisie staan in een wisselwerking tot elkaar: De proletariers moeten hun arbeidskracht aan de kapitalist verkopen. Deze gebruikt ze en buit ze uit. Hun belangen zijn tegengesteld, ze streven tegengestelde doelen na. Deze tegenstelling vindt zijn uitdrukking in de klassenstrijd tussen bourgeoisie en proletariaat.
De bourgeoisie strijdt voor het behoud van de kapitalistische maatschappij en voor het eeuwig voortbestaan van de uitbuiting. Het proletariaat strijdt ervoor om een einde te maken aan deze maatschappij, om de kapitaalverhouding en daarmee het privebezit van produktiemiddelen en de uitbuiting op te heffen. Proletariaat en bourgeoisie vormen dus tegenstellingen die elkaar veronderstellen ("eenheid") en elkaar uitsluiten ("strijd"). Ze staan in een actieve wisselwerking tot elkaar, namelijk hun wederzijdse klassenstrijd. En de klassenstrijd is de belangrijkste motor van de historische beweging en ontwikkeling van iedere klassenmaatschappij. De eenheid van de tegenstellingen die voortkomt uit de bestaansvoorwaarden van proletariaat en bourgeoisie en de "strijd" van tegenstellingen die uit deze zelfde bestaansvoorwaarden voortkomt, vormen een dialectische tegenspraak. Deze tegenspraak is de bron en de belangrijkste motor van de ontwikkeling van de maatschappij. Vroeg of laat mondt de klassenstrijd tussen proletariaat en bourgeoisie uit in de socialistische revolutie. Deze revolutie betekent de opheffing van de kapitalistische maatschappij en het vestigen van een socialistische maatschappij, dat wil zeggen een kwalitatief hogere maatschappijvorm.
Uit het voorbeeld van de dialectische tegenspraak van bourgeoisie en proletariaat blijkt ook dat beide zijden van deze tegenspraak een verschillende functie hebben. De ene zijde, de bourgeoisie, is drager van het oude. De andere zijde, het proletariaat, heeft de functie om het nieuwe door te zetten. Tegenstellingen die, zoals in dit voorbeeld, een eenheid vormen, dat wil zeggen elkaar veronderstellen en zich tegelijk in "strijd" bevinden, dat wil zeggen elkaar uitsluiten en in tegengestelde richting werken, vormen een dialectische tegenspraak. Dialectische tegenspraken bestaan niet alleen in de maatschappij, maar in alle bewegingsvormen van de materie.
Deze dialectische tegenspraken zijn de eigenlijke bron van alle beweging en ontwikkeling. Volgens Marx is de tegenspraak daarom "de belangrijkste bron van alle dialectiek". 6) Lenin noemt de leer van de tegenspraak "de kern van de dialectiek" 7)
Bij "kwaliteit" denken we bijvoorbeeld aan een marktkoopman die zijn
waren aanprijst met het argument dat ze van goede kwaliteit zijn. Waardoor
wordt de kwaliteit van een appel bepaald? Op de markt heeft een appel bijvoorbeeld
kwaliteit doordat ze sappig is, en vers en stevig, en niet beschadigd.
De kwaliteit wordt blijkbaar bepaald door eigenschappen die beslissend
zijn voor de gebruikswaarde van, in dit geval, de appel. "Sappigheid" zou
niet bepalend zijn voor de kwaliteit van bijvoorbeeld een spons. En versheid
is niet bepalend voor de kwaliteit van bijvoorbeeld een radio. Letterlijk
betekent kwaliteit "hoedanigheid". In de filosofie betekent kwaliteit:
datgene wat een bepaald iets juist tot datgene maakt wat het is, en niet
tot iets anders.
Wanneer we bijvoorbeeld de kwaliteit van de kapitalistische maatschappij
willen karakteriseren, dan kunnen we zeggen dat dit een bepaalde zelfstandige
maatschappij is, afgegrensd van feodalisme en van socialisme, die als wezenlijke
eigenschap heeft: de heerschappij van het kapitalistische privebezit van
produktiemiddelen, de hierop gebaseerde uitbuiting van de arbeidersklasse
en de politieke macht van de bourgeoisie. Binnen deze grenzen kunnen in
een kapitalistische maatschappij veranderingen optreden, zonder dat daarmee
haar kwaliteit wordt veranderd.
Zo blijft een kapitalistische maatschappij kapitalistisch, of de politieke macht van de bourgeoisie nu wordt uitgeoefend via een systeem van parlementaire democratie of via een openlijke gewelddadige dictatuur. Wanneer de bovengenoemde wezenlijke eigenschappen van de betreffende maatschappij niet veranderen, komt er geen verandering in haar kwaliteit als kapitalistische maatschappij. Kwaliteit staat altijd verbonden met kwantiteit.
Wat verstaan we onder "kwantiteit"? Letterlijk betekent het "hoeveelheid". In de filosofie is kwantiteit een begrip dat de meetbare uiterlijke bepaaldheid van materiele objecten en processen weerspiegelt, zoals grootte, hoeveelheid, intensiteit, enz. Volgens de wet van het omslaan van kwantitatieve veranderingen in nieuwe kwalitatieve toestanden, vindt ontwikkeling als volgt plaats: Binnen een bepaald materieel systeem, bijvoorbeeld water, is sprake van kwantitatieve veranderingen, bijvoorbeeld stijging van de temperatuur. Deze kwantitatieve veranderingen voltrekken zich binnen de grenzen van de gegeven kwaliteit; het water blijft water. Maar op een bepaald punt leiden de kwantitatieve veranderingen tot een plotselinge overgang in een nieuwe kwaliteit. Wanneer de temperatuur van het water van 1 tot 99 graden Celsius stijgt, vindt een onafgebroken kwantitatieve verandering plaats. Maar dit kan niet onbeperkt doorgaan. Wanneer de temperatuur verder stijgt tot 100 graden Celsius vindt een plotselinge kwalitatieve verandering plaats - de maat is vol, zouden we kunnen zeggen - het water wordt tot damp. Wanneer omgekeerd de temperatuur daalt van 99 naar 1 graad Celsius is er opnieuw sprake van een geleidelijke kwantitatieve verandering. Maar bij verder dalen van de temperatuur tot 0 graden Celsius wordt het water tot ijs: een nieuwe kwaliteit; dat zal iedereen kunnen beamen die wel eens heeft geschaatst. Op water zouden ze dat niet durven.
Bij een overgang in een nieuwe kwaliteit wordt de geleidelijke verandering,
de evolutionaire fase van de ontwikkeling, afgelost door een sprongsgewijze
verandering, door een revolutionaire ontwikkeling. De evolutie, de kwantitatieve
veranderingen, bereiden de revolutie, de kwalitatieve sprong voor.
Iedere kwaliteit bezit tegelijkertijd haar specifieke kwantitatieve
bepaaldheid, en omgekeerd is iedere kwantitatieve bepaling alleen eenduidig
gedefinieerd door haar relatie tot een kwaliteit.
Een ander voorbeeld van deze dialectische wet vinden we in Hoofdstuk 9 van "Het Kapitaal" van Marx. Dit voorbeeld wordt ook door Engels aangehaald in de "Anti-Duhring". Op grond van zijn onderzoek naar de kapitalistische economie concludeert Marx, dat niet iedere willekeurige geld- of waardesom in kapitaal te veranderen is. Voor deze verandering is namelijk een bepaald minimum aan geld of ruilwaarde in handen van de afzonderlijke geld- of warenbezitter noodzakelijk. Marx neemt als voorbeeld dat in de een of andere tak van arbeid de arbeiders dagelijks 8 uur voor zichzelf, d.w.z. voor het voortbrengen van de waarde van zijn arbeidsloon, en de volgende 4 uur voor de kapitalist, voor het voortbrengen van de meerwaarde werkt. In dat geval moet iemand reeds over een waardesom beschikken die hem veroorlooft twee arbeiders van grondstoffen, arbeidsmiddelen en arbeidsloon te voorzien om aan meerwaarde dagelijks zoveel op te strijken, dat hij daarvan even goed kan leven als een van zijn arbeiders. Maar zelfs dan zou onze man met zijn twee arbeiders nog altijd geen kapitalist zijn, omdat de kapitalistische produktie niet alleen het levensonderhoud van de kapitalist, maar vooral ook de vermeerdering van zijn rijkdom, in de vorm van bezit van produktiemiddelen, tot doel heeft. Om nu tweemaal zo goed te leven als een gewone arbeider en de helft van de voortgebrachte meerwaarde in kapitaal om te zetten, zou hij acht arbeiders aan het werk moeten kunnen zetten. Hij zou dus al viermaal de zoeven genoemde waardesom moeten bezitten. Dus niet iedere willekeurige kleine waardesom is voldoende om tot kapitaal te worden gemaakt. Maar iedere ontwikkelingsperiode en iedere industrietak heeft hiervoor zijn bepaalde minimum-grenzen. Na dit aan de hand van reele onderwerpen te hebben toegelicht merkt Marx op:
"Hier, evenals in de natuurwetenschap,wordt proefondervindelijk de juistheid van de door Hegel in zijn 'Logica' ontdekte wet bewaarheid, dat louter kwantitatieve veranderingen op een bepaald punt in kwalitatieve verschillen omslaan." 8)
Engels benadrukt tegenover de anti-dialecticus D¨hring, dat Marx de
fundamentele wetten van de dialectiek niet gebruikt om het onderzoek naar
de werkelijke ontwikkelingen te vervangen, maar dat Marx juist op grond
van zijn onderzoek naar de reele ontwikkelingen tot de conclusie komt,
dat de juistheid van de wet van het omslaan van kwantitatieve veranderingen
in nieuwe kwalitatieve toestanden, daardoor wordt bewezen.
Een voorwaarde voor de verandering van de kwaliteit 'geld' in een nieuwe
kwaliteit 'kapitaal' is, dat haar kwantitatieve verandering - toename van
de hoeveelheid - een bepaalde grens overschrijdt.
"Een ontwikkeling die reeds doorlopen fasen om zo te zeggen nog eens doorloopt, maar dan anders, op een hoger niveau ('negatie van de negatie'), een ontwikkeling die niet rechtlijnig, maar als het ware spiraalvormig verloopt. 9)
Opnieuw een voorbeeld, door Engels ontleend aan "Het Kapitaal" van Marx:
"Marx toont eenvoudig historisch aan dat, zoals eenmaal het kleinbedrijf door zijn eigen ontwikkeling de voorwaarden tot zijn vernietiging schiep, d.w.z. tot de onteigening van de kleine bezitters, noodzakelijkerwijze schiep, de kapitalistische produktiewijze nu eveneens de materiele voorwaarden zelf geschapen heeft waaraan ze ten gronde moet gaan. Het is een historisch proces, en wanneer het tegelijk een dialectisch proces is, dan is dat niet de schuld van Marx, hoe fataal dit voor de heer D¨hring ook mag zijn."
Pas nadat Marx met zijn historisch-economisch bewijs klaar is, gaat hij voort:
"De kapitalistische produktie- en toeeigeningswijze, en daarmee het kapitalistische particuliere eigendom, is de eerste negatie van de individuele, op de arbeid berustende particuliere eigendom. De negatie van de kapitalistische produktie wordt door haarzelf met de noodzakelijkheid van een natuurproces voortgebracht. Het is de negatie van de negatie. Deze herstelt het individuele eigendom, maar op de grondslag van het bereikte in de kapitalistische periode, van de samenwerking van vrije arbeiders en van hun gemeenschappelijk eigendom van de grond en van de door de arbeid zelfvoortgebrachte productiemiddelen. De verandering van de, op eigen arbeid berustende, versnipperde particuliere eigendom van de individuen in het kapitalistische eigendom is een natuurlijk proces, onvergelijkelijk langduriger, harder en moeilijker dan de verandering van de feitelijk reeds op maatschappelijk produktiebedrijf berustende kapitalistische particuliere eigendom in maatschappelijk eigendom." 10)
De negatie van de negatie van het kapitalistische eigendom in dit voorbeeld
is dus geen terugkeer naar het oorspronkelijke uitgangspunt: kleine afzonderlijke
producenten die hun kleine versnipperde produktiemiddelen in eigen bezit
hebben. In dat geval zou er geen sprake van ontwikkeling zijn. In de negatie
van het kapitalistische eigendom blijft de positieve verworvenheid van
de kapitalistische periode, namelijk de aaneensluiting van de arbeiders
en het maatschappelijke karakter van de produktie, behouden in de nieuwe
kwaliteit: het socialistische eigendom.
De hierboven behandelde drie fundamentele wetten hangen, zoals we hebben
gezien, nauw met elkaar samen. Zij karakteriseren het wezen en het verloop
van alle ontwikkelingen in de materiele wereld. Omdat materiele werkelijkheid
zich voortdurend ontwikkelt, staat ook het wetenschappelijke en filosofische
denken voortdurend voor de taak om steeds dieper in de dialectiek van natuur
en maatschappij te dringen, en daarmee ook de theorie van de dialectiek
en de dialectische methode verder te ontwikkelen.
"In haar mystieke (idealistische) vorm werd de dialectiek een Duitse
mode, omdat zij het bestaande scheen te verheerlijken. In haar rationele
(materialistische) gedaante is de dialectiek voor de burgerij en voor haar
doctrinaire woordvoerders een ergernis en een gruwel, omdat zij met het
positieve begrip van het bestaande, tegelijk ook het begrip van de negatie,
van de noodzakelijke ondergang ervan, omvat, iedere ontstane vorm beschouwt
in het verloop van zijn ontwikkeling, dus ook naar het wezen van zijn vergankelijkheid,
zich door niets laat overbluffen en naar haar aard kritisch en revolutionair
is.
De beweging vol tegenspraken van de kapitalistische maatschappij doet
zich voor de praktische bourgeoisie op de meest treffende wijze gevoelen
in de wisselvalligheden van de periodieke cyclus die de moderne industrie
doorloopt, en in het bijzonder in haar toppunt: de algemene crisis.
De crisis is weer in aantocht, ofschoon zij zich nog in het beginstadium
bevindt; zowel door het brede terrein dat de crisis bestrijkt als door
de heftigheid van haar uitwerking zal bij de geluksvogels van het nieuwe
Heilige Pruisische-Duitse Rijk de dialectiek er in worden geranseld." 11)
Zelfs de bourgeoisie, die het liefst de ogen wil sluiten voor de materialistische dialectiek, wordt geconfronteerd met de harde dialectische werkelijkheid in de vorm van economische crises als uiting van de objectieve dialectiek van het kapitalistische systeem. Maar voor de arbeidersklasse wordt de dialectiek een scherp wapen in de strijd voor een klassenloze maatschappij. Engels noemt de dialectiek: "ons beste instrument en ons scherpste wapen". 12)
De creatieve toepassing van de materialistische dialectiek maakte het
Marx en Engels mogelijk de menselijke maatschappij en de geschiedenis materialistisch
te verklaren, de economische bewegingswetten van het kapitalisme te ontdekken,
en de strategie en tactiek van de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse
uit te werken. Lenin heeft de materialistische dialectiek verder ontwikkeld,
en was een meester in het toepassen van de dialectische methode. Met behulp
van deze methode analyseerde hij het imperialisme en werkte hij de strategie
en tactiek van de proletarische klassenstrijd in het tijdperk van het imperialisme
en de proletarische revolutie uit. Na de October-revolutie ontwierp hij
het plan voor de overgang tot het socialisme en voor de opbouw van een
socialistische maatschappij.
En ook na het totstandkomen van een klassenloze maatschappij zal de
dialectische ontwikkeling verder gaan. Toepassing van de dialectische methode
op het onderzoek naar en de verandering van de maatschappij heeft vergaande
revolutionaire consequenties. Ideeen over de eeuwigheid van het kapitalistisch
stelsel, en illusies over klassenharmonie, en over een uitsluitend geleidelijke
verandering van de maatschappij, zullen in het licht van de materialistische
dialectiek niet langer staande blijven.
De materialistische dialectiek is het theoretisch wapen van de revolutionaire
arbeidersklasse en is een instrument tot praktische omvorming van de maatschappij.
De dialectische wetten van de maatschappelijke ontwikkeling bestaan objectief,
onafhankelijk van het feit of wij ze kennen of niet. Maar kennis van die
wetten, en bewuste toepassing daarvan betekent dat de mensen de maatschappelijke
ontwikkeling kunnen gaan beheersen, dat ze het totstandkomen van de dialectische
negatie van het kapitalisme: een socialistische maatschappij, kunnen bevorderen.
Dit is des te belangrijker, omdat wij ons ook een andere, niet-dialectische
negatie van het kapitalisme kunnen voorstellen, namelijk een totale vernietiging
door een atoomoorlog.
Daarom is het noodzakelijk dat communisten zich de theorie van de materialistische
dialectiek en de dialectische methode eigen maken en leren toepassen.
Daarom is het ook nodig dat communistische partijen de materialistische
dialectiek verder ontwikkelen.
NOTEN.
1. F. Engels, "Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse
filosofie"; Uitgever: Pegasus, Amsterdam, 1970; p.49
2. F. Engels, "De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap";
Uitgever: SUN, Nijmegen, 1974; p.49/50
3. F. Engels, "ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse
filosofie"; Uitgever: Pegasus, Amsterdam, 1970; p.50
4. Lenin, "Karl Marx en zijn leer"; Uitgever: Progres, Moskou, 1984;
p.21
5. Idem; p.21
6. Karl Marx, "Het Kapitaal"; Uitgever: De Haan, Bussum, 1983; p.459
(noot)
7. W.I. Lenin, "Konspekt zur "Wissenschaft der Logik", In Werke Bd.
38; Uitgever: Dietz Verlag, Berlin, 1976; p.214
8. F. Engels, "Anti-D¨hring"; Uitgever: Progres, Moskou, 1978; p.147
9. Lenin, "Karl Marx en zijn leer"; Uitgever: Progres, Moskou, 1984;
p.21
10. F. Engels, "Anti-D¨hring"; Uitgever: Progres, Moskou, 1978; pp.157
en 153-4
11. Karl Marx, "Het Kapitaal"; Uitgever: De Haan, Bussum, 1983; p.XXIII
(in de Nederlandse vertaling zijn door ons enige verbeteringen aangebracht
op grond van de Duitse tekst)
12. F. Engels, "Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse
filosofie"; Uitgever: Pegasus, Amsterdam, 1974; p.48
LITERATUUR VOOR SCHOLINGSDEELNEMERS:
- W.I. Lenin, "Karl Marx en zijn leer": de paragraaf over 'de dialectiek'
(in de Progres-uitgave, Moskou, 1984, is dit pp.19 t/m 21)
VOOR SCHOLINGSLEIDERS EN ANDERE BELANGSTELLENDEN:
- F. Engels, "De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap";
Uitg. SUN, Nijmegen, 1971: Hoofdstuk II; pp. 48 t/m 55)
- F. Engels, "Anti-D¨hring"; Uitg. Progres, Moskou, 1978: Eerste deel;
Filosofie:
Hoofdstuk XII: Dialectiek, kwantiteit en kwaliteit; pp. 140-151
Hoofdstuk XIII: Dialectiek, negatie van de negatie; pp. 152-167