BASISSCHOLING

HOOFDSTUK 3. MATERIALISTISCHE DIALECTIEK

1. MATERIALISTISCHE DIALECTIEK ALS ALGEMENE ONTWIKKELINGSTHEORIE

1.1 Het vraagstuk van de beweging en ontwikkeling

"De grote fundamentele gedachte, dat de wereld niet als een complex van geheel voltooide dingen moet worden opgevat, maar als een complex van processen, waarin de schijnbaar stabiele dingen niet minder dan hun gedachte-afbeeldingen in onze hersenen, de ideeen, aan een ononderbroken verandering van worden en vergaan zijn onderworpen, waarin zich bij alle schijnbare toevalligheid en ondanks alle tijdelijke achteruitgang tenslotte een voorwaartse ontwikkeling doorzet, - deze grote fundamentele gedachte is, met name sinds Hegel, zo zeer deel geworden van het gewone denken, dat zij in deze algemeenheid wel nauwelijks nog tegenspraak ondervindt. Maar deze in woorden te erkennen en in werkelijkheid tot in details op ieder te onderzoeken gebied toe te passen, zijn twee verschillende dingen." 1)

Deze uitspraak van Friedrich Engels, die ook door Lenin geciteerd wordt, sluit aan bij de scholing over het filosofisch materialisme, waarin we gezien hebben dat er geen materie kan bestaan zonder beweging, dat beweging de bestaanswijze van de materie is. Alles is dus voortdurend in beweging, dat wil zeggen in verandering. Engels voegt hier nog iets aan toe, namelijk dat het niet gaat om verandering zonder meer, maar om ontwikkeling, dat wil zeggen beweging in een opgaande lijn, verandering van een lager naar een hoger niveau.
Communisten willen de maatschappij veranderen. Zij willen de overgang van de kapitalistische maatschappijvorm naar een hogere maatschappijvorm, een klassenloze maatschappij zonder uitbuiting en onderdrukking, bewerkstelligen. Voor communisten is het dus van belang een antwoord te vinden op de vraag hoe verandering en hoe ontwikkeling tot stand komt. Hebben onze tegenstanders gelijk, die stellen dat het kapitalisme eeuwig zal blijven bestaan? Hebben sociaal-democraten en andere reformisten gelijk, die stellen dat de maatschappij langs geleidelijke weg, stapje voor stapje, zonder omwentelingen, veranderd kan worden? Op welke theorie over ontwikkeling is ons revolutionair toekomstperspectief gebaseerd? Beantwoording van deze vraag vereist een nauwkeurig onderzoek naar de concrete maatschappelijke ontwikkeling. Daarop zal in volgende onderdelen van de scholing worden ingegaan. Aan een dergelijk onderzoek moet echter een gefundeerde algemene theorie over verandering en ontwikkeling ten grondslag liggen. Dat is het onderwerp van dit scholingsmateriaal.

1.2 Verschillende opvattingen over beweging en ontwikkeling

Is er wel sprake van ontwikkeling? Wat is ontwikkeling? Op welke wijze vindt ontwikkeling plaats? Op deze vragen zijn in de geschiedenis van het filosofische denken verschillende tegengestelde antwoorden gegeven. Ook tegenwoordig bestaan er verschillende opvattingen over ontwikkeling.

Ontkenning van beweging en ontwikkeling
Ten eerste de opvatting dat er helemaal geen sprake is van beweging en ontwikkeling, dat alles bij hetzelfde blijft. In deze absolute vorm komen we deze opvattingen nauwelijks nog tegen. Een voorbeeld zou kunnen zijn, dat god de planten, dieren en mensen heeft geschapen en dat deze nu nog steeds zo zijn als god ze geschapen heeft. Deze opvatting wordt weerlegd door een grote hoeveelheid bewijsmateriaal voor de biologische evolutietheorie. Toch blijven bepaalde fundamentalistische christelijke groeperingen aan dit scheppingsgeloof vasthouden. Anderen geven toe, dat de mensen zich lichamelijk langs natuurlijke weg uit het dierenrijk hebben ontwikkeld. Maar, stellen zij, opdat deze lichamen echt tot mensen zouden worden, was het nodig dat god de menselijke ziel, de geest, schiep en met het lichaam verbond.

Ontwikkeling alleen als groei
Een tweede opvatting gaat niet zo ver om iedere verandering te ontkennen, maar ziet verandering uitsluitend als kwantitatieve verandering, als toename of afname, als steeds meer of steeds minder van hetzelfde. Voor mensen die deze opvattingen aanhangen, is ontwikkeling hoogstens groei: datgene wat reeds in kiemvorm aanwezig is, wordt groter, maar er ontstaat niet iets nieuws, geen nieuwe kwaliteit. Een voorbeeld hiervan is misschien de kijk van burgerlijke ideologen op het maatschappelijk systeem. Ook al hebben zij over het algemeen wel oog voor maatschappelijke veranderingen (bv. technische innovatie), dan toch alleen voor veranderingen binnen het bestaande kapitalistische systeem. Maatschappelijke verandering wordt door hen voornamelijk voorgesteld als economische groei. Economische groei in kapitalistische zin betekent: meer winst. Voor de arbeidersklasse betekent dat dus meer uitbuiting, ook al proberen de kapitalisten en hun woordvoerders de arbeiders wijs te maken, dat kapitalistische groei in het belang van de hele mensheid is. Een maatschappelijke omwenteling waar communisten naar streven, die leidt tot een wezenlijk andere, hoger ontwikkelde maatschappijvorm, past niet in de kapitalistische visie op de maatschappij. Maatschappelijke revolutie betekent in de visie van kapitalisten een catastrofe, de vernietiging van alles wat verworven is.
Het is duidelijk dat deze opvatting ook doorwerkt bij sociaal-democraten. Zo schildert de PvdA economische groei af als "belangrijkste perspectief voor de minima": koopkracht; alleen bij voldoende groei zouden zij er iets op vooruit kunnen gaan. Door het afwijzen van revolutionaire maatschappijverandering heeft de sociaal-democratie de mensen geen andere toekomst te bieden dan eeuwige afhankelijkheid van het kapitalistische systeem.

Metafysica
Beide bovengenoemde opvattingen over beweging en ontwikkeling vallen onder wat in het marxisme metafysica wordt genoemd. Wat is metafysica? In de traditionele filosofische betekenis is metafysica de idealistische theorie over het wezen van het zijnde, dat uitgaat boven de wereld zoals die ons in onze zintuiglijke ervaringen gegeven is. Vandaar dat het begrip metafysica in de dialectische filosofie de betekenis heeft gekregen van een denkwijze die lijnrecht tegenover de dialectische methode staat.

"Voor de metafysicus zijn de dingen en hun afbeeldingen in het denken, de begrippen, op zichzelf staande, vaste, starre, eens en voor altijd gegeven voorwerpen van onderzoek, die een voor een en ieder apart beschouwd moeten worden. Hij denkt in louter absolute tegenstellingen; zijn ja is ja, zijn nee is nee, wat daarbuiten gaat, is uit den boze. Voor hem bestaat een ding of het bestaat niet; evenmin kan een ding tegelijk zichzelf en een ander zijn. Positief en negatief sluiten elkaar absoluut uit; oorzaak en gevolg staan eveneens in scherpe tegenstelling tot elkaar. Deze denkwijze lijkt ons op het eerste gezicht hoogst aannemelijk, omdat zij die van het zogenaamde gezonde verstand is. Maar hoe een achtenswaardige gids dit gezonde verstand ook op huis-, tuin- en keukengebied moge zijn, het beleeft de zonderlingste avonturen, zodra het zich in de wijde wereld van het onderzoek waagt. En op hoe een ruime, al naar gelang de aard van het te onderzoeken object meer of minder uitgestrekte gebieden de metafysische beschouwingswijze ook gerechtvaardigd en zelfs noodzakelijk is, toch stuit zij telkens, vroeg of laat op een grens, voorbij dewelke zij eenzijdig, bekrompen en abstract wordt en zich in onoplosbare tegenspraken verwart, omdat zij vanwege de afzonderlijke dingen hun verband, hun zijn, hun worden en vergaan, vanwege hun stilstand hun beweging vergeet; omdat zij vanwege de vele bomen het bos niet meer ziet." 2)

Zij die metafysisch denken, hebben dus geen oog voor de samenhang van de dingen, voor hun ontstaan en vergaan, voor hun beweging.

Dialectiek
In de dialectische denkwijze daarentegen wordt uitgegaan van een fundamenteel andere kijk op de werkelijkheid. Karakteristiek voor de dialectische denkwijze zoals die reeds door de antieke Griekse filosofen werd ontwikkeld -en daarvoor al in aanzet de oude Chinese filosofie- is, dat daarin de wereld als een geheel beschouwd wordt, als een geheel dat eeuwig in beweging is en zich eeuwig ontwikkelt. Deze dialectische kijk op de wereld als geheel ging bij de oude Griekse filosofen echter gepaard met een gebrek aan gedetailleerde kennis over de bewegings- en ontwikkelingswetten in natuur en maatschappij. Zij zagen om zo te zeggen wel het bos als geheel, maar wisten niets van de afzonderlijke bomen. Hun dialectische denkwijze was nog niet onderbouwd door wetenschappelijke kennis. Daarvoor was eerst onderzoek van de afzonderlijke objecten nodig. Eerst moesten, om bij die beeldspraak te blijven, de bomen apart, ieder voor zich onderzocht worden. Of, zoals Engels het zegt:

"Eerst moesten de dingen worden onderzocht, voordat de processen konden worden onderzocht. Men moest eerst weten wat een willekeurig ding was, voordat men de verandering die het doormaakt kon waarnemen." 3)

Door een dergelijke aanpak is er, vooral op het gebied van de natuurwetenschappen, een enorme vooruitgang geboekt. Ten onrechte werd in de heersende filosofie echter de dialectische denkwijze vervangen door een metafysische. De verdere ontwikkeling van de natuurwetenschappen, vooral vanaf de 19e eeuw, heeft aangetoond dat ook in de natuur de dingen met elkaar samenhangen en voortdurend in beweging en ontwikkeling zijn. Op grond van de kennis van de afzonderlijke bomen kon nu inzicht verkregen worden in hun onderlinge samenhang als bos en in hun ontstaan en vergaan in deze samenhang. Ook op het gebied van de maatschappij werd het idee van stilstand en onveranderlijkheid doorbroken, met name het ontstaan van het kapitalisme en de burgerlijke revoluties die daarmee gepaard gingen - bv. de Franse Revolutie.

1.3 Materialistische dialectiek

Marx en Engels hebben, uitgaande van de dialectiek van Hegel, van de resultaten van natuurwetenschappelijk onderzoek en van hun eigen onderzoek naar de maatschappelijke geschiedenis, de materialistische dialectiek ontwikkeld. Zij toonden aan dat de dialectische samenhangen en ontwikkelingswetten niet van ideele aard zijn, zoals Hegel dacht, maar dat deze in de materiele wereld zelf bestaan. Deze objectieve samenhangen en ontwikkelingswetten van natuur en maatschappij worden in het dialectisch denken weerspiegeld en gekend. Marx en Engels hebben de dialectiek verbonden met het filosofisch materialisme tot een onscheidbaar geheel. Bij hen werd de materialistische dialectiek tot de filosofische theorie van de algemene samenhangen en wetmatigheden van alle ontwikkelingen in de natuur, de maatschappij en het denken.
De verschillende wetenschappen onderzoeken afzonderlijke ontwikkelingsprocessen: in de astronomie wordt bijvoorbeeld de ontwikkeling van sterren, planetenstelsels en melkwegstelsels onderzocht. De geologie onderzoekt de ontwikkeling van de aarde. De wetenschap van de geschiedenis onderzoekt de ontwikkeling van de maatschappij. Maar in de materialistische dialectiek wordt de ontwikkeling in haar algemeenheid onderzocht, zoals zij geldt voor alle gebieden van de natuur, de maatschappij en het denken. De materialistische dialectiek geeft antwoord op de vraag wat dialectiek is, welke algemene kenmerken zij heeft, hoe ontwikkeling plaatsvindt en wat de motor van de ontwikkeling is. In de materialistische dialectiek verstaat men onder ontwikkeling een beweging in opgaande lijn. In het verloop van deze opgaande beweging ontstaan nieuwe kwaliteiten en vindt een onomkeerbare overgang van laag naar hoog, van eenvoudig naar gecompliceerd plaats. Deze ontwikkeling van de materie wordt niet veroorzaakt door niet-materiele krachten, zoals bijvoorbeeld door een goddelijke eerste beweger. Volgens de materialistische dialectiek komt de ontwikkeling voort uit de zelfbeweging van de materie. De bron van de beweging en ontwikkeling ligt in de materie zelf. De motor van de ontwikkeling wordt gevormd door de innerlijke tegenspraken van de materie. We kunnen de dialectiek dus ook de theorie van de ontwikkeling door tegenspraken noemen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen belangrijke en minder belangrijke tegenspraken.

De materialistische dialectiek onderscheidt zich van andere theorieen over ontwikkeling door de volgende kenmerken:
Volgens de materialistische dialectiek:

  • komt de ontwikkeling voort uit innerlijke tegenspraken, dat wil zeggen uit het botsen van verschillende krachten en tendensen die binnen een bepaald verschijnsel werkzaam zijn;
  • bestaat er een onscheidbare samenhang en wederzijdse afhankelijkheid van alle kanten van de dingen en verschijnselen;
  • vindt de ontwikkeling niet plaats zonder omwentelingen, sprongen en revoluties. Op stadia van slechts geleidelijke, kwantitatieve verandering volgt een omslag in een nieuwe kwaliteit;
  • de ontwikkeling verloopt niet langs rechte lijnen, maar kan vergeleken worden met een spiraal:
  • "Een ontwikkeling die de reeds doorlopen fasen om zo te zeggen nog eens doorloopt, maar dan anders, op een hoger niveau..." 4)

    2. DE FUNDAMENTELE WETTEN VAN DE DIALECTIEK

    De dialectiek is dus de wetenschap van de wereld in zijn gehele, materiele wisselwerking , in zijn ontstaan en vergaan van de materiele verschijningsvormen, en van zijn weerspiegeling in het denken. Het onderzoekt daarom het ontstaan en vergaan, evenals hun overgang in elkaar van objectieve systemen (stelsels). De drie hier volgende wettten van de dialectiek geven dan ook samen de beweging weer van een bepaald systeem, de verandering in een nieuw systeem en het ontstaan van een, derde hoger systeem als resultaat van de ontwikkeling. Net als de afzonderlijke wetenschappen onderzoekt de dialectiek wetmatigheden die afhankelijk van bepaalde voorwaarden gelden. Bij de dialektiek is die voorwaarde dat het systeem zich handhaaft in zijn omgeving. Gaat het ten onder dan vindt er vanzelfsprekende geen ontwikkeling plaats. Zou bijvoorbeeld enkele honderden miljoenen jaren geleden de aarde getroffen zijn door een ander groot hemellichaam dan zou de verdere ontwikkeling van de diersoorten en het ontstaan van de mense op aarde niet mogelijk zijn geweest. Net zo kan een totale kernoorlog de maatschappelijke vooruitgang definitief verhinderen.

    Hoe de ontwikkeling van een bepaald concreet geheel precies verloopt, is afhankelijk van de specifieke eigenschappen en wetmatigheden van dat geheel. Zo is het duidelijk dat een sterrenstelsel zich anders ontwikkelt dan een bepaalde maatschappijvorm. Maar alle ontwikkelingsprocessen bezitten ook gemeenschappelijke kenmerken. Deze komen tot uitdrukking in de algemene ontwikkelingswetten zoals die door de dialectiek worden onderzocht en geformuleerd. De fundamentele wetten van de dialectiek zijn de belangrijkste van deze algemene ontwikkelingswetten:

    - de wet van de eenheid en "strijd" van tegenstellingen; (zie 2.1)
    - de wet van het omslaan van kwantitatieve veranderingen in nieuwe kwalitatieve toestanden; (zie 2.2)
    - de wet van de negatie van de negatie. (zie 2.3)

    Deze wetten zijn niet door mensen "uitgevonden", maar het zijn objectieve wetmatigheden van de materiele wereld zelf. Ze bestaan buiten en onafhankelijk van het menselijk bewustzijn. De ontdekking van deze wetten door Hegel, Marx, Engels en Lenin, is het resultaat van menselijk denkwerk, van wetenschappelijk en filosofisch onderzoek naar de objectieve realiteit. Maar dat betekent niet dat zij een creatie zijn van het menselijk verstand, zoals de tegenstanders van het dialectisch materialisme beweren. Het gaat in de materiele wereld dialectisch toe, of we het weten of niet, of we de wetten van de dialectiek in ons denken juist weerspiegelen of niet. We zullen nu de drie belangrijkste wetten van de dialectiek behandelen.

    2.1 De wet van de eenheid en "strijd" van tegenstellingen

    Volgens deze dialectische wet komt de ontwikkeling van een geheel tot stand door innerlijke tegenspraken van dat geheel, of zoals Lenin zegt:

    "Innerlijke ontwikkelingsimpulsen, die opgewekt worden door tegenstellingen, botsing van diverse krachten en tendensen, welke op een gegeven lichaam inwerken of binnen de grenzen van een gegeven verschijnsel of van een gegeven maatschappij actief zijn." 5)

    Laten we als voorbeeld van deze wet de kapitalistische maatschappij nemen. Daarin zijn proletariaat en bourgeoisie met elkaar verbonden door een maatschappelijke verhouding, namelijk de verhouding van loonarbeid en kapitaal. Dit is de verhouding waarin het proletariaat wordt uitgebuit door de bourgeoisie, die de produktiemiddelen bezit. De bourgeoisie kan niet bestaan zonder het proletariaat, want voor kapitalisten is loonarbeid nodig. Maar ook het proletariaat kan niet bestaan zonder de bourgeoisie, want een voorwaarde voor loonarbeid is, dat er kapitalisten zijn die arbeidskrachten kopen. Bourgeoisie en proletariaat vormen in een kapitalistische maatschappij dus een eenheid; ze zijn een wederzijdse voorwaarde voor elkaar. Maar ze sluiten elkaar ook wederzijds uit, want ieder van deze beide klassen is in haar bestaansvoorwaarden het tegendeel van de andere: wie kapitalist is en dus produktiemiddelen bezit en loonarbeiders uitbuit, kan geen loonarbeider zijn. Wie loonarbeider is, en dus geen produktiemiddelen bezit en voor zijn bestaan gedwongen is bij een kapitalist in loondienst te gaan, kan zelf geen kapitalist zijn. Proletariaat en bourgeoisie staan in een wisselwerking tot elkaar: De proletariers moeten hun arbeidskracht aan de kapitalist verkopen. Deze gebruikt ze en buit ze uit. Hun belangen zijn tegengesteld, ze streven tegengestelde doelen na. Deze tegenstelling vindt zijn uitdrukking in de klassenstrijd tussen bourgeoisie en proletariaat.

    De bourgeoisie strijdt voor het behoud van de kapitalistische maatschappij en voor het eeuwig voortbestaan van de uitbuiting. Het proletariaat strijdt ervoor om een einde te maken aan deze maatschappij, om de kapitaalverhouding en daarmee het privebezit van produktiemiddelen en de uitbuiting op te heffen. Proletariaat en bourgeoisie vormen dus tegenstellingen die elkaar veronderstellen ("eenheid") en elkaar uitsluiten ("strijd"). Ze staan in een actieve wisselwerking tot elkaar, namelijk hun wederzijdse klassenstrijd. En de klassenstrijd is de belangrijkste motor van de historische beweging en ontwikkeling van iedere klassenmaatschappij. De eenheid van de tegenstellingen die voortkomt uit de bestaansvoorwaarden van proletariaat en bourgeoisie en de "strijd" van tegenstellingen die uit deze zelfde bestaansvoorwaarden voortkomt, vormen een dialectische tegenspraak. Deze tegenspraak is de bron en de belangrijkste motor van de ontwikkeling van de maatschappij. Vroeg of laat mondt de klassenstrijd tussen proletariaat en bourgeoisie uit in de socialistische revolutie. Deze revolutie betekent de opheffing van de kapitalistische maatschappij en het vestigen van een socialistische maatschappij, dat wil zeggen een kwalitatief hogere maatschappijvorm.

    Uit het voorbeeld van de dialectische tegenspraak van bourgeoisie en proletariaat blijkt ook dat beide zijden van deze tegenspraak een verschillende functie hebben. De ene zijde, de bourgeoisie, is drager van het oude. De andere zijde, het proletariaat, heeft de functie om het nieuwe door te zetten. Tegenstellingen die, zoals in dit voorbeeld, een eenheid vormen, dat wil zeggen elkaar veronderstellen en zich tegelijk in "strijd" bevinden, dat wil zeggen elkaar uitsluiten en in tegengestelde richting werken, vormen een dialectische tegenspraak. Dialectische tegenspraken bestaan niet alleen in de maatschappij, maar in alle bewegingsvormen van de materie.

    Deze dialectische tegenspraken zijn de eigenlijke bron van alle beweging en ontwikkeling. Volgens Marx is de tegenspraak daarom "de belangrijkste bron van alle dialectiek". 6) Lenin noemt de leer van de tegenspraak "de kern van de dialectiek" 7)

    2.2 De wet van het "omslaan van kwantitatieve veranderingen in nieuwe kwalitatieve toestanden"

    Deze wet verklaart het algemeene ontwikkelingsmechanisme. We zullen eerst ingaan op de fraag wat kwaliteit en wat kwantiteit is, en hoe beiden zich tot elkaar verhouden.

    Bij "kwaliteit" denken we bijvoorbeeld aan een marktkoopman die zijn waren aanprijst met het argument dat ze van goede kwaliteit zijn. Waardoor wordt de kwaliteit van een appel bepaald? Op de markt heeft een appel bijvoorbeeld kwaliteit doordat ze sappig is, en vers en stevig, en niet beschadigd. De kwaliteit wordt blijkbaar bepaald door eigenschappen die beslissend zijn voor de gebruikswaarde van, in dit geval, de appel. "Sappigheid" zou niet bepalend zijn voor de kwaliteit van bijvoorbeeld een spons. En versheid is niet bepalend voor de kwaliteit van bijvoorbeeld een radio. Letterlijk betekent kwaliteit "hoedanigheid". In de filosofie betekent kwaliteit: datgene wat een bepaald iets juist tot datgene maakt wat het is, en niet tot iets anders.
    Wanneer we bijvoorbeeld de kwaliteit van de kapitalistische maatschappij willen karakteriseren, dan kunnen we zeggen dat dit een bepaalde zelfstandige maatschappij is, afgegrensd van feodalisme en van socialisme, die als wezenlijke eigenschap heeft: de heerschappij van het kapitalistische privebezit van produktiemiddelen, de hierop gebaseerde uitbuiting van de arbeidersklasse en de politieke macht van de bourgeoisie. Binnen deze grenzen kunnen in een kapitalistische maatschappij veranderingen optreden, zonder dat daarmee haar kwaliteit wordt veranderd.

    Zo blijft een kapitalistische maatschappij kapitalistisch, of de politieke macht van de bourgeoisie nu wordt uitgeoefend via een systeem van parlementaire democratie of via een openlijke gewelddadige dictatuur. Wanneer de bovengenoemde wezenlijke eigenschappen van de betreffende maatschappij niet veranderen, komt er geen verandering in haar kwaliteit als kapitalistische maatschappij. Kwaliteit staat altijd verbonden met kwantiteit.

    Wat verstaan we onder "kwantiteit"? Letterlijk betekent het "hoeveelheid". In de filosofie is kwantiteit een begrip dat de meetbare uiterlijke bepaaldheid van materiele objecten en processen weerspiegelt, zoals grootte, hoeveelheid, intensiteit, enz. Volgens de wet van het omslaan van kwantitatieve veranderingen in nieuwe kwalitatieve toestanden, vindt ontwikkeling als volgt plaats: Binnen een bepaald materieel systeem, bijvoorbeeld water, is sprake van kwantitatieve veranderingen, bijvoorbeeld stijging van de temperatuur. Deze kwantitatieve veranderingen voltrekken zich binnen de grenzen van de gegeven kwaliteit; het water blijft water. Maar op een bepaald punt leiden de kwantitatieve veranderingen tot een plotselinge overgang in een nieuwe kwaliteit. Wanneer de temperatuur van het water van 1 tot 99 graden Celsius stijgt, vindt een onafgebroken kwantitatieve verandering plaats. Maar dit kan niet onbeperkt doorgaan. Wanneer de temperatuur verder stijgt tot 100 graden Celsius vindt een plotselinge kwalitatieve verandering plaats - de maat is vol, zouden we kunnen zeggen - het water wordt tot damp. Wanneer omgekeerd de temperatuur daalt van 99 naar 1 graad Celsius is er opnieuw sprake van een geleidelijke kwantitatieve verandering. Maar bij verder dalen van de temperatuur tot 0 graden Celsius wordt het water tot ijs: een nieuwe kwaliteit; dat zal iedereen kunnen beamen die wel eens heeft geschaatst. Op water zouden ze dat niet durven.

    Bij een overgang in een nieuwe kwaliteit wordt de geleidelijke verandering, de evolutionaire fase van de ontwikkeling, afgelost door een sprongsgewijze verandering, door een revolutionaire ontwikkeling. De evolutie, de kwantitatieve veranderingen, bereiden de revolutie, de kwalitatieve sprong voor.
    Iedere kwaliteit bezit tegelijkertijd haar specifieke kwantitatieve bepaaldheid, en omgekeerd is iedere kwantitatieve bepaling alleen eenduidig gedefinieerd door haar relatie tot een kwaliteit.

    Een ander voorbeeld van deze dialectische wet vinden we in Hoofdstuk 9 van "Het Kapitaal" van Marx. Dit voorbeeld wordt ook door Engels aangehaald in de "Anti-Duhring". Op grond van zijn onderzoek naar de kapitalistische economie concludeert Marx, dat niet iedere willekeurige geld- of waardesom in kapitaal te veranderen is. Voor deze verandering is namelijk een bepaald minimum aan geld of ruilwaarde in handen van de afzonderlijke geld- of warenbezitter noodzakelijk. Marx neemt als voorbeeld dat in de een of andere tak van arbeid de arbeiders dagelijks 8 uur voor zichzelf, d.w.z. voor het voortbrengen van de waarde van zijn arbeidsloon, en de volgende 4 uur voor de kapitalist, voor het voortbrengen van de meerwaarde werkt. In dat geval moet iemand reeds over een waardesom beschikken die hem veroorlooft twee arbeiders van grondstoffen, arbeidsmiddelen en arbeidsloon te voorzien om aan meerwaarde dagelijks zoveel op te strijken, dat hij daarvan even goed kan leven als een van zijn arbeiders. Maar zelfs dan zou onze man met zijn twee arbeiders nog altijd geen kapitalist zijn, omdat de kapitalistische produktie niet alleen het levensonderhoud van de kapitalist, maar vooral ook de vermeerdering van zijn rijkdom, in de vorm van bezit van produktiemiddelen, tot doel heeft. Om nu tweemaal zo goed te leven als een gewone arbeider en de helft van de voortgebrachte meerwaarde in kapitaal om te zetten, zou hij acht arbeiders aan het werk moeten kunnen zetten. Hij zou dus al viermaal de zoeven genoemde waardesom moeten bezitten. Dus niet iedere willekeurige kleine waardesom is voldoende om tot kapitaal te worden gemaakt. Maar iedere ontwikkelingsperiode en iedere industrietak heeft hiervoor zijn bepaalde minimum-grenzen. Na dit aan de hand van reele onderwerpen te hebben toegelicht merkt Marx op:

    "Hier, evenals in de natuurwetenschap,wordt proefondervindelijk de juistheid van de door Hegel in zijn 'Logica' ontdekte wet bewaarheid, dat louter kwantitatieve veranderingen op een bepaald punt in kwalitatieve verschillen omslaan." 8)

    Engels benadrukt tegenover de anti-dialecticus D¨hring, dat Marx de fundamentele wetten van de dialectiek niet gebruikt om het onderzoek naar de werkelijke ontwikkelingen te vervangen, maar dat Marx juist op grond van zijn onderzoek naar de reele ontwikkelingen tot de conclusie komt, dat de juistheid van de wet van het omslaan van kwantitatieve veranderingen in nieuwe kwalitatieve toestanden, daardoor wordt bewezen.
    Een voorwaarde voor de verandering van de kwaliteit 'geld' in een nieuwe kwaliteit 'kapitaal' is, dat haar kwantitatieve verandering - toename van de hoeveelheid - een bepaalde grens overschrijdt.

    2.3 De wet van de "negatie van de negatie"

    Het ontstaan van een nieuwe kwaliteit in het ontwikkelingsproces betekent dat de oude kwaliteit genegeerd wordt. Wat verstaan we onder dialectische negatie? Letterlijk betekent negatie ontkenning. Bijvoorbeeld de uitspraak "het regent" wordt ontkend door de uitspraak "het regent niet". Maar dit is niet de betekenis van de dialectische negatie.
    De dialectische negatie betekent dat in het ontwikkelingsproces de kwaliteit binnen wier kader de ontwikkeling tot nu toe plaatsvond, wordt opgeheven, wordt overwonnen, en dat een nieuwe kwaliteit ontstaat. Maar in de dialectische negatie wordt de oude kwaliteit niet eenvoudig vernietigd, ze verdwijnt niet spoorloos. Bij deze negatie wordt het voor ontwikkeling vatbare van de oude kwaliteit bewaard en in de nieuwe kwaliteit opgenomen. Deze nieuwe kwaliteit dient als basis voor de verdere ontwikkeling, en wordt op haar beurt weer genegeerd, opgeheven en vervangen door een nieuwe kwaliteit: negatie van de negatie. Enzovoort. Lenin karakteriseert deze ontwikkeling als volgt:

    "Een ontwikkeling die reeds doorlopen fasen om zo te zeggen nog eens doorloopt, maar dan anders, op een hoger niveau ('negatie van de negatie'), een ontwikkeling die niet rechtlijnig, maar als het ware spiraalvormig verloopt. 9)

    Opnieuw een voorbeeld, door Engels ontleend aan "Het Kapitaal" van Marx:

    "Marx toont eenvoudig historisch aan dat, zoals eenmaal het kleinbedrijf door zijn eigen ontwikkeling de voorwaarden tot zijn vernietiging schiep, d.w.z. tot de onteigening van de kleine bezitters, noodzakelijkerwijze schiep, de kapitalistische produktiewijze nu eveneens de materiele voorwaarden zelf geschapen heeft waaraan ze ten gronde moet gaan. Het is een historisch proces, en wanneer het tegelijk een dialectisch proces is, dan is dat niet de schuld van Marx, hoe fataal dit voor de heer D¨hring ook mag zijn."

    Pas nadat Marx met zijn historisch-economisch bewijs klaar is, gaat hij voort:

    "De kapitalistische produktie- en toeeigeningswijze, en daarmee het kapitalistische particuliere eigendom, is de eerste negatie van de individuele, op de arbeid berustende particuliere eigendom. De negatie van de kapitalistische produktie wordt door haarzelf met de noodzakelijkheid van een natuurproces voortgebracht. Het is de negatie van de negatie. Deze herstelt het individuele eigendom, maar op de grondslag van het bereikte in de kapitalistische periode, van de samenwerking van vrije arbeiders en van hun gemeenschappelijk eigendom van de grond en van de door de arbeid zelfvoortgebrachte productiemiddelen. De verandering van de, op eigen arbeid berustende, versnipperde particuliere eigendom van de individuen in het kapitalistische eigendom is een natuurlijk proces, onvergelijkelijk langduriger, harder en moeilijker dan de verandering van de feitelijk reeds op maatschappelijk produktiebedrijf berustende kapitalistische particuliere eigendom in maatschappelijk eigendom." 10)

    De negatie van de negatie van het kapitalistische eigendom in dit voorbeeld is dus geen terugkeer naar het oorspronkelijke uitgangspunt: kleine afzonderlijke producenten die hun kleine versnipperde produktiemiddelen in eigen bezit hebben. In dat geval zou er geen sprake van ontwikkeling zijn. In de negatie van het kapitalistische eigendom blijft de positieve verworvenheid van de kapitalistische periode, namelijk de aaneensluiting van de arbeiders en het maatschappelijke karakter van de produktie, behouden in de nieuwe kwaliteit: het socialistische eigendom.
    De hierboven behandelde drie fundamentele wetten hangen, zoals we hebben gezien, nauw met elkaar samen. Zij karakteriseren het wezen en het verloop van alle ontwikkelingen in de materiele wereld. Omdat materiele werkelijkheid zich voortdurend ontwikkelt, staat ook het wetenschappelijke en filosofische denken voortdurend voor de taak om steeds dieper in de dialectiek van natuur en maatschappij te dringen, en daarmee ook de theorie van de dialectiek en de dialectische methode verder te ontwikkelen.

    3. MATERIALISTISCHE DIALECTIEK ALS METHODE VAN DENKEN EN HANDELEN

    Zoals we gezien hebben is de materialistische dialectiek de filosofische theorie van de algemene samenhangen en wetmatigheden van iedere ontwikkeling in natuur, maatschappij en denken. Deze theorie geeft dus een verklaring van de objectieve realiteit. Om de theorie van de dialectiek als leidraad voor ons denken en handelen te kunnen gebruiken is het nodig, dat we uit de dialectische theorie een dialectische methode afleiden.
    Een methode beschrijft de weg naar een bepaald doel. Ze geeft aan hoe men te werk moet gaan om dat doel te bereiken. Om de kennis van de dialectische theorie te kunnen gebruiken als leidraad voor ons denken en handelen, moeten daaruit principes en voorschriften afgeleid worden. De dialectische methode is een geheel van principes en voorschriften, die zijn afgeleid uit de wetten van de dialectiek. Ze geeft ons een algemene leidraad hoe we bij de verwerving van kennis over en praktische verandering van de objectieve realiteit, te werk moeten gaan. De dialectische methode is een algemene methode voor het denken en handelen.
    Dit betekent dat ze geldig is voor alle wetenschapsgebieden en voor alle gebieden van praktische activiteit, omdat ze berust op de algemene eigenschappen en wetmatigheden van de objectieve realiteit. Maar het algemene karakter van de dialectische methode betekent ook dat ze moet worden toegepast, samen met specifieke methoden die in overeenstemming zijn met het bijzondere object dat onderzocht en veranderd moet worden. Het zal duidelijk zijn dat in het onderzoek op het gebied van de kernfysica andere specifieke methodes gehanteerd moeten worden dan in de klassenstrijd voor een socialistische maatschappij. Maar voor beide gebieden gelden de algemene wetten van de dialectiek, en voor beide is, in combinatie met specifieke methoden, ook de algemene dialectische methode van toepassing.

    3.1 Belangrijke principes en voorschriften van de dialectische methode

    Na Marx en Engels heeft vooral Lenin een belangrijke bijdrage geleverd aan de toepassing en ontwikkeling van de dialectische methode. Van groot belang is Lenin's uitwerking van de strategie en tactiek van de klassenstrijd van de arbeidersklasse, en in het bijzonder de praktische omzetting daarvan in de October-revolutie en de opbouw van een socialistische maatschappij in de Sovjet-Unie. Hierin heeft hij concrete toepassing en ontwikkeling van de dialectisch-materialistische methode op voorbeeldige wijze verenigd. Dat daarbij heel wat meer komt kijken dan het theoretisch eigen maken van kennis van enkele algemene begrippen en wetmatigheden, dat wordt duidelijk uit al datgene wat Lenin in de revolutionaire periode voor en na de October-revolutie heeft geschreven. Hier kunnen we slechts in het kort enkele algemene principes van de dialectisch-materialistische methode aanstippen: het principe van de objectiviteit, de noodzaak van alzijdigheid van de analyse en de noodzaak om de verschijnselen steeds in hun ontwikkeling te beschouwen.
    De dialectisch-materialistische methode is in de eerste plaats een materialistische methode. Op grond van deze methode moeten we niet naar bovennatuurlijke krachten, naar geestelijke principes en ideeen zoeken als de motor van veranderingen, maar deze methode is erop gericht om de natuurlijke oorzaken van veranderingen en ontwikkelingen te leren kennen en deze kennis in de praktijk doelgericht te gebruiken. Dit wordt ook wel het principe van de objectiviteit genoemd: materiele processen moeten we in ons denken zo opvatten, zoals ze objectief zijn. Subjectivisme moet worden uitgesloten. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat we bij het ontwikkelen van een communistische politiek niet moeten uitgaan van wensen en dromen, maar dat we onze politiek moeten aanpassen aan de concrete objectieve omstandigheden en krachtsverhoudingen.
    Volgens de dialectisch-materialistische methode is een alzijdige benadering vereist, en moeten we eenzijdigheid vermijden. Dit betekent dat we de verschijnselen niet ieder voor zich, geisoleerd moeten beschouwen, maar dat we moeten kijken naar het geheel van hun relaties met andere verschijnselen. Zo moeten we bijvoorbeeld verschijnselen op monetair gebied, zoals hoge dollarkoersen of inflatie, niet als iets op zichzelf staands opvatten, maar in samenhang zien met de ontwikkeling van de kapitalistische economie als geheel,met de tegenspraken die daaraan eigen zijn, enzovoort.
    Volgens de dialectisch-materialistische methode moeten alle verschijnselen steeds in hun ontwikkeling, in hun worden en vergaan worden beschouwd. We moeten steeds onderzoeken hoe en waaruit ieder verschijnsel, ieder proces is ontstaan, in welk ontwikkelingsstadium het zich bevindt, en wat zijn verdere ontwikkelingsperspectieven zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat we concreet na moeten gaan in welke fase van ontwikkeling het kapitalistisch systeem waarin wij leven zich bevindt. En, wanneer wij vaststellen dat dit systeem zich niet meer in de fase van opkomst of bloei, maar reeds in de fase van verval bevindt, dan moeten we nagaan welke krachten de ondergang van dit systeem en het tot stand komen van een nieuw maatschappelijk systeem kunnen bevorderen.
    Dit principe van de dialectisch-materialistische methode kan nog verder worden uitgewerkt door methodische principes af te leiden uit de fundamentele wetten van de dialectiek: de wet van de eenheid en "strijd" van tegenstellingen, de wet van de overgang van kwantitatieve veranderingen in nieuwe kwalitatieve toestanden en de wet van de negatie van de negatie.
    Het toepassen en ontwikkelen van de dialectisch-materialistische methode is nauw verbonden met de ontwikkeling van de theorie van de materialistische dialectiek.

    3.2 Toepassing van de dialectische methode op de revolutionaire strijd voor een klassenloze maatschappij

    De richtlijnen voor de dialectische methode zijn van groot belang voor de praktische politiek van de communistische partij. De revolutionaire consequenties van de materialistische dialectiek waren al snel een steen des aanstoots voor de heersende bourgeoisie. In het nawoord bij de tweede druk van "Het Kapitaal" schrijft Marx in 1873:

    "In haar mystieke (idealistische) vorm werd de dialectiek een Duitse mode, omdat zij het bestaande scheen te verheerlijken. In haar rationele (materialistische) gedaante is de dialectiek voor de burgerij en voor haar doctrinaire woordvoerders een ergernis en een gruwel, omdat zij met het positieve begrip van het bestaande, tegelijk ook het begrip van de negatie, van de noodzakelijke ondergang ervan, omvat, iedere ontstane vorm beschouwt in het verloop van zijn ontwikkeling, dus ook naar het wezen van zijn vergankelijkheid, zich door niets laat overbluffen en naar haar aard kritisch en revolutionair is.
    De beweging vol tegenspraken van de kapitalistische maatschappij doet zich voor de praktische bourgeoisie op de meest treffende wijze gevoelen in de wisselvalligheden van de periodieke cyclus die de moderne industrie doorloopt, en in het bijzonder in haar toppunt: de algemene crisis.
    De crisis is weer in aantocht, ofschoon zij zich nog in het beginstadium bevindt; zowel door het brede terrein dat de crisis bestrijkt als door de heftigheid van haar uitwerking zal bij de geluksvogels van het nieuwe Heilige Pruisische-Duitse Rijk de dialectiek er in worden geranseld." 11)

    Zelfs de bourgeoisie, die het liefst de ogen wil sluiten voor de materialistische dialectiek, wordt geconfronteerd met de harde dialectische werkelijkheid in de vorm van economische crises als uiting van de objectieve dialectiek van het kapitalistische systeem. Maar voor de arbeidersklasse wordt de dialectiek een scherp wapen in de strijd voor een klassenloze maatschappij. Engels noemt de dialectiek: "ons beste instrument en ons scherpste wapen". 12)

    De creatieve toepassing van de materialistische dialectiek maakte het Marx en Engels mogelijk de menselijke maatschappij en de geschiedenis materialistisch te verklaren, de economische bewegingswetten van het kapitalisme te ontdekken, en de strategie en tactiek van de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse uit te werken. Lenin heeft de materialistische dialectiek verder ontwikkeld, en was een meester in het toepassen van de dialectische methode. Met behulp van deze methode analyseerde hij het imperialisme en werkte hij de strategie en tactiek van de proletarische klassenstrijd in het tijdperk van het imperialisme en de proletarische revolutie uit. Na de October-revolutie ontwierp hij het plan voor de overgang tot het socialisme en voor de opbouw van een socialistische maatschappij.
    En ook na het totstandkomen van een klassenloze maatschappij zal de dialectische ontwikkeling verder gaan. Toepassing van de dialectische methode op het onderzoek naar en de verandering van de maatschappij heeft vergaande revolutionaire consequenties. Ideeen over de eeuwigheid van het kapitalistisch stelsel, en illusies over klassenharmonie, en over een uitsluitend geleidelijke verandering van de maatschappij, zullen in het licht van de materialistische dialectiek niet langer staande blijven.
    De materialistische dialectiek is het theoretisch wapen van de revolutionaire arbeidersklasse en is een instrument tot praktische omvorming van de maatschappij. De dialectische wetten van de maatschappelijke ontwikkeling bestaan objectief, onafhankelijk van het feit of wij ze kennen of niet. Maar kennis van die wetten, en bewuste toepassing daarvan betekent dat de mensen de maatschappelijke ontwikkeling kunnen gaan beheersen, dat ze het totstandkomen van de dialectische negatie van het kapitalisme: een socialistische maatschappij, kunnen bevorderen. Dit is des te belangrijker, omdat wij ons ook een andere, niet-dialectische negatie van het kapitalisme kunnen voorstellen, namelijk een totale vernietiging door een atoomoorlog.
    Daarom is het noodzakelijk dat communisten zich de theorie van de materialistische dialectiek en de dialectische methode eigen maken en leren toepassen.
    Daarom is het ook nodig dat communistische partijen de materialistische dialectiek verder ontwikkelen.
     

    NOTEN.

    1. F. Engels, "Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie"; Uitgever: Pegasus, Amsterdam, 1970; p.49
    2. F. Engels, "De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap"; Uitgever: SUN, Nijmegen, 1974; p.49/50
    3. F. Engels, "ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie"; Uitgever: Pegasus, Amsterdam, 1970; p.50
    4. Lenin, "Karl Marx en zijn leer"; Uitgever: Progres, Moskou, 1984; p.21
    5. Idem; p.21
    6. Karl Marx, "Het Kapitaal"; Uitgever: De Haan, Bussum, 1983; p.459 (noot)
    7. W.I. Lenin, "Konspekt zur "Wissenschaft der Logik", In Werke Bd. 38; Uitgever: Dietz Verlag, Berlin, 1976; p.214
    8. F. Engels, "Anti-D¨hring"; Uitgever: Progres, Moskou, 1978; p.147
    9. Lenin, "Karl Marx en zijn leer"; Uitgever: Progres, Moskou, 1984; p.21
    10. F. Engels, "Anti-D¨hring"; Uitgever: Progres, Moskou, 1978; pp.157 en 153-4
    11. Karl Marx, "Het Kapitaal"; Uitgever: De Haan, Bussum, 1983; p.XXIII (in de Nederlandse vertaling zijn door ons enige verbeteringen aangebracht op grond van de Duitse tekst)
    12. F. Engels, "Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie"; Uitgever: Pegasus, Amsterdam, 1974; p.48

    LITERATUUR VOOR SCHOLINGSDEELNEMERS:

    - W.I. Lenin, "Karl Marx en zijn leer": de paragraaf over 'de dialectiek'
    (in de Progres-uitgave, Moskou, 1984, is dit pp.19 t/m 21)

    VOOR SCHOLINGSLEIDERS EN ANDERE BELANGSTELLENDEN:

    - F. Engels, "De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap"; Uitg. SUN, Nijmegen, 1971: Hoofdstuk II; pp. 48 t/m 55)
    - F. Engels, "Anti-D¨hring"; Uitg. Progres, Moskou, 1978: Eerste deel; Filosofie:
    Hoofdstuk XII: Dialectiek, kwantiteit en kwaliteit; pp. 140-151
    Hoofdstuk XIII: Dialectiek, negatie van de negatie; pp. 152-167