BASISSCHOLING

HOOFDSTUK 5. KLASSENSTRIJD

1. INLEIDING

In het voorgaande hoofdstuk, Historisch Materialisme, hebben we kunnen zien, dat de ontwikkeling van de maatschappij wordt geregeerd door objectieve wetmatigheden.
Dat is een essentieel aspect van de materialistische opvatting van de geschiedenis. Bij die wetmatigheden hoort de klassenstrijd, als drijvende kracht van de maatschappelijke ontwikkeling. De Marxistische theorie van de klassenstrijd kunnen we alleen begrijpen vanuit de grondslag van de materialistische opvatting van de geschiedenis.
Het doel van de communisten is uiteindelijk het tot stand brengen van een maatschappij zonder klassen, en daarmee zonder uitbuiting en onderdrukking, zoals we al in het vorig hoofdstuk gezien hebben. Hoe is een dergelijke communistische maaatschappij te bereiken? Welke krachten kunnen een einde maken aan de kapitalistische uitbuiting en onderdrukking? Volgens de theorie van Marx, Engels en Lenin is de klassenstrijd van de arbeidersklassen hiervoor een noodzakelijke voorwaarde.
Deze klassenstrijd is geen bedenksel, maar een objektief gegeven. Zoals we in het Communistisch Manifest kunnen lezen is de hele maatschappelijke geschiedenis, uitgezonderd in de allereerste vormen van menselijke maatschappij, een geschiedenis van klassenstrijd.

"De geschiedenis van alle vroegere maatschappijen is de geschiedenis van klassenstrijd. Vrije en slaaf, patricier en plebejer, baron en lijfeigene, gildemeester en gezel, kortom: onderdrukkers en onderdrukten stonden in voortdurende tegenstelling tot elkaar, voerden een onafgebroken, nu eens bedekte, dan weer openlijke stijd, een strijd die telkenmale eindigde met een revolutionaire omvorming van de gehele maatschappij of met de gemeenschappelijke ondergang der strijdende klassen ...
De moderne maatschappij, uit de ondergang der feodale maatschappij voortgekomen, heeft de klassentegenstellingen niet opgeheven. Zij heeft slechts nieuwe klassen, nieuwe voorwaarden van onderdrukking, nieuwe vormen van strijd in plaats van de oude gesteld.
Maar ons tijdperk, het tijdperk van de bourgeoisie, kenmerkt zich hierdoor dat het de klassentegenstellingen heeft vereenvoudigd. Meer en meer splitst de gehele maatschappij zich in twee grote vijandelijke kampen, in twee rechtstreeks tegenover elkaar staande klassen: bourgeoisie en proletariaat." 1)

Het bestaan van klassen en klassenstrijd op zich is geen ontdekking van Marx en Engels. Maar zij hebben wel voor het eerst de historische betekenis van de klassenstrijd in volle omvang begrepen. In het bijzonder ontdekten zij de rol van de strijd van de arbeidersklassen bij het beeindigen van iedere uitbuiting en klassenheerschappij, en het tot stand brengen van een maatschappij zonder klassen. In 1852 schrijft Marx:
 

"Wat mij nu betreft - niet aan mij komt de verdienste toe het bestaan van klassen in de moderne maatschappij, noch hun strijd onder elkaar te hebben ontdekt. Al lang voor mij hadden burgerlijke geschiedschrijvers de historische ontwikkeling van deze strijd van de klassen en burgerlijke economen de economische anatomie ervan beschreven. Het nieuwe wat ik deed was
1. aan te tonen dat het bestaan van de klassen alleen aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van de produktie gebonden is;
2. dat de klassenstrijd noodzakelijkerwijze tot de diktatuur van het proletariaat leidt;
3. dat deze diktatuur zelf slechts de overgang vormt naar het afschaffen van alle klassen en naar een klassenloze maatschappij." 2)

De marxistische theorie van de klassenstrijd geeft ons niet alleen een leidraad om in de schijnbare chaos van maatschappelijke gebeurtenissen en historische ontwikkelingen een wetmatig verloop te ontdekken. Zij geeft ons daarmee tegelijkertijd een instrument om bewust in te gijpen in de loop van de geschiedenis, om een einde te maken aan de kapitalistische klassenmaatschappij.
Een communistische partij heeft tot taak om uitgebuite en onderdrukte mensen inzicht te geven in hun positie, in de hoofdoorzaken van hun problemen en vooral ook in de richting waarin een oplossing voor deze problemen gevonden kan worden. Alleen zo kan aan de bestaande ontevredenheid een progressieve richting gegeven worden en kan het opkomen voor eigen belangen bijdragen aan de strijd voor een socialistische maatschappij.
Door de marxistische theorie van de klassenstrijd toe te passen op de huidige situatie is het voor een communistische partij mogeljk de krachten die een eind kunnen maken aan het kapitalisme te mobiliseren en te versterken.
In dit gedeelte van het scholingsmateriaal zullen we ingaan op de vraag wat klassen zijn, welke klassen in een kapitalistische maatschappij een rol spelen, wat de rol van de klassenstrijd in de geschiedenis is, welke vormen klassenstrijd kan aannemen en welke rol de arbeidersklasse heeft bij het tot stand brengen van een klassenloze maatschappij.
 
 

2. KLASSEN EN KLASSENSTRIJD

2.1. Wat zijn klassen?

Naar aanleiding van de ervaringen met de opbouw van het socialisme in de Sovjetunie geeft Lenin in 1919 in zijn artikel "Het grote initiatief" een uitgebreide definitie:

"Klassen noemt men grote groepen van mensen die zich van elkaar onderscheiden:
- door hun plaats in een historisch bepaald stelsel van maatschappelijke produktie,
- door hun verhouding tot de produktiemiddelen (die grotendeels in wetten is vastgelegd en geregeld),
- door de rol die zij in de maatschappelijke organisatie van de arbeid spelen,
- en dus ook door de aard van verwerving en de omvang van het aandeel in de maatschappelijke rijkdom, waarover zij beschikken.

"Klassen zijn groepen van mensen, waarvan de ene zich de arbeid van de andere kan toeeigenen tengevolge van hun verschillende positie in een bepaald stelsel van de maatschappelijke economie." 3)

Deze definitie is pas goed te begrijpen tegen de achtergrond van de materialistische opvatting van de geschiedenis. Laten we op de hoofdpunten van Lenins definitie ingaan:

1) Klassen onderscheiden zich van elkaar "door hun plaats in een historische bepaald maatschappelijk stelsel van produktie". En aan het eind van zijn definitie spreekt Lenin over "hun verschillende positie in een bepaald stelsel van de maatschappelijke economie". Hoe kunnen we dus bepalen welke klassen er in een bepaalde maatschappij bestaan, hoe kunnen we de verschillende klassen van elkaar afgrenzen? Niet in de eerste plaats door te kijken naar hun ideeen en voorstelllingen, maar door na te gaan welke plaats ze innemen in het economisch systeem van de betreffende maatschappij.
De grondslag van het economisch systeem wordt gevormd door het stelsel van produktie. Daar zullen we bij de behandeling van de politieke economie verder op ingaan. Maar alle groepen die deelnemen aan het economisch systeem, of ze nu in de directe produktie werkzaam zijn of niet, hebben op grond daarvan een plaats in de klassenverhoudingen. Verder maakt Lenin hier duidelijk dat het stelsel van maatschappelijke produktie, dus ook het hele economische systeem, historisch bepaald is. Ook de klassenverhoudingen zijn dus niet onveranderlijk, maar veranderen met de historische ontwikkeling.

In het vervolg van zijn definitie maakt Lenin duidelijk waardoor de plaats van groepen mensen in het eceonomische systeem konkreet wordt bepaald:
- door hun verhouding tot de produktiemiddelen,
- door hun rol in de maatschappelijke organisatie van de arbeid,
- door de manier waarop ze een aandeel in de maatschappelijke rijkdom verwerven,
- en door de omvang van dat aandeel.

2) Klassen onderscheiden zich van elkaar "door hun verhouding tot de produktiemiddelen (die grotendeels in wetten is vastgelegd en geregeld)". De verhouding tot de produktiemiddelen is voor het bepalen van de klassenverhoudingen het meest fundamenteel.

Hierbij gaat het met name om de vraag wie over de produktiemiddelen beschikt en op grond daarvan economische macht uitoefent. Deze verhouding tot de produktiemiddelen is juridisch met name vastgelegd in het eigendomsrecht.

3) Klassen onderscheiden zich van elkaar "door de rol die zij in de maatschappelijke organisatie van de arbeid spelen". De maatschappelijke organisatie van de arbeid komt tot uitdrukking in verschillende vormen van arbeidsdeling en hierarchie: welke groep commandeert en welke gehoorzaamt, welke geeft leiding en welke voert het werk uit, welke verricht hoofdarbeid en welke handarbeid.

De klasse die over de produktiemiddelen beschikt en in de maatschappelijke organisatie van de arbeid een heersende rol speelt kan zich op grond daarvan ook het grootste deel van de maatschappelijke rijkdom toeeigenen:

4) Klassen onderscheiden zich van elkaar "door de aard van verwerving en de omvang van het aandeel in de maatschappelijke rijkdom, waarover ze beschikken". Het verschil tussen rijken en armen is niet de oorzaak van klassentegenstellingen, maar het gevolg van de eerder genoemde verschillen in economische positie.

Tenslotte vat Lenin samen:

"Klassen zijn groepen van mensen, waarvan de ene zich de arbeid van de andere kan toeeigenen tengevolge van hun verschillende positie in een bepaald stelsel van de maatschappelijke economie."

Van wezenlijk belang voor het onderscheid tussen klassen is de plaats die groepen innemen in de economie, met name in de verhouding tot de produktiemiddelen. Uit Lenins definitie wordt ook duidelijk dat het alleen zin heeft over een klasse te spreken, wanneer we kijken naar haar verhouding tot andere klassen. Klassentegenstellingen zijn gebasseerd op uitbuiting: die klasse die over de produktiemiddelen beschikt kan zich op grond daarvan de arbeid van anderen toeeigenen. Er kan geen uitbuitersklasse bestaan zonder een uitgebuite klasse. Het bestaan van klassentegenstellingen leidt tot klassenstrijd: de uitbuitersklasse zal voordurend proberen de mate van uitbuiting op te voeren. De uitgebuite klassen moet vechten voor haar voortbestaan. Wanneer de uitgebuite klasse probeert zich van haar uitbuiting en onderdrukking te bevrijden, zal de heersende klasse koste wat het kost haar heersende positie willen handhaven.

2.2. Klassen in het kapitalisme

Wanneer we de geschiedenis onderzoeken wordt duidelijk dat er pas onder bepaade economische voorwaarden klassen konden ontstaan.
De eerste maatschappijvorm die zich, na de ontwikkeling van mensen uit het dierenrijk, ontwikkelde kende geen klassen. Alle leden van deze oermaatschappij, hadden dezelfde positie ten opzichte van de produktiemiddelen. Ze gebruikten de grond, planten en vruchten, het wild in de bossen en de vis in de rivieren, meren en zeeen gemeenschappelijk voor de produktie van hun levensonderhoud. Door de beperkte ontwikkeling van de produktiekrachten was het nog niet mogelijk dat er meer werd geproduceerd dan nodig was voor het in stand houden en opnieuw voortbrengen van de arbeidskracht. Pas een verdere ontwikkeling van de produktiekrachten, zoals het ontstaan van landbouw en veeteelt en de scheiding tussen agrarische produktie en handwerk, maakte het mogelijk dat er meer geproduceerd werd dan de mensen voor hun levensonderhoud nodig hadden: een maatschappelijk meerprodukt. Deze ontwikkeling schiep de voorwaarden voor het ontstaan van sociale verschillen. Er kon een groep ontstaan die zich het meerprodukt dat door anderen was geproduceerd toeeigende, gekoppeld aan de vorming van priv*bezit van produktiemiddelen. Degenen die de arbeid verrichtten, hadden niet meer de beschikking over hun arbeidsmiddelen en over het produkt van hun arbeid. Deze kwamen in handen van de bezitters, hun slavenhoudersmaatschappij. Slavenopstanden waren **n van de eerste uitingen van klassenstrijd en van de uitgebuite en onderdrukte klasse.

Arbeidersklasse en kapitalistenklasse
Er hebben dus niet altijd klasssen bestaan. En ze zullen ook niet altijd blijven bestaan. Op grond van hun economische en historische onderzoek kwamen Marx en Engels tot de conclusie dat de kapitalistische maatschappij de laatste vorm van klassenmaatschappij is. Onder het kapitalisme ontstond de klasse van arbeiders, verscheen zij op het toneel en hebben de klassentegenstellingen zich vereenvoudigd.:

"Meer en meer splitst de gehele maatschappij zich in twee grote vijandelijke kampen, in twee rechtstreeks tegenover elkaar staande klassen: bourgeoisie en proletariaat." 4)

Bourgeoisie of kapitalistenklasse, en proletariaat of arbeidersklassse, dat zijn de twee hoofdklassen die in het kapitalisme tegenover elkaar staan. Met behulp van de definitie van Lenin kunnen we deze twee klassen duidelijk onderscheiden.
De kapitalistenklasse beschikt over de produktiemiddelen. De machines, gebouwen, transportmiddelen, grond, grondstoffen enzovoort, kortom alle voorwaarden om te produceren behalve de arbeidskracht zijn in hun handen. Op grond daarvan hebben zij in de maatschappelijke organisatie van de arbeid een heersende rol: zij bepalen wat er geproduceerd wordt, hoeveel, door wie en hoe.
De arbeidersklasse heeft geen beschikking over produktiemiddelen. Op grond daarvan kan zij niet eens haar eigen levensmiddelen produceren. Om te kunnen blijven leven is de arbeidersklasse gedwongen het einige waarover zij beschikt, haar arbeidskracht, te verkopen aan de kapitalistenklasse. De vorm van deze verkoop of verhuur van deze arbeidskracht is loonarbeid. De arbeidersklasse verricht arbeid in dienst van de kapitalistenklasse. Zij bepaalt zelf niet wat er geproduceerd wordt, en wat er met de produkten gebeurt. Zij heeft geen zeggenschap over produktie en verdeling.
Voor de kapitalistenklasse is de produktie niet in de eerste plaats een middel tot bevrediging van menselijke behoeften. Waar het de kapitalistenklasse in de eerste plaats om gaat is de vergroting van haar kapitaal, vergroting van de hoeveelheid produktiemiddelen en arbeidskracht waarover ze de beschikking heeft. De kapitalistenklasse eigent zich het grootste deel van de maatschappelijke rijkdom toe in de vorm van winst. Maar deze rijkdom wordt door de arbeidersklasse geproduceerd. Alleen door de arbeid wordt waarde toegevoegd aan datgene wat de natuur ons biedt. De arbeidersklasse ontvangt echter slechts een zeer klein deel van de maatschappelijke rijkdom in de vorm van loon, meestal net genoeg om van te leven.
De verhouding tussen kapitalistenklasse en arbeidersklasse is dus een uitbuitingsverhouding: het meerprodukt dat door de arbeidersklasse wordt geproduceerd wordt door de kapitalistenklasse in bezit genomen. Op grond van het feit dat zij over de produktiemiddelen beschikt hebben de kapitalisten de macht over produktie en verdeling. Deze economische macht vormt de grondslag voor hun politieke macht. In een kapitalistische maatschappij staat de meerderheid van de bevolking bloot aan economische uitbuiting en politieke onderdrukking door de kapitalistenklasse, een steeds kleiner wordende minderheid.
Met de ontwikkeling van het kapitalisme tot wereldomvattend systeem wordt de arbeidersklasse steeds meer een internationale klasse. De kapitalistsiche uitbuiting en onderdrukking kent geen grenzen. Door hun gezamenlijke klassebelangen worden de proletariers van alle landen aaneengesmeed tot een internationale arbeidersklasse. Daarmee is ook de klassenstrijd een internationale strijd geworden.

Middenlagen
Arbeidersklasse en kapitalistenklasse zijn in een kapitalistische maatschappij de enige twee, onverzoenlijk tegenover elkaar staande klassen. Daarnaast zijn er nog verschillende maatschappelijke groepen, de zogenaamde "middenlagen". Hierbij gaat het om klassen en sociale lagen wier bestaansbasis voornamelijk, evenals bij de arbeidersklasse, de eigen arbeid is. Maar zij zijn, in tegenstelling tot de arbeidersklasse, veelal kleine bezitters van produktiemiddelen en verrichten hun arbeid op deze grondslag. Of zij verrichten in de maatschappelijke organisatie van de arbeid specifieke functies die hen van de arbeidersklasse scheiden. Tot de middenlagen behoren het grootste deel van de boeren, zelfstandige ambachtslieden, kleine ondernemers en handelaars, hoger personeel dat functies heeft om de loonarabeid te "commanderen", bepaalde intellectuelen met specialistische functies.

De middenlagen zijn historisch ontstaan uit de kleine stedelijke middenstand en uit de boerenstand. Zij zijn echter niet alleen maar een overblijfsel van feodale of vroegkapitalistische klassen. Bepaalde delen van de middenlagen verdwijnen of worden steeds kleiner in aantal (bijvoorbeeld de boeren). Maar met de ontwikkeling van het kapitalisme ontstaan ook steeds nieuwe middenlagen (bijvoorbeeld de opkomst van allerlei computerbedrijfjes).

In het Communistisch Manifest wordt de positie van deze middenlagen en hun verhouding tot kapitalistenklasse en arbeidersklasse als volgt gekarakteriseerd:

"Van alle klassen, die heden ten dage tegenover de bourgeoisie staan, is slechts het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De overige klassen raken in verval en gaan ten onder met de grootindustrie, het proletriaat is er het hoogsteigen produkt van.
De middenstanden, de kleine industrieel, de kleine koopman, de handwerksman, de boer, zij allen strijden tegen de bourgeoisie om hun bestaan als middenstand voor ondergang te behouden. (Zij zijn dus niet revolutionair, maar conservatief.) Erger nog. Zij zijn dus reactionair, zij trachten het rad der geschiedenis terug te draaien. Zijn ze revolutionair, dan zijn ze het met het oog op de hen wachtende overgang naar het proletariaat; dan verdedigen zij niet hun tegenwoordige, maar hun toekomstige belangen, dan verlaten zij hun eigen standpunt om zich op dat van het prolerariaat te stellen." 5)

Ten gevolge van de overgang van het klassieke kapitalisme naar het monopolie-kapitalisme en het imperialisme plaatsten ook de directe belangen van deze middenlagen hen aan de kant van de arbiedersklasse.

Arbeidersklasse en kapitalistenklasse zijn dus de fundamentele klassen van een kapitalistische maatschappij. De verhouding tussen arbeidersklasse en kapitalistenklasse wordt een antagonistische tegenstelling genoemd. Dat wil zeggen een onverzoenlijke tegenstelling, die alleen door een maatschappelijke revolutie kan worden opgeheven. Deze tegenstelling komt tot uitdrukking in een voortdurende klassenstrijd tussen arbeidersklasse en kapitalistenklasse. Aan deze klassenstrijd kan uiteindelijk alleen een eind komen door opheffing van de klassen, door het ontstaan van een klassenloze maatschappij.

2.3. Klassenbewustzijn

Klassen worden dus onderscheiden door de plaats die ze innemen in het economisch stelsel van een bepaalde maatschappij. Uit deze verschillende posities vloeien objektief verschillende klassenbelangen voort. Zo heeft de kapitalistenklasse belang bij het maken van zoveel mogelijk winst. De arbeidersklasse heeft belang bij het verminderen van de uitbuiting, onder andere door verhoging van de lonen en verkorting van de arbeidstijd. Al op dit niveau zijn deze belangen tegengesteld aan elkaar. Door hogere lonen komt er nog geen einde aan de uitbuiting. Het uiteindelijk klassenbelang van de arbeidersklasse is opheffing van de uitbuiting, dus vestiging van een klassenloze maatschappij. De kapitalistenklasse heeft juist belang bij het voortbestaan van de kaptitalistische maatschappij.
Degenen die tot een bepaalde klasse behoren kunnen door klassenbelangen tot handelen gemotiveerd worden. Zo vloeit de eeuwige strijd tussen kapitalisten en arbeiders over de hoogte van het loon rechtstreeks voort uit tegengestelde klassebelangen.
De middenlagen worden op grond van hun belangen heen en weer geslingerd tussen de kaptalistenklasse en de arbeidersklasse. Vanuit het oogpunt van de historische ontwikkeling vallen hun belangen echter samen met de klassenbelangen van de arbeidersklasse, zoals Marx en Engels aangeven. Om hun toekomstige belangen te verdedigen moeten zij zich op het standpunt van de arbeidersklasse stellen.
Een klasse kan zich meer of minder bewust zijn van haar objectieve klassepositie en van haar klassebelangen. Het klassebewustzijn van de arbeidersklasse ontstaat niet vanzelf. Leden van de arbeidersklasse worden zich relatief eenvoudig bewust van hun positie als loonafhankelijke en van hun directe economische belangen op het gebied van loon en werk. Maar ook op dit gebied leven vaak allerlei illusies en verwarde voorstellingen.
Bijvoorbeeld de gedachte dat inleveren van loon in het belang van de werklozen zou zijn. Deze voorstellingen vloeien voort uit de ideologie van de kapitalistenklasse, in het kapitalisme de heersende ideologie.
Nog veel moeilijker is het ontwikkelen van het bewustzijn van de belangen van de arbeidersklasse op lange termijn, een klassenloze maatschappij, en van de historische rol die zij bij de tot stand komen hiervan kan spelen. Voor de volledige ontwikkeling van het klassebewustzijn van de arbeidersklasse zijn ervaringen in de klassenstrjd van groot belang. Zonder ontwikkeling van het klassebewustzijn kan de praktische klassenstrijd niet doelmatig gevoerd worden. De communistische partij heeft tot taak in de dagelijkse strijd het klassebewustzijn van de arbeidersklasse door propaganda en scholing te vergroten. Dit is een vorm van ideologische klassestrijd.

2.4. Klassenstrijd in deze tijd.

De algemene kenmerken van de arbeidersklasse en de kapitalistenklasse en van hun onderlinge verhouding in de kapitalistische maatschappij zoals in paragraaf 2.2. beschreven, zijn door Marx en Engels uit hun onderzoek van het kapitalisme in zijn klassieke ontwikkelingsfase geconcludeerd.
Sinds de vorige eeuw heeft het kapitalisme zich verder ontwikkeld. In het hoofdstuk over de politieke economie zullen we ingaan op de imperialistische fase van het kapitalisme en op het staatsmonopolistische kapitalisme. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot veranderingen in de omvang en de samenstelling van de arbeidersklasse en de kapitalistenklasse. De genoemde algemene kenmerken blijven echter ook in deze tijd geldig.
De arbeidersklasse is, zoals gezegd, een internationale klasse. In de ontwikkelde kaptalitische landen vormt zij de meerderheid van de bevolking. Haar uitbuiting is een voorwaarde voor de opeenhoping van kapitaal en macht bij de kapitalistenklasse. De strijd tussen arbeidersklassen en kapitalistenklasse in de ontwikkelde kapitalistische landen is **n van de fronten waarop de internationale klassenstrijd gevoerd wordt. Maar niet meer de enige.
De oktoberrevolutie in Rusland bracht de politieke macht in handen van de arbeidersklasse, die ze daarna steeds moest verdedigen. Zo kunnen we van Lenin lezen:

"Na de verovering van de politieke macht staakt het proletariaat de klassenstrijd niet, maar zet hem voort totdat de klassen opgeheven zijn, vanzelfsprekend onder andere omstandigheden, in een andere vorm en met andere middelen". 3)

In dit verband plaatst Lenin ook zijn opmerking, dat de diktatuur van het proletariaat een periode van klassenstrijd is "die onvermijdelijk blijft zolang de klassen niet zijn opgeheven en die van vorm verandert".
Sinds de oktoberrevolutie in Rusland is de arbeidersklasse in meerdere landen ter wereld tot heersende klasse geworden. Haar arbeid en haar politieke macht zijn de voorwaarde voor de ontwikkeling van het socialisme en het tot stand brengen van een klassenloze maatschappij. De klassenstrijd tussen arbeidersklasse en kapitalistenklasse heeft nu ook de vorm aangenomen van strijd tussen twee internationale maaatschappelijke systemen: het socialisme en het kapitalisme. Maar dit betekent niet dat militaire confrontatie van staten met tegengestelde maatschappelijke systemen nu de vorm van klassenstrijd is waardoor de overgang van kapitalisme naar socialisme op wereldschaal plaats kan vinden. De imperialistische staten bedreigen de socialistische staten voortdurend met een dergelijke confrontatie. De socialistische staten moeten zich hiertegen wapenenen. Maar de internationale arbeidersklasse heeft geen belang bij oorlog. Een atoomoorlog zou zelfs iedere toekomstige maatschappelijke ontwikkeling onmogelijk kunnen maken. Vreedzame coexistentie, het vreedzaam naast elkaar bestaan van staten met verschillende maatschappelijke systemen, is nu een voorwaarde voor de strijd voor een klassenloze maatschappij.
In het imperialistische stadium van het kapitalisme heeft de kapitalistenklasse haar macht in de vorm van multinationaal monopoliekapitaal over een groot deel van de wereld uitgebreid. De bevolking in de ontwikkelingslanden, die vaak nog maar voor een klein deel uit arbeiders bestaat, wordt door de multinationals op vele manieren onderdrukt en uitgebuit. Maar ook de strijd tegen imperialistische onderdrukking en uitbuiting is verbonden met de internationale strijd tussen arbeidersklasse en kapitalistenklasse. De anti-imperialistische strijd richt zich immers in de eerste plaats tegen de monopoliebourgeoisie van de machtigste en rijkste kapitalistische landen. Daarmee is ze gericht tegen de hoofdtegenstanders van de internationale arbeidersklasse.
 

3. DE ROL VAN DE KLASSENSTRIJD IN DE GESCHIEDENIS.

3.1. Klassenstrijd als motor van de geschiedenis

In klassenmaatschappijen is de klassenstrijd de motor van de historische ontwikkeling. De ontwikkeling van de produktiekrachten en de botsing tussen produktiekrachten en produktieverhoudingen wordt door middel van de klassenstrijd omgezet in aktief optreden van grote groepen mensen. Alleen door het handelen van grote groepen mensen, van klassen, kunnen maatschappelijke veranderingen tot stand gebracht worden. Of het daarbij nu gaat om veranderingen binnen een bestaande maatschappijformatie, of om maatschappelijke onwentelingen.
De klassenstrijd is de sleutel voor het begrijpen van de geschiedenis van klassenmaatschappijen. Marx en Engels ontdekten dat:

"... iedere historische strijd, of ze nu op politiek, religieus, filosofisch of ander ideologisch gebied plaatsvindt, in feite slechts de meer of minder duidelijke uitdrukking van de strijd van maatschappelijke klassen is. En het bestaan en de botsingen van deze klassen zijn weer bepaald door de mate van ontwikkeling van hun economische positie, ..." 6)

In een klassenmaatschappij zijn alle maaatschappelijke verschijnselen op de **n of andere wijze door de bestaande klassentegenstellingen bepaald. Dit geldt ook voor de verschijnselen van de zogenaamde "ideologische bovenbouw": de staat, het recht, godsdienst, onderwijs enzovoort.
De tegenstelling tussen arbeidersklasse en kaptitalistenklasse is de meest wezenlijke maatschappelijke tegenstelling in een kapitalistische maatschappij. De economie, de politiek, de ideologie, alle gebieden van het maatschappelijk leven zijn van deze tegenstelling doordrongen. Dat betekent niet dat alle tegenstellingen volledig tot de tegenstelling arbeid-kapitaal herleid kunnen worden. We moeten rekening houden met de invloed van het bestaan van middengroepen, van verschillen binnen de kapitalistenklasse, van de veranderde samenstelling van de arbeidersklasse, van resten van voorgaande maatschappijformaties, enzovoort.
Maar zaken als onderdrukking van vrouwen, racisme, milieuvervuiling kunnen niet volledig verklaard en effectief bestreden worden wanneer ze opgevat worden als iets wat los van de klassentegenstelllingen staat. Strijd op deze terreinen is ook klassenstrijd.
Klassenstrijd: dat is in een kapitalistische maaatschappij alle konkrete vormen van strijd waarin de belangen van de arbeidersklasse en die van de kaptitalistenklasse met elkaar botsen, waarin mensen zich verzetten tegen de macht van de heersende klasse, waarin het voortbestaan van de kapitalistische verhoudingen ter discussie wordt gesteld, op welk gebied dan ook, en in welke vorm dan ook.
In kapitalistische maatschappijen is de staat het bolwerk van de macht van de heersende klasse:

"Het moderne staatsapparaat is slechts een comit*, dat de gemeenschappelijke zaken van de gehele bourgeoisklasse beheert." 7)

Een voorwaarde voor het beeindigen van de macht van de heersende kapitalistenklasse is dat de arbeidersklasse de staatsmacht in handen neemt.

3.2 Hoofdvormen van klassenstrijd

Wanneer de hele geschiedenis van klassenmaatschappijen doordrongen is van klassenstrijd, betekent dat dat deze klassenstrijd op vele fronten gevoerd wordt en vele vormen kent. Engels heeft drie belangrijke vormen van klassenstrijd onderscheiden: de economische klassenstrijd, de politieke klassenstrijd en de ideologische klassenstrijd.
De arbeidersklasse kan haar klassenstrijd pas met alle kracht voeren wanneer zij deze drie vormen met elkaar verbindt.
De eenheid van deze drie vormen van klassenstrijd komt onder andere duidelijk naar voren in het voorbeeld van de staking van de Britse mijnwerkers in 1984/1985. Hun strijd was in de eerste plaats gericht tegen de mijnsluitingen, om hun werk en toekomstige werkgelegenheid voor hun kinderen te behouden. Dit was een economisch aspekt van hun strijd. Maar zij waren gedwongen ook eisen te stellen aan de politiek van de regering Thatcher: haar energiepolitiek (onder andere tegen privatisering van de mijnen), en aan haar sociale politiek (tegen muilkorven van de vakbonden). Uiteindelijk mondde de staking uit in een politieke machtsstrijd tussen de mijnwerkers en de regering. De strijd had ook een ideologische kant. Thatcher en de mijndirecties voerden een complete ideologische campagne om de stakers in een kwaad daglicht te stellen, hen voor te schilderen als criminelen, die de ruinering van de nationale economie op hun geweten hadden. De National Union of Miners was genoodzaakt deze leugencampagne met al haar middelen te bestrijden.

Economische klassenstrijd
De kaptialisten hebben, gedreven door hun winststreven, steeds weer de neiging de uitbuitingsgraad te verhogen door de lonen te verlagen, de arbeidstijd te verlengen, of de arbeid te intensiveren. Alleen al om hun positie te handhaven en hun bestaan te verdedigen zijn de arbeiders genoodzaakt tot een voortdurende economische strijd, tegen de economische strijd van de kapitalistenklasse te versterken en daarmee zichzelf als klasse aaneen te sluiten. De vakbeweging is daartoe de belangrijkste massaorganisatie. Maar ook andere organisatievormen, zoals aktiekomitees kunnen hierin een rol spelen.
De economische strijd van de arbeidersklasse kan vele vormen aannemen zoals CAO-onderhandelingen, stiptheidsakties, bezettingen, en stakingen. Kapitalisten gebruiken middelen als ontslag, uitsluiting, (dreiging met) bedrijfssluiting enzovoort.
De economische klassenstrijd is voor de arbeidersklasse van belang om directe resultaten ten aanzien van loon en werk te behalen, maar ook om het klassebewustzijn te verhogen en de organisatie van de arbeidersklasse te versterken. Maar door economische strijd alleen wordt echter de kapitalistische uitbuitingsverhouding niet aangetast. De grondslagen van het kapitalistische systeem blijven overeind.

Politieke klassenstrijd
Uit het voorbeeld van de Britse mijnstaking blijkt dat economische strijd verbonden kan zijn met politieke strijd. De politieke klassenstrijd is de strijd om de staatsmacht. De staat is in het kapitalisme het instrument tot machtsuitoefening van de economisch heersende klasse. In de huidige tijd wordt de staat in Nederland beheerst door het multinationale monopoliekapitaal. Al snel zal een kapitalist die zich bedreigd ziet door een staking de staat te hulp roepen. Bijvoorbeeld in de vorm van uitoefening van militair of politiegeweld tegen stakers. We hoeven niet naar het buitenland te kijken om hiervan voorbeelden te vinden.
De strijd voor politieke hervormingen, voor sociale wetgeving in het belang van de arbeidersklasse, is ook een vorm van politieke klassenstrijd. De hoogste vorm van politieke klassenstrijd gaat om de vraag welke klasse de politieke macht in handen heeft. Alleen wanneer de arbeidersklasse zich niet beperkt tot economische strijd, maar streeft naar het overnemen van de politieke macht van de kapitalistenklasse zal zij een einde kunnen maken aan kapitalistische uitbuiting en onderdrukking. De "dictatuur van het proletariaat" is de politieke machtsuitoefening van de arbeidersklasse, met het doel de kapitalistenklasse te onteigenen en een klassenloze maatschappij tot stand te brengen.

Ideologische klassenstrijd
De economisch en politiek heersende klasse is ook de klasse die op ideologisch gebied de overhand heeft. Zij heeft de middelen van ideologische produktie: onderwijs, kerk, de meeste politieke partijen, pers, radio en televisie, uitgeverijen enzovoort, in handen.
En verspreidt zo haar ideologie die gericht is op het handhaven van haar klassenheerschappij.
Ideologische klassenstrijd is een noodzakelijk bestanddeel van de klassenstrijd van de arbeidersklasse. Alleen al om een staking voor meer loon te kunnen doorzetten zal de "winst-is-werk-ideologie" effektief bestreden moeten worden. In de strijd voor een klassenloze maatschappij is een brede en diepgaande ideologische strijd onmisbaar. De invloed van de burgerlijke ideologie, onder andere in allerlei varianten van antisovjettisme en anticommunisme, zal teruggedrongen moeten worden. Ideologische klassenstrijd, dat is een zo breed mogelijke verspreiding van het marxisme-leninisme, de wetenschappelijke ideologie van de arbeidersklasse. De aanhangers van de burgelijke ieologie doen niets anders dan, bewust en/of onbewust, de mogelijkheden van de communistische partijen om te kunnen scoren onder de arbeidersklasse, te minimaliseren of onmogelijk te maken.
 

4. DE HISTORISCHE ROL VAN DE ARBEIDERSKLASSE IN DE STRIJD VOOR EEN KLASSENLOZE MAATSCHAPPIJ

"Het belangrijkste in de leer van Marx is het duidelijk aangeven van de wereldhistorische rol van het proletariaat als schepper van de socialistische maatschappij." 8)

Einddoel van de klassenstrijd van de arbeidersklasse is een klassenloze maatschappij. En dat is niet zomaar een ideaal, maar een reeel perspektief. De ontwikkeling van de kaptalitische klassenmaatschappij gaat objektief in de richting van de ondergang van de kapitalistenklasse als heersende klasse. De maatschappelijke kracht die in staat is een einde te maken aan het kapitalisme en een nieuwe, socialistische maatschappij op te bouwen is in het kapitalisme aanwezig: de arbeidersklasse:

" De belangrijkste voorwaarde voor het bestaan en de heerschappij van de bourgeoisieklasse is de opeenhoping van de rijkdom inhanden van particulieren, de vorming en vermeerdering van het kapitaal; de voorwaarde van het kapitaal is de loonarbeid. De loonarbeid berust uitsluitend op de concurrentie van arbeiders onderling. De vooruitgang van de industrie, welker willoze en weerloze draagster de bourgeoisie is, stelt in de plaats van de isolering der arbeiders, veroorzaakt door de concurrentie, hun revolutionare vereniging door middel van de associatie. Met de ontwikkeling van de grootindustrie wordt dus aan de bourgeoisie de grondslag zelf waarop zij produceert en zich de produkten toeeigent, onder de voeten weg getrokken. Zij produceert voor alles haar eigen doodgravers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn even onvermijdeljk." 9)

Duizenden jaren is de maatschappij gesplitst geweest in tegengestelde klassen. Duizenden jaren heeft de ene klasse de andere uitgebuit en onderdrukt. Op grond waarvan kan het proletariaat een einde maken aan deze uitbuiting en onderdrukking, en aan de armoede, de crisis en oorlogen die hierop berusten?

De revolutionaire rol van de arbeidersklasse is volgens Marx en Engels objektief bepaald. Ze komt voort uit haar materiele bestaansvoorwaarden. Maar om deze taak te vervullen heeft de arbeidersklasse ook subjektieve kwaliteiten nodig, zoals klassebewustzijn, discipline, en strijdbaarheid. Deze kwaliteiten kan zij verwerven op grond van haar objektieve bestaansvoorwaarden. Vooral de klassenstrijd is hiervoor een belangrijke leerschool.
Wat zijn nu die objektieve bestaansvoorwaarden op grond waarvan de arbeidersklasse haar revolutionare rol kan spelen?
Enerzijds vormt de arbeidersklasse de belangrijkste maatschappelijke produktiekracht, zij brengt de maatschappelijke rijkdom voort. Anderzijds is zij tegelijk een uitgebuite en onderdrukte klasse. Op grond hiervan wordt de arbeidersklasse door de tegenspraken van het kapitalistische systeem het meest getroffen. Op alle fronten wordt zij met het kapitalisme als een vijandige macht geconfronteerd.
De arbeidersklasse is nauw betrokken met de ontwikkeling van de produktiekrachten, maar tegelijk blijft zij verstoken van alle eigendom.

Voor veel arbeid is steeds meer scholing nodig, maar tegelijk is de arbeidersklasse uitgesloten van de leiding en planning van de produktie en van de maatschappij als geheel. De arbeidersklasse groeit met de ontwikkeling van de produktie in omvang en in kwaliteit. Als meerderheid van de bevolking wordt zij onderdrukt door een kleine minderheid, de kapitalistenklassse, die de staatsmacht in handen heeft.
De arbeidersklasse is niet alleen een lijdende klasse, maar vooral ook een strijdende klasse. Zij kan in de klassenstrijd de hoogste mate van diccipline, organisatie en bewustzijn bereiken. Zij is bovendien een internationalistische klasse, zij voert haar klassenstrijd in internationale solidariteit. Haar historische rol berperkt zich niet tot de maatschappelijke omwenteling in **n of enkele landen. Revolutionaire omvorming van de maatschappij op wereldschaal, dat is haar doel.

De revolutionaire rol van de arbeidersklasse strekt zich veel verder uit dan de revolutionaire rol die de bourgeoisie speelde bij de beeindiging van het feodale tijdperk. De bourgeoisie verving de klasseheerschappij van de adel door een nieuwe klassseheerschapppij: die van haarzelf. Zij verving feodale uitbuiting door kapitalistenuitbuiting. Er ontstond een nieuwe uitgebuite en onderdrukte klasse: de arbeidersklasse. Maar de bevrijding van de arbeidersklasse betekent bevrijding van de hele mensheid van uitbuiting en onderdrukking.

"Alle bewegingen waren tot dusverre bewegingen van minderheden of in het belang van minderheden. De proletarische beweging is de zelfstandige beweging van de overstelpende meerderheid in het belang van de overstelpende meerderheid. Het proletariaat, de onderste laag van de maatschappij, kan zich niet verheffen, niet oprichten, zonder dat de gehele bovenbouw van de lagen, die de officiele maatschappij vormen, worden opgeblazen." 10)

De uitbuiting van de arbeidersklasse berust op haar eigendomsloosheid. Zij kan zich niet van deze uitbuiting bevrijden door een nieuwe vorm van eigendom te scheppen, maar alleen door volledige afschaffing van de priv*-eigendom van produktiemiddelen. Zij kan zich alleen van de kapitalistische uitbuiting en onderdrukking bevrijden door een einde te maken aan iedere vorm van uitbuiting en onderdrukking. Niet vervanging van de ene heersende klasse door een andere, maar beeindiging van ieder vorm van klasseheerschappij, een klassenloze maatschappij, is haar perspektief.
De arbeidersklasse heeft intussen reeds praktisch bewezen, dat zij deze revolutionaire rol kan spelen. In een groot deel van de wereld heeft zij reeds het kapitalisme overwonnen, en een begin gemaakt met de opbouw van een socialistische maatschappij
 

NOTEN

1. Karl Marx/Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest, Pegasus, Amsterdam, 1971, p. 40-41
2. Marx aan Joseph Weydemeyer (05-03-1852) In: Karl Marx/Friedrich Engels, Brieven over het historisch materialisme, Pegasus, Amsterdam, 1978 p. 22
3. Wladimir Iljitsj Lenin, Het grote initiatief, In: W.I. Lenin, Keuze uit zijn werken, Deel 3 Progres, Moskou 1975
4. Karl Marx/Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest, p. 41
5. Idem, p. 53
6. Freidrich Engels, Vorrede zur dritten Auflage (1885) "Der achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte" von Karl Marx. In: Karl Marx/ Freidrich Engels, Werke, Band 8, p. 562 Dietz, Berlin 1973 (Vertaling LWS)
7. Karl Marx/ Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest, p. 43
8. Wladimir Iljitsj Lenin, De historische lotgevallen van de leer van Karl Marx, In: W.I. Lenin, Keuze uit zijn werken, Deel 1 Progres, Moskou, z.j.
9. Karl Marx/Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest, p. 55
10. Idem, p. 54

GEBRUIKTE LITERATUUR

Naast de geciteerde literatuur is voor het schrijven van dit hoofdstuk gebruik gemaakt van:
- Grundlagen des historischen Materialismus, Dietz Verlag, Berlin, 1977
- H. Jung/J. Schleifstein, Die materialistische Geschichtsauffassung und der Charakter unserer Epoche. In: Deutsche Zeitschrift fur Philosophie (1983) 5 en 6

LITERATUUR VOOR SCHOLINGSDEELNEMERS

- W.I. Lenin, Karl Marx en zijn leer: de paragraaf "De klassenstrijd", diverse uitgaves
- Karl Marx/Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest (al behandeld in de scholing)

LITERATUUR VOOR SCHOLINGSLEIDERS EN ANDERE BELANGSTELLENDEN

- W.I. Lenin, Het grote initiatief, In: W.I. Lenin, Keuze uit zijn werken, Deel 3, Progres, Moskou, 1975