De stelling in dit artikel is dat de meeste leden van de middenklasse, in landen zoals Nederland, aandelen kopen en huizen bezitten en daardoor al snel een vals klassenbewustzijn krijgen. Een lid van de werkende klasse zal zich - in dit soort landen - al snel niet meer herkennen in de belangen die men samen heeft met de (overige) leden van de arbeidersklasse of het proletariaat. Men kijkt eerder naar de beurskoersen dan naar de mogelijkheden en de strijdpunten van een vakbond.
Het kapitalisme ontleent zijn kracht aan de grove, maar meestal stille uitbuiting van de werkende mensen. De meerwaarde accumuleert op grote hopen. De kapitalistenklasse wordt slapend rijk. Niemand anders ter wereld kan zich veroorloven te slapen. Men dient te werken voor de kost. Ook de uitkeringsgerechtigden, de kinderen en zelfs de bijstandsmoeders ontkomen niet aan deze wetmatigheid. Eerste zullen we even wat verhelderende afbeeldingen de revu laten passeren.
Marx deelde de bevolking in twee tegenover elkaar staande groepen in: de 'bourgeoisie' en het 'proletariaat'. De ene klasse bezit de productiemiddelen, de grond en/of de grondstoffen in een land. Leden van de niet-bezittende klasse kunnen alleen maar leven en overleven door hun arbeid te verkopen aan leden van de bezittende klasse. De bezittende klasse is echter afhankelijk van de koopkracht van de bevolking. De bezitsloze klasse is afhankelijk van werk dat de bezittende klasse voor hen heeft. Elke keer is het weer afwachten of de bezittende klasse überhaupt werk heeft. Zo niet dan heeft een bezitsloze geen werk en dus geen inkomen.
Beide groepen hebben volledig tegengestelde belangen. Dat moge duidelijk zijn. De ene groep hoeft niet te werken. Hun kapitaal werkt voor hen. De andere groep heeft maar een middel van bestaan: werken voor de kost. (Zie figuur 1.)
Figuur 1 geeft de klassieke indeling van Marx weer. Twee tegenover elkaar staande groepen: de bezitters van 'het kapitaal' (de 'bezittende klasse') en de 'niet-bezitters' (de 'loonafhankelijken'). Deze twee groepen hebben totaal verschillende belangen. De plusjes (+++) geven aan dat er rijkdom wordt geproduceerd. De minnetjes (---) geven aan dat de bezittende klasse die rijkdom tot zich neemt. Je kunt de bevolking al sinds het bestaan van de wereld in twee tegenover elkaar staande groepen indelen. De bezitters en de niet-bezitters. Al ver voor het kapitalistische systeem was grond het enige kapitaal. Zij die de grond verbouwden stonden voortdurend in strijd met de bezitters van grond. De grondbezitters pikten toen ook al de meerwaarde af van degene die voor hun inkomen de grond moesten pachten. De twee groepen waren dan ook volledig tegengesteld in hun belangen. Dat systeem heette het 'feodale systeem'.
Figuur 2 toont het feodale systeem. Dat was ook een systeem van twee tegenover elkaar staande groepen. Twee groepen met totaal verschillende belangen. Aangegeven door plusjes (+++) en minnetjes (---). Je kunt de bevolking daar ook verdelen in (groot-)grondbezitters versus degene die voor hun inkomen grond moeten pachten van de (groot-)grondbezitters. Deze twee groepen zijn ook volledig tegengesteld in hun belangen.
Binnen het feodalisme bestonden (bestaan) de zelfde soorten verhoudingen als binnen het kapitalisme. Er waren (zijn) in de loop van duizenden mensen die door allerlei oorzaken eigenaar waren geworden van grond en verpachte die grond aan mensen die landarbeiders in dienst hadden of zelf op het land werkten. In het kapitalisme zijn bepaalden lieden eigenaar geworden van kapitaal en lenen dit kapitaal uit aan mensen die arbeiders in dienst hebben of zelf in hun eigen bedrijfje werken. De overeenkomst tussen kapitaalbezitter en grondbezitter is duidelijk. Beiden hoeven in principe niet zelf te werken om hun brood te verdienen. Door het slim aan te pakken kunnen beiden of te wel hun grondgebied of te wel hun kapitaal uitbreiden. Dit noemen we accumulatie. Accumulatie is: het om allerlei toevallige en minder toevallige reden aangroeien van bezittingen (grond of kapitaal) in handen van steeds minder en minder personen ('grondrente'). Iedereen die wel eens het monopoliespel gespeeld heeft weet dat er uiteindelijk toch altijd een persoon alle bezittingen in handen krijgt. De kleine zelfstandigen en de arbeider van nu zijn te vergelijken met de pachters en de landarbeiders in het feodale tijdperk. De zelfstandigen van nu, zoals de boeren, de middenstanders en de freelancer gebruiken kapitaal, maar zijn feitelijk niet de echte kapitalisten. Hoewel ze kapitaal gebruiken zijn ze niet echt de bezitters van het kapitaal. Bij pachters komt dat ook voor. Bij boeren en tuinders - die tot hun nek in de schulden zitten - ook. Pachters bezitten niet echt het land maar buiten wel weer de echte werkers op het land uit. Zij doen dat in een soort cascade van uitbuiting. De pachters van grond waren - en zijn in sommige streken der aarde nog - geen feodale heersers. Integendeel. Zoals de feodale grootgrondbezitters of feodale heersers van miljoenen hectaren land hun pachters uitbuitte buiten kapitalisten of parttime-kapitalisten en/of het internationale financieringskapitaal de boeren, tuinders, midden en klein bedrijf, middenstanders en freelancers uit. Deze groepen hebben mensen in dienst. Hier kortheidshalve arbeiders genoemd. Er ontstaat in het kapitalisme ook een cascade aan uitbuiting. De kapitalist buit de directeur van een bedrijf uit of de boer en/of de tuinder. Deze op zijn of hun beurt buiten de arbeiders uit. Zoals vroeger een pachter grondrente schuldig was aan de grondbezitter, zo is momenteel de directie van een bedrijf verplicht de winst af te staan aan de aandeelhouders.
De eigenlijke werkers worden dus via een soort cascade uitgebuit. Natuurlijk werkt een directeur of een manager ook, net zo goed als een pachter meehelpt op zijn gepachte grond. Maar zij zijn een middenklasse. Soms staan ze achter de werkenden, maar als het erop aan komt staan ze de winst of de meerwaarde af aan de bezitter van resp. de grond of resp. het kapitaal. De bezittende klasse werkt dus niet. De werkende klasse doet het werk. Een eenpersoons boerenbedrijf buit zijn vrouw en kinderen die op het bedrijf werken uit, maar dus ook zich zelf. Een middenstander buit zijn vrouw en kinderen uit, maar ook zich zelf. Hij moet over het geleende kapitaal elk jaar 8, 10 of 15 procent rente betalen. Er zijn maar heel weinig middenstanders die een eigen zaak hebben, zoals er maar heel weinig boeren waren in de feodale tijd die een eigen plekje grond hadden. Maar ze zijn en waren er wel. Communisten moeten de overeenkomst tussen de uitbuiting via kapitaal en de uitbuiting via grond goed kennen. Communisten moeten ook de mechanismes zien in de tussenlaag en kunnen inzien dat er uitzonderlijke gevallen zijn van mensen die zich aan het systeem onttrekken en min of meer zelfstandig door het leven gaan.
Figuur 3 laat het kapitalisme zien zoals het zich nu voordoet. Het kapitalistische systeem creëert een grote middengroep. Deze grote groepen die meedelen in de winst en profiteren van het kapitalisme noemen wij de middenklasse. Het voordeel voor het kapitalisme is dat men hierdoor automatisch in elk land een zwijgende meerderheid heeft die het kapitalistische systeem steunt. (In een democratie ligt dat voor de hand: de helft plus een.)
De sociaal-democraten (zoals de PvdA en GL in Nederland en inmiddels kan de SP er ook wel toegerekend worden) ontkennen systematisch dat er een kapitalistenklasse versus een niet-bezittende klasse is. En dat dat het probleem is. Dat daar alle spanningen uit ontstaan. Zij vinden dat de mensen met een beter inkomen solidair moeten zijn met die met een minder inkomen. Communisten zien dit geheel anders. Communisten vinden solidariteit tussen werkenden onderling en de armen solidariteit. Communisten vinden solidariteit pas solidariteit als de bezittende klasse hun bezit deelt met het proletariaat [2]. Communisten vinden de ontkenning van het bestaan van de echte bezittende klasse (die echt slapende, d.w.z. zonder te hoeven werken, hun inkomen 'verdienen') het aller ergste. Communisten eisen de winst - of zo men wilt - de 'meerwaarde' op. Communisten eisen in feite niet zozeer het bezit van iets op, maar de winst en/of de meerwaarde. Die mag niet naar de bezittende klasse vloeien. Deze winst en/of meerwaarde moet verdeeld worden over de werkende klasse en/of geheel of gedeeltelijk in de maatschappij terugvloeien; terug worden geploegd: naar de gezondheidszorg; naar het onderwijs; en naar de sociale woningbouw. (Zie figuur 4.)
Figuur 4 laat het karakter van de middengroepen zien. De sociaal-democraten (zoals o.a. de PvdA in Nederland) ontkennen systematisch dat er een kapitalistenklasse is. Zij vinden dat de mensen met een beter inkomen solidair moeten zijn met die met een minder inkomen. Communisten vinden dit een ontkenning van het bestaan van de echte bezittende klasse (die echt slapende d.w.z. zonder te hoeven werken rijk wordt.)
Figuur 5 laat de begrippen 'parttime-kapitalist' en 'parttime loonafhankelijk' zien. Communisten zeggen altijd halen waar je het moet halen bij de bezitttende klasse. Deels ook - maar niet vooral - in de parttime-kapitalistenklasse. De figuren 4 en 5 spreken voor zich. De middengroepen laten in het kapitalisme hun privileges - hogere lonen, zwijggeld, premies, bonussen, subsidies, goedkope leningen, leiding mogen geven, zelfstandigheid, e.d. niet zo maar meer los. Het spanningsveld van de uitbuiting is nu welhaast groter geworden dan vroeger.
Figuur 6 laat zien dat het proletariaat een groot aantal subklassen kent. De kapitalisten, de kerken en de media buiten dit gegeven (en de bijbehorende belangentegenstelling) uit om (psychologische) verdeeldheid te zaaien. Natuurlijk is iemand die veel verdient (in de regel van het hier boven gestelde) geen kapitalist. Daarom introduceren we de term: parttime kapitalist. Die term maakt het mogelijk om toch de klassentegenstellingen van het systeem der uitbuiting (het kapitalisme) te blijven zien. Iemand is 'parttime kapitalist' als hij werkt voor zijn brood maar (relatief) 'rijk' is en tevens een inkomen uit rente of aandelen heeft waardoor hij (door niets te doen) deels ook slapend rijk wordt (en extra inkomen geniet). Immers hij laat andere mensen 'voor zich werken' en 'pakt hen de meerwaarde af'. Dat is 'uitbuiting' en dat is kapitalisme.
Ik denk dat we er net als in de wiskunde niet aan ontkomen om een integraal te berekenen over de populatie mensen die proletariër zijn en de integraal over populatie 'kapitalist' en dus ook over de ontelbaar grote populatie van 'parttime kapitalisten'. Dan hebben we pas een goede zuivere maat om iets te zeggen over het zuivere spel de maatschappelijke krachten. De belangenstrijd, de klassenstrijd is namelijk natuurlijk wel degelijk de motor van - en in - deze maatschappij.
Figuur 7 laat een andere verdeling zien. Het is een verdeling op de veronderstelling dat vele mensen in Nederland een inkomen 'uit kapitaal' ('uit bezit') hebben. De upper-klasse en de lower-klasse. Dat loopt van hoog tot laag door de hele maatschappij heen. Zie de getekende scheidingslijn. Dat iemand uit de onderklasse zit kan bijvoorbeeld komen doordat hij in leven blijft door een inkomen uit een eigen huis, een huis zonder hypotheek, en toch aan lager wal geraakt. Dat is het bovenste gearceerde deel. Het onderste deel zijn mensen die 100 % afhankelijk zijn van een inkomen uit werk of een werkloosheidsuitkering of AOW hebben.
Het is echter zo dat mensen in sommige situatie op sommige momenten in sommige jaren van hun leven een iets ander belang hebben en hun zuivere eigenbelang - in de goede zin van het woord - niet zien. Communisten moeten dat onderkennen en daar op in spelen. Anders kun je nooit grote groepen mensen aan je binden.
Figuur 8 laat zien dat weer een iets andere voorstelling van zaken zien. De bezittende klasse, de middenklasse en de lower-working-class. Det spanningsveld loopt dus dwars door de gezinnen, de leden van de middenklasse heen. Elk persoon uit die klasse heeft een dubbelzinnig klassenbewustzijn.
In de tabel ziet u de Nederlandse bevolking verdeelt in drie groepen: alleen inkomen uit bezit, alleen inkomen uit arbeid en inkomen uit een combinatie van deze twee. Deze verdeling is gebaseerd op de verdeling in figuur 7. Er zijn in Nederland, maar ook in Duitsland en de Verenigde Staten weinig of geen personen meer die nooit van hun leven gewerkt hebben en wiens inkomen gegarandeerd wordt door bezittingen. Er zijn wel ontelbare personen die gedurende een periode van hun leven gewerkt hebben en daarna kunnen leven van bezittingen en beleggingen. Die groep varieert van topsporters, yuppies, speculanten, etc. tot bejaarden en renteniers die grotendeels al dan niet weelderig van een (aanvullend) pensioen leven.
Dat betekent dus wel dat bijna iedereen in Nederland nog steeds tot het proletariaat gerekend moet worden althans een zeker deel van zijn leven. Dit lijkt - voor ons - een haast onmogelijk uit te leggen zaak. De meeste mensen zien door de verschillende bomen de verschillende bossen niet meer. De bezittende klasse werkt meestal en de arbeidersklasse werkt soms in het geheel niet. Grote groepen lijken niet meer te behoren tot het proletariaat maar zijn het wel degelijk. Soms behoren bepaalde groepen tot zowel de werkende als tot de bezittende klasse. Is er soms sprake van parttime bourgeoisie en parttime proletariaat? (Mijn voorstel.) In ieder geval is er een complete vervlechting tussen beide groepen. Een reden te meer om in ieder geval het proletariaat in een tabel per groep uit te splitsen en nader te bezien. (Zie tabel 1.)
Het gevolg van deze multi-interpretabele begrippen is, dat de discussie binnen de communistische beweging gaat over wie behoort tot de arbeidersklasse, waar behoren de zelfstandigen toe, etc., en feitelijk gelooft niemand meer in de theorieën van Marx en Engels over bourgeoisie en proletariaat, omdat men er niet uit komt. Maar de theorieën zijn nog wel dergelijk geldig. Dat alles heeft in de communistische beweging in het verleden, en ook op scholingen, al tot veel onnodige problemen en discussies geleid. Een computersoftware deskundige die parttime werkt bij een groot software bureau en daarnaast een eigen bedrijfje runt, rekent zich niet tot de arbeidersklasse en voelt zich geen onderdeel van het proletariaat. Hij is dan ook volstrekt niet aanspreekbaar op onze argumenten voor een socialistische maatschappij.
Zo zijn er naast de bovengenoemde computersoftware specialist meer mensen die zich volstrekt niet laten inspireren door ons marxistische-leninistisch erfgoed: de onderklasse. Toch werken de wetten van Marx en Engels meedogenloos. Alleen er dient wel het nodig water door de Rijn te stromen eer iedereen binnen de linkse beweging weer enigszins op een lijn komt.
Tabel 1. De Nederlandse bevolking verdeelt in drie groepen: alleen inkomen uit bezit, alleen inkomen uit arbeid en/of inkomen uit een combinatie van deze twee. | inkomen uit bezit (ZEER RUWE SCHATTINGEN) | inkomen zowel uit bezit als uit arbeid (ZEER RUWE SCHATTINGEN) | inkomen uit arbeid (ZEER RUWE SCHATTINGEN) |
---|---|---|---|
Sub-klassen: | (20.000 mensen) | (8.000.000 mensen) Middenklasse (leeft gedurende een deel van zijn/haar leven van beleggingen, maar heeft ingelegde waarde gedurende kort of lange tijd zelf verdiend.) | (8.000.000 mensen) |
Personen die nooit van hun leven gewerkt hebben en wiens inkomen gegarandeerd wordt door bezittingen (20.000 mensen) | 100% inkomen uit bezit (theoretisch) | 0% | 0% inkomen uit arbeid (theoretisch) |
Meewerkende directeur annex bezitter groot of klein bedrijf (door vererving) (50.000) | 10% inkomen uit bezit (theoretisch) | 60% | 30% inkomen uit arbeid (theoretisch) |
Personen die een gedeelte van hun leven gewerkt hebben en daarna kunnen leven van prive bezittingen, prive beleggingen, spaargeld, aanvullend pensioen (ABP, PGGM, e.d.) en/of AOW:
|
0% inkomen uit bezit (theoretisch) |
70% voelt zich middenklasse | 30% voelt zich working class |
Momenteel werkende personen (met inkomsten uit arbeid) (500.000 mensen)
|
0% inkomen uit bezit (theoretisch) | 50% voelt zich voor 50% middenklasse | 50% voelt zich voor 50% working class |
Momenteel loonafhankelijken personen (circa 4.5 milj. mensen)
|
0% inkomen uit bezit (theoretisch) | 50% voelt zich voor 50% middenklasse | 50% voelt zich voor 50% working class |
Momenteel niet-werkende personen tot 65 jaar die altijd gewerkt hebben en nu rechten hebben die een zeker inkomen genereren (circa 10 milj. mensen):
|
0% inkomen uit bezit (theoretisch) | niet te bepalen | niet te bepalen |
Verpauperde arbeiders met legale bijverdiensten, incl. vluchtelingen, asylzoekers (100% proletariaat) (geschat op 500.000 mensen) | 0% inkomen uit bezit (theoretisch) | niet te bepalen | niet te bepalen |
Onderklasse met illegale bijverdiensten, incl. vluchtelingen, asylzoekers (geschat op 500.000 mensen) | 0% inkomen uit bezit (theoretisch) | niet te bepalen | niet te bepalen |
De verdeling in de tabel en zoals gevisualiseerd in figuur 7, op 'inkomen uit bezit', 'inkomen uit arbeid' of een combinatie daarvan, is vandaag de dag iets makkelijker uit te leggen dan de verdeling op basis van het begrip bezittende klasse (bourgeoisie) of werkende klasse (proletariaat) alleen.
VOETNOOT:
[1] De kwestie of een pensioen van iemand die bij een gewoon pensioenfonds zit (zoals ABP) nu 'uitgesteld loon' of gewoon (zuiver) rentenieren is, blijft een moeilijk punt. Dat moet in een beschouwingen wel helder zijn.
[2] Nivelleren? Het grootste misverstand tussen sociaal-democraten en marxisten dat er nog steeds bestaat, is: wat is 'nivelleren' en wat bedoelen we met 'solidariteit'? Sociaal-democraten hebben er blijkbaar nog steeds een 180 graden anders gerichte opvatting over dan marxisten (communisten). Marxisten (communisten) bedoelen met nivelleren echt nivelleren. Daarbij moet 'de 1%' (een term van van Occupy) haar rijkdom op een of andere manier - goedschiks of kwaadschiks - delen met 'de 99%' (de andere term van Occupy). Nivelleren alleen binnen de groep der 99%, noemen wij geen nivelleren, laat staan solidariteit. De linkse beweging wil toch geen jaloezie uitstralen? Wij willen als linkse beweging alleen maar gelijke rechten. Het recht 'om ook rijk te worden'. Sociaal-democraten willen toch niet vergeleken worden met een krabbenmand, waar de andere krabben, elke keer als er een ontsnapt en over de rand wil verdwijnen, hun broeder-krab weer naar beneden trekt? Of wel? Wij, in ieder geval, doen niet mee met de hetze tegen veelverdieners zoals tegen 'managers', 'bankiers', Wim Kok of Lodewijk de Waal. Marxisten (communisten) willen 'opwaarts nivelleren'. En de linkse beweging eist solidariteit van die 1% (de bezittende klasse). De bezittende klasse hoort zijn geld in te zetten in de economie en goede lonen uit te betalen. Het geld hoort te rollen van die 1% naar de 99% anderen. Sociaal-democraten en sociaal-democratische vakbonden horen de aandeelhoudersklasse onder schot te nemen. Zo maak je - uiteindelijk - de middengroepen, middenklasse, zzpers, middenstanders tot een gezamenlijke bondgenoot. Zij behoren immers ook tot de werkenden.
Rik Min. Enschede, eerste versie 6 juni 1998; update: 2001, 2004, 2009, 2011 en 22 nov. 2012.