Eerst gepubliceerd op internet; daarna in: Proceedings van de Nationaal seminar 'digitalisering van leermiddelen', in samenwerking met New Book Economy - Building Informatica Society (NBE - BIS) en Hogeschool van Amsterdam, Faculteit Economie en Informatie. ISBN 90 75064 06 3 (pag. 45 - 51)
Sleutelwoorden: zappen, zoeken, nieuwe media, informatie versus kennis, gestolde kennis, interactiviteit, on-line versus off-line, pages, sites, statische versus dynamische pagina's, dynamische leermiddelen, leer-, werk- en doe-omgevingen, applets, agents en avatars.
Deze voordracht gaat uit van een vijftal stellingen.
Mijn eerste stelling is dat niemand in de academische wereld ontkomt
aan de kracht van het Web. Ook en met name de bibliotheken en
de educatieve uitgeverijen niet. Mijn tweede stelling is dat docenten
meer en meer onderdelen van cursussen, teksten, boeken en figuren
(rijp en groen) op het Web zullen zetten en de studenten het daar
laten uitzoeken (het studiehuis concept). Mijn derde stelling
is dat het Web niet beter, goedkoper of effectiever is dan een
ander medium, zoals bijvoorbeeld een boek, een TV of een film,
maar in zekere zin en onder bepaalde voorwaarden handiger, sneller,
makkelijker, efficiënter enzovoorts. Mijn vierde stelling
is dat binnen tien tot twintig jaar digitale online leer-, werk-
en doe-omgevingen volkomen gewoon en betaalbaar gaan worden. Immers,
computers (chips) kosten in principe haast niks; het is slechts
etstechniek op zand. Een telefoonlijn hoeft ook niks te kosten,
vooral als er geen echt koperdraad in de 'lijn' zit. Mijn laatste
stelling is dat vooral dynamische Web-onderdelen, zoals 'simulaties'
en intelligente 'agents' een belangrijke nieuwe functionaliteit
toevoegen aan het al reeds bestaande educatieve hulpmiddelen.
De onderwerpen die ik aan de orde wil stellen zijn: over welke doelgroepen praten we en welke functionaliteit is per doelgroep nodig? En verder over zaken als:
Dit zijn mijn aandachtspunten en onderwerpen. Mijn research topic is sinds 1975 educatieve software in relatie tot simulatie. Maar alle energie wordt momenteel gestopt in het onderzoeken van het 'vermogen' van het Web. Ik doe op de Universiteit Twente zoals dat heet 'performance-onderzoek' met als doel nieuwe handige en snelle middelen voor leren en motiveren tot leren te introduceren. We huisvesten momenteel het Telematica Research Instituut en onze faculteit Toegepaste Onderwijskunde heeft net een op het Web gebaseerde 'interactive classroom' geïnstalleerd. In september 1998 zal deze 'interactive classroom' bij alle vakken in het eerste jaar van ons curriculum gebruikt worden. Kortom, het Web heeft ook direct een grote impact op ons docent-zijn.
Ik beschouw het Web voor het gemak altijd als één grote harde schijf met allerlei soorten bestanden: tekst, plaatjes en geluid. Alles is gemakkelijk toegankelijk en niets raakt zomaar kwijt. Je kunt het Web ook zien als een zender of (qua eenvoud) als een waanzinnig grote en snelle stencilmachine, inclusief enveloppen en gratis postzegels: de e-mail-functionaliteit. Kortom drie metaforen voor de prijs van één! Er zijn diverse doelgroepen die op een universiteit of in een openbare ruimte te maken krijgen met nieuwe digitale leermiddelen of multimedia in het algemeen, t.w.:
Al deze doelgroepen dienen we als onderzoeker, ontwikkelaar of docent anders te benaderen. Kinderen van deze tijd willen en kunnen niet meer naar een lang of saai betoog luisteren of kijken. Misschien kunnen ze dit nog wel onder hele stringente condities, maar het tijdperk van thuis zappen naar een andere zender en in een les andere dingen zitten te doen is onomkeerbaar aangebroken. Het studiehuis en het Web gooien dus hoge ogen.
Het is voor de ontwerpers en de beheerders
van digitale materialen van belang twee fundamenteel verschillende
soorten Web-sites te onderscheiden, t.w. commerciële Web-sites
en niet-commerciële Web-sites. Op het World Wide Web zien
we deze twee fundamenteel verschillende werelden die elkaar deels
overlappen en deels ver van elkaar staan. Bij commerciële
Web-sites is het bijvoorbeeld van zeer groot belang dat de pagina's
er aantrekkelijk uit zien. Niet-commerciële Web-pages hebben
vaste bezoekers die een tekst willen lezen omdat ze ervan gehoord
hebben of omdat ze het ergens voor nodig hebben, bijvoorbeeld
voor hun studie. De ene soort sites kost een vermogen aangezien
de pages aantrekkelijk moeten zijn en blijven, de andere soort
sites kost technisch gesproken bijna niks. Net zoals collegedictaten
en syllabi technisch gesproken bijna niks kosten.
Wat moeten passanten op het Web uit deze kennisbank leren? Wat is een kennisbank? Wat is informatie, wat is kennis, welke volgorde dienen we te hanteren? Ik onderscheid altijd vijf verschillende soorten informatie, tekstbestanden of kennis waar studenten of het publiek naar aan het zoeken is. Naar wat men zoekt dienen we even bij stil te staan. Het betreft (in volgorde van belangrijkheid):
Op een universiteit of op een school verkrijg
je een bepaald soort kennis. Die kennis is opgebouwd - of wordt
toegeleverd - middels informatie. Informatie zonder ziel noemen
we data. Wat men op school echter veel minder leert is inzicht.
Inzicht in groepsprocessen, economische processen en politieke
processen. Inzicht in de levende wetenschappen en de technische
wetenschappen. Daarvoor zijn practica of 'echte' werkcolleges
van belang waarbij 'echte' dynamische leermiddelen heel goed bruikbaar
zijn; bijvoorbeeld die op het Web. Zo zijn er interactieve simulaties
van een fenomeen uit de werkelijke wereld. Met dergelijke type
leermiddel kan men - mits er goed instructies bij geleverd worden
- inzicht verkrijgen in fenomenen uit de werkelijkheid, het dagelijks
leven. Wijsheid daarentegen kun je bijna nergens leren. Meestal
word je pas (wat) wijzer door een harde 'leerschool' ('werkschool')
gehad te hebben. Meestal als je afgestudeerd bent en vaak als
je een keer een loodzwaar eigen project gedaan hebt.
Figuur 1. Actoren van het eerste soort zijn publiek en studenten; actoren van het tweede soort zijn managers en/of directies. De derde soort actoren zijn de auteurs en docenten die meestal de geestelijke eigendommen van materialen hebben..
Momenteel profiteert iedereen ervan, vooral
de commercie. Prima, maar nu de kosten. Hoe komt iemand aan zijn
geld? Dat is vooral een probleem voor uitgevers en mensen die
van hun schrijven moeten leven. Hoe liggen de eigendomsverhoudingen?
Mag een student of een scholier rekenen op een gratis Internet?
Een auteur wil graag dat hij gelezen wordt. Het geld kan hem soms
niks schelen. Hij heeft toch al een baan. Een jong volwassene
wil gratis de wereld door kunnen crossen en niks betalen. Dat
kan prima in cyberspace. Maar wat zijn de kosten? Slechts de tikken
van PTT Telecom? De spanning tussen auteursrecht en moderne informatietechnologie
doet zich in belaagde instanties zoals bibliotheken goed voelen.
Is er gevaar in zelfregulatie? Vrije toegang tot Internet is tot op heden vanzelfsprekend. Toch zijn er gevaren. De Britse Internet Watch Foundation (IWF) probeert op eigen gezag bepaalde uitingen van het Web te halen. Kinderen kunnen nu in het dagelijkse leven ook alles al te zien krijgen, inclusief geweld, doodslag en oorlog. Dus daarin is het Web niet uniek. Er is veel huichelachtigheid op dit punt.
De grote vraag is welke mensen moeten er op het Web kunnen acteren en wat is hun rol aan de aanbodkant? We kunnen nu al een groot aantal verschillende oude en nieuwe actoren op het Web onderscheiden: uitgevers, auteurs, Web-masters, Web-hoofdredacteuren. In de toekomst - voor zover die er niet al lang is - komen er verzamelaars van bepaalde stukken op het Web voor. Deze mensen zullen een rol gaan spelen en spelen al de rol van hoofdredacteur van een site. Logisch. Het kan ook niet anders. Je hebt schrijvers van artikelen en je hebt een medium met een constante kwaliteit die bewaakt moet worden. De functie van een hoofdredacteur is dan bijvoorbeeld volstrekt logisch. De hoofdredacteur zet bepaalde artikelen of samenvattingen van artikelen in een etalage. De etalage zal zo mooi mogelijk opgemaakt moeten worden. Dat is evident. Vormgevers en opmakers zullen gouden tijden beleven. Of niet?
Arm en rijk, machtig en onmachtig, gezaghebbende
mensen en amateurs. Arm en rijk zijn gelijk op het Web, machtigen
en onmachtigen zijn gelijk op het Web, gezaghebbende mensen en
amateurs zijn gelijk op het Web. Momenteel is iedereen op het
Web gelijk. Iedereen met een beetje geld kan iets publiceren als
hij dat wil. Omdat het Web een grote harde schijf is of een grote
boekwinkel-mega-ruimte, heeft het Witte Huis dezelfde status als
een obscuur bevrijdingsbeweginkje ergens in Estland. Dat moet
zo blijven. In de politiek is one man one vote ideaal. Op het
Web verdien je op een gegeven moment zelf je gezag. Kijk maar
naar de site van het Louvre of die van het NRC/Handelsblad. In
de wetenschap (en in het zoeken naar de waarheid) ook, daar kan
één persoon zes miljard mensen (en tweehonderd regeringen)
de baas zijn. Gelukkig. Alles moet op internet worden gezet; teksten,
afbeeldingen, videofilms, muziek en applicaties. Internet is in
principe vrij, zoals alle bibliotheken in de hele wereld vrij
zijn. Het staat een ieder vrij om - voor een redelijk bedrag -
overal binnen te lopen. Internet mag niet op slot gegooid worden.
Voor niemand en door niemand. Intranetten is wat anders; daar
mag het vanwege het simpele feit dat het een ieder is toegestaan
iets eigens te hebben in je eigen huis. Toch zijn er uitzonderingen;
fascistische literatuur en oproepen tot haat en dergelijke moet
op het Web verboden zijn. Dat is met de gewone internationale
wet- en regelgeving in de hand gewoon van een provider (hier bedoelt
de spreker: de server) af te halen. Immers, een provider is een
server en een server is 'gewone' harde schijf. Met andere woorden;
de fysieke plaats van een bestand is ten alle tijden traceerbaar.
Een provider is een gewone zender en heeft een gewone eigenaar;
bestanden daarop hebben een gewone afzender. Netwerkbeheerders
moeten vergeleken worden met zaaleigenaren. Zaaleigenaren zijn
in eerste en laatste instantie ook verantwoordelijk voor wie bij
hen een zaal (c.q. diskruimte) huurt. Het komt in Nederland regelmatig
voor dat een zaaleigenaar weigert te verhuren aan een fascistische
partij. Dat is in de Nederlandse wet redelijk goed geregeld. Een
toevallige spreker op een congres die wat opmerkt is van een andere
orde. Telefoneren en e-mailen is volledig vrij. Net als briefpost.
Dat is logisch. Maar een Web-page is toch iets anders. Een Web-page
is publiekelijk en ook nog traceerbaar. Of niet soms? Dat Internet
wereldwijd is en een bepaald land iets waar een ander land zich
aan stoort op zijn providers dult, vind ik geen probleem. Dat
is immers toch ook een soort vrijheid van meningsuiting.
Applets zijn 'kleine', meestal interactieve en vooral dynamische applicaties. Agents zijn 'intelligente' robotjes die tijdrovende klusjes opknappen zoals zoeken; en Avatars zijn 'mens- en techniek-driven', objecten binnen een virtuele wereld. U kunt op het Web inpluggen in een ander universum; u krijgt de gedaante aangemeten van een digitaal wezentje (een Avatar). Dergelijke ontmoetings-omgevingen lijken op computerspelletjes, maar de objecten zijn representanten van personen die net als u ook zijn ingelogd in die ontmoetings-omgeving. Deze omgevingen kunnen virtuele kamers, tuinen of leeromgevingen zijn. Dit soort digitale omgevingen zullen ook gebruikt gaan worden in digitale leerhuizen, om maar even dicht bij mijn vakgebied te blijven. Niemand weet precies hoe en niemand weet wie dat zal betalen, maar we gaan die kant wel op. Computers kosten in principe immers haast niks.
Elke Web-site is anders, elke individuele Web-page is anders. Elke pagina heeft zo zijn eigen functionaliteit. Een Web-pagina kan technisch een eenvoudig stuk tekst zijn, maar diezelfde Web-pagina kan inhoudelijk voor bepaalde personen zeer waardevolle informatie bevatten. Dat geldt trouwens voor alle informatie, data of 'gestolde' kennis.
Een Web-site kan gevuld zijn met belangrijke en minder belangrijke teksten. het Web kan een werk-, leer- of doe-omgevingen zijn. Maar het kan andere rollen moeiteloos of met meer inspanningen (van alle betrokkenen) vervullen, t.w.:
Zoeken naar tekst (d.w.z. tekst-strings) op
het Web is in principe makkelijk dan zoeken in boeken. In principe
is alles immers gewone ascii-tekst, zowel de Web-pages zelf als
e-mails. Digitale patroonherkenningstechnieken zijn oneindig veel
eenvoudiger dan 'gewone' zoek en uitzoek-technieken, vraag maar
aan afluister-experts en inlichtingendiensten. Als u weinig tijd
heeft om alle pages af te lopen die de zoekmachine Alta Vista
voor u heeft opgespoord kunt u zelf ook een intelligente agent
loslaten op het Web of op een verzameling Web-pages. Als u na
een uur of een dag (of langer) terugkomt heeft deze agent als
een soort vissersboot naar vissen (wetenschappelijke teksten)
van een bepaalde maat lopen zoeken. Alles wat niet door de mazen
van zijn net kon, heeft hij voor u gevangen. De kapitein van de
vissersboot kan gericht via zijn visradarsysteem of systematisch
- baan voor baan - hebben gevist. We moeten afwachten hoe handig
dat gaat worden op het net. Het is nu nog niet zo goed ontwikkeld
als de bestaande zoekmachines bij bibliotheeksystemen, maar bibliotheeksystemen
hebben het grote nadeel dat niks gekoppeld is. Het Web zal dus
alle bibliotheken dwingen alles op het Web te zetten. Daar is
geen ontkomen aan. Het is mij, mijn vakgroep en ik denk ook de
educatieve uitgevers toch voornamelijk te doen om de micro-omgevingen
van een Web-site voor leer-, werk- en studie-doeleinden. Ik heb
de laatste twee jaar simulaties en expert-systemen op het Web
prototypisch ontwikkeld en onderzocht. Het gold (en geldt) een
zogenaamd performance onderzoek naar Java en JavaScript als programmeertaal;
ontwerp-gericht onderzoek, gericht op de optimalisering van interactieve
werk- en leeromgevingen. Ik ben in die periode zeer enthousiast
geworden; over het Web en over haar mogelijkheden voor het onderwijs
en de wetenschap. Figuur 2 en 3 laten enkele dynamische leeromgevingen
zien. Figuur 2 is een simulatie van een aktiepotentiaal door een
zenuwvezel. Hiermee kun je leren welke grootheden invloed hebben
op een dergelijk levend systeem. Figuur 3 is een expert systeem
waarmee je online jezelf een diagnose kunt stellen als je een
aantal ja/nee-vragen eerlijk beantwoord. Deze simulaties en expert
systemen zitten ingebed in allerlei leerstof die nodig is om met
deze applets te kunnen werken en er iets van te leren.
Figuur 2. AXON, een dynamische applet binnen
een Web-pagina waarmee men fysiologische problemen kan leren oplossen
(Simulatieprogramma Universiteit Twente 1998).
Figuur 3. ARTS, een expert systeem op het
Web waarmee je jezelf een diagnose kunt stellen (Universiteit
Twente 1998).
Docenten zetten graag alles op het Web; studenten willen (zo goedkoop mogelijk) de hele wereld zien. Wat moeten de uitgeverijen nog in dat spanningsveld? Het Web duurder proberen te maken? Bij deze punten kun je eenvoudig stellen dat het bewustzijn en de wensen worden bepaald door het 'zijn' (wat je doet en welke je functie in de maatschappij is). Hebben we nog wel tijd om met papier en potlood door het bos te lopen en invallen direct op te schrijven? Verdwijnt er een bepaalde soort creativiteit of komt er een nieuw soort creativiteit bij? Is creativiteit nog wel iets dat iedereen ten alle tijden nastreeft? Of willen we alleen maar consumenten zijn en consumentengedrag vertonen? Ook dit soort punten verdienen onze aandacht.
Is een Web-site de top van een piramide? Een
depot van en voor informatie of kennis? Een etalage? Iedere home-page
is een etalage en als zodanig de top van een oneindig grote piramide.
De etalage moet goed zijn, maar elders mag men alle vrijheid nemen
die men maar wil. Belangrijke dingen moeten in het zicht staan,
onbelangrijke dingen mogen op stoffige planken staan. Weer andere
dingen kunnen in een soort depot blijven. Sommige kamers kunnen
natuurlijk ook wel eens op slot. Musea en bibliotheken hebben
natuurlijk ook een taak; zij moeten bepaalde delen van al deze
piramides op een of andere manier verzamelen. Moeten dat digitale
kopieën zijn? Ik denk deels wel. Immers, historici moeten
kunnen weten of nagaan of iets er ooit geweest is. Kijk naar het
nut van de depots van Volkskrant en de NRC. Ik pleit natuurlijk
wel voor onafhankelijke bewaarders.
Krijgen we in de toekomst te maken met pull of push media? Commerciële uitgevers, Java, Netscape of Internet Explorer? Netwerkcomputers, NC's of Personal computers, PC's? Push-media hebben toch wel waarde. Commerciële uitgevers worden toch weer belangrijk. En wat betreft 'Pointcast' (TM) en de push-media in het algemeen; ik denk dat push-media toch wel belangrijk zijn. Iedereen die cultureel of commercieel iets te bieden heeft kan Internetgebruikers op een botte of op een nette manier ergens op attenderen. Het moet kunnen. Maar hoe? Java is een bevrijding voor ons soort ontwikkelaars en gebruikers. Niemand mag daar aankomen. Het bevrijdt ons van platform-afhankelijkheid. Eindelijk kunnen wij als Mac- of Sun-gebruikers laten zien wat we waard zijn.
Mensen moeten geselecteerde digitale artikelen
of boeken in hun geselecteerde etalages willen zetten. Die etalages
kunnen in specifieke winkelstraten worden gerangschikt. De mensen
die dat willen doen zullen de hoofdredacteuren en uitgeverijen
van de toekomst zijn. De schrijvers zijn er klaar voor. Het publiek
ook redelijk. Antiquariaten en musea zijn ook van harte welkom
om in deze digitale stad op onze digitale wereldbol te komen wonen.
Het is echter onvermijdelijk dat er ergens in een sloppenbuurt
een schrijver of een kunstenaar woont die zijn werk gratis laat
bekijken aan een aantal geselecteerde liefhebbers. Zo voel ik
me weleens in mijn kamer op de universiteit (met mijn eenvoudige
Web-site). Het is van levensbelang dat software fabrikanten van
het Web en van 'onze' HTML-codes, java-script en java-taal afblijven.
Wees blij dat er eindelijk iets genormaliseerd is. Heerlijk, een
systeem op gewoon ascii-code niveau. Wie had dat ooit gedacht?
Enschede / Amsterdam, 3 juni 1998.