Systeem benadering in de onderwijskunde
Serie 3 - Sheets
VAN DEZE SHEETS BESTAAN GOEDE COPIEEN OP PAPIER: ZIE STUDIEHANDLEIDING
Modellen (indeling 1)
(Rosenblueth & Wiener, 1945)
(par. 5.5, hc.6, b)
Ruwe indeling modellen:
- Material models: fysische objecten naar ander soort fysische objecten; (bijv. RC-netwerken <-> massa-veer-systeem.)
- Formal models: symbolische uitspraken (in logische termen).
Deze model indeling hangt af van het soort systeem dat gemodelleerd wordt:
- Concrete systemen
- Conceptuele systemen
- Formele systemen
......
Systemen --> Modellen
......
Modellen (indeling 2)
(Mihram, 1972)
Maak eerst onderscheid tussen systemen:
- statische systemen
- dynamische systemen
en tussen:
- deterministische systemen (d.w.z. reproduceerbare output)
- stochastische systemen (d.w.z. niet-reproduceerbare output)
Daarna onderscheid maken tussen modellen:
- material models
- symbolic models
en tussen:
- replication models
- quasi-replica models
- anologue models
=>Deze modeltypologie gaat uit van het soort systeem waarvoor het model wordt gehanteerd.
......
Modellen (indeling 3)
(Bertels en Nauta, 1969)
Vraag je eerst af welk soort systeem?
- concreet
- conceptueel
- formeel
Vraag je verder af welk soort methode of werkprincipe?
- schaalmodel
- structureel model
- mathematisch model
- abstract model
Deel vervolgens in naar functie van het model:
- denkmodel
met exploratieve en heuristische functie;
met descriptieve en reductieve functie;
met verklarende functie.
- operationele modellen
met een hanteerbaar makende functie;
met formaliserende functie;
die de concrete toepassing mogelijk maken van het
in abstracte theorie‘n vastgelegde formele denken.
Hier:
Exploratief: modellen die het gehele systeem beschrijven in termen van algemene aard en in onderzoekende zin.
Heuristisch: modellen die op een logische redenerende manier stap voor stap tot een bepaalde waarheid zien te komen.
Descriptief: modellen die beschrijvend zijn opgezet.
Reductief: modellen die een reductie van de complexe algemeenheid in zich hebben.
......
Modellen (indeling 4)
- concreet --> zakelijk en waarneembaar
- conceptueel --> m.n. begripsvorming
- formeel --> iets met abstracte namen
Zie blz. 133 en figuur 49: Modellen (horizontaal) versus systemen (verticaal):
......
De indeling komt in zekere zin ook overeen met de indeling der wetenschappen in: empirische en formele wetenschappen.
......
Modellen (indeling 4 vervolg)
Empirische ('concrete') modellen van
- een concreet systeem (planetarium)
- een conceptueel systeem (piramide van Gizeh)
- een formeel systeem (een 'toegepast realisatiemodel') (een liniaal als 'model')
Conceptueel modellen van
- een empirisch ('concreet') systeem (bijv. een technische tekening van een bestaand huis)
- een conceptueel systeem (bijv. een schetsje van een gedachte)
- een formeel systeem (taalsystemen van bijv. mathematische logica)
Formeel modellen van
- van een empirisch ('concreet') systeem (een stelsel diff. verg. van een beweging van een auto)
- van een conceptueel systeem (bijv. de theorie van diff. verg.)
- van een formeel systeem (algebra als de vertaling van meetkunde)
......
Modellen (indeling 5)
(Min, 1995) (wordt gebruikt bij o.a. bij het D2-vak "simulatie als leermiddel")
Abstracte modellen (in code):
- algebraisch modellen (statische)
bijv. een spreadsheet model; bijv. y=4x;
- (dynamische) algebraische modellen
bijv. een serie formules; bijv. y=f(t);
- deterministische dynamische modellen
bijv. een serie differentiaal of integraal vergelijkingen; bijv. dy/dt = f(t);
- stochastische dynamische modellen
bijv.
- booleaanse modellen
bijv.
- geometrische modellen
bijv.
Abstracte modellen (in visuals):
- concepten, concepttekeningen
- tekeningen (algemeen)
- schema's
- stroom- of relatieschema's
Meer concrete modellen:
- een (volledige) tekening
- een (gedetailleerd) schaalmodel
- een analogon (iets analoogs)
- geometrische (schaal-) modellen
......
Een fenomeen
Een fenomeen heeft een aantal aspecten die van belang zijn: substantie, meetbare eigenschappen van substanties en transformaties op substanties
De werkelijkheid beschrijven gaat door middel van fenomenen en concepten
Een substantie is tasbaar: heeft een volume, positie in de tijd, en in plaats, etc.
(meneer Jansen, ziekenhuis Overvecht, etc.)
......