Checklist (de vragenlijst)
0. Lees de casus en schrijf op wat je van de aanpak vindt.
- Wat vond je sterke punten?
- Wat vond je zwakke punten?
- Hoe zou je de zwakke punten verbeteren?
1. Analyse van de context van de casus.
- In welke context speelt het probleem.
- Wie zijn er als betrokkenen opgevoerd?
- Welke verschillende opinies bestonden er t.a.v. het probleem?
- Welk probleem was de aanleiding om aan de slag te gaan?
- Hoe verhoudt zich deze initiële probleemstelling tot de definitieve probleemstelling? Plomp, Tj. (e.a.) (1992). Ontwerpen van onderwijs en trainingen, Utrecht: Lemma.
- Hoe werden de "ondersteuningsfuncties" gepland (zie OKT-1 reader, hfdst. 2 AECT-model,
hoofdstuk 3).
- Is er een behoefte analyse uitgevoerd? Zo ja, hoe? Wat vind je van de kwaliteit van de behoefte analyse?
2. Om wat voor soort probleem gaat het in de casus?
- Waaruit bestaat de kloof tussen de huidige en de gewenste situatie?
- Wat is de onderwijskundige component van het probleem?
- Op welk niveau speelt het probleem?
- Gaat het om "need to know", "need to do", "need to choose"? (zie Plomp e.a)
3. Hoe is men tot een blauwdruk gekomen?
- Zijn er ontwerpdoelen geformuleerd?
- Zijn er alternatieve oplossingen gegenereerd?
- Welke theoretische kennis is ingezet?
- Hoe is de fasering? Is die expliciet gemaakt?
- Hoe is de keuze voor de uiteindelijke blauwdruk tot stand gekomen?
- Wie waren betrokken bij dit oplossingsproces? In welke fase? Met welke inbreng? Met welke deskundigheid?
4. Hoe ziet de oplossing eruit?
- Wie heeft/hebben de uiteindelijke oplossing/prototype uitgewerkt/geconstrueerd?
- Welke deskundigheid is aangesproken?
- Is er een consequentie of discrepantie tussen probleemstelling, ontwerp, prototype, uiteindelij-ke
oplossing?
5. Hoe is de oplossing (prototype) geëvalueerd en gereviseerd?
- Is er geëvalueerd? Welk type evaluatie? Wat waren de evaluatievragen?
- Welke instrumenten zijn gebruikt?
- Wie hebben de evaluatie uitgevoerd?
- Welke consequenties zijn er aan de evaluatieresultaten verbonden? Wie deed dat?
- Hoe ziet de oplossing eruit die in praktijk gebracht is?
6. Hoe is de oplossing in de praktijk gebracht?
- Welke maatregelen zijn genomen om de implementatie te bevorderen?
- Hoe werkt de oplossing in de praktijk?
7. Is er in de casus een bepaald model te herkennen?
- In welke mate zijn de modellen uit de theoretische teksten herkenbaar?
- Welk model was eventueel geschikt geweest? Waarom?
8. Laat de casus zich beschrijven in termen van het algemeen model?
- Zijn de fasen uit het model herkenbaar?
- Zijn er herkenbare tussenproducten na elke fase?
- Wat is de volgorde van de fasen? Herhalingen?
- Welke terugkoppeling was er tussen verschillende fasen?
9. Wat is de kwaliteit van de probleemaanpak en van de oplossing?
- Wat zijn sterke punten? Wat zijn zwakke punten? Wat was een betere aanpak geweest?
- In welke mate wijkt de aanpak in de casus af van het OKT-model? Wat vind je daarvan?
- Wordt door de oplossing het probleem bevredigend opgelost?
Vergelijk je opmerkingen bij dit punt met de opmerkingen die je bij punt 0, gemaakt hebt. Schrijf de verschillen in je oordeel op.