TER INFORMATIE STUUR IK JULLIE ONDERSTAAND ARTIKEL
==== ten behoeve van discussie in de AbvaKabo ====
Gepubliceerd geweest in NRC/Handelsblad op 29 mei 2007
Israël-Palestina: één
staat, twee nationaliteiten Door Lodewijk van Oord
Oplossing van twee aparte staten biedt
geen oplossing voor meeste heikele twistpunten In juni is het veertig jaar geleden dat
Israël de huidige Palestijnse gebieden bezette. Het Israëlisch-Palestijnse
conflict dat zich sindsdien verhevigde, kan praktisch en moreel slechts worden
opgelost door de vestiging van één rechtsstaat, waarin joden en Palestijnen
gelijk zijn, vindt Lodewijk van Oord. Het Arabisch-Israëlische conflict over
Palestina is in wezen een twist over onroerend goed. Twee nationale bewegingen
claimen beide een exclusief recht over het gebied tussen de rivier de Jordaan en
de Middellandse Zee. Beide bewegingen onderbouwen hun claims met een eigen
versie van de geschiedenis. Het zionisme, de joodse nationale
beweging, ontwikkelde zich eind negentiende eeuw in Midden-Europa. Seculiere
joden realiseerden zich dat verregaande assimilatie ze niet zou beschermen tegen
antisemitisme. Verlicht door de golven van nationalisme die het Europese
continent teisterden, ontwikkelden zij de gedachte dat het joodse volk een eigen
staat verdiende. Al snel richtte de beweging zich op de kolonisatie van
Palestina. Wij zouden een voorpost van de beschaving tegen de barbarij vormen,
schreef Theodor Herzl in De Jodenstaat. Die barbaren, de Arabische bevolking van
Palestina, keurden het zionistische project vanzelfsprekend af. Zij begonnen in
deze periode zelf ook een nationale identiteit te ontwikkelen, waarbij ze zich
steeds meer als Palestijnen gingen identificeren. Met de stichting van de staat Israël in
1948 kwam de zionistische droom ten dele uit en werd de Palestijnse nationale
droom grotendeels vernietigd. De staat Israël werd gevestigd op driekwart van
het toenmalige Palestina. De Palestijnen bleven zonder leiderschap over in de
restgebieden, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, of als vluchtelingen
in de omringende Arabische landen. Repatriëring van deze vluchtelingen en hun
nageslacht is nog altijd een van de meest gevoelige twistpunten in dit conflict.
De eerste serieuze kans op verdere
expansie kwam in 1967, toen Israël de retorische provocaties van de Egyptische
president Nasser serieus nam en overging tot een preventieve aanval. In een
kleine week veroverde het de Sinaïwoestijn, de Hoogvlakte van Golan, de
Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Israël beschikte nu over veilige
grenzen, maar haalde ook een gigantisch demografisch vraagstuk binnen. Wat moest
het doen met de Palestijnen in de bezette gebieden? De meeste Palestijnen bleven
waar ze waren. Oost-Jeruzalem en de Golan werden geannexeerd, de Sinaïwoestijn
werd teruggegeven aan Egypte. De Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever bleven
bezet gebied onder militair bestuur. De wereldopinie werd zich bewust van de
destructieve gevolgen van de Israëlische bezetting toen in 1987 de Palestijnse
intifada uitbrak. De internationale diplomatie begon in beweging te komen.
Steeds meer politici spraken zich uit voor een tweestatenoplossing, waarbij de
oprichting van een Palestijnse staat in Gaza en de Westelijke Jordaanoever
centraal stond. En nog steeds wordt de stichting van een Palestijnse staat in de
bezette gebieden door velen beschouwd als het enige wenselijke eindpunt van dit
slepende conflict. Deze gedachte is niet nieuw. Zeventig jaar
geleden stelde een Britse koninklijke commissie al voor om het land op te delen
in een joodse en een Arabische staat, en kort voor de stichting van de staat
Israël probeerden de Verenigde Naties de delingsgedachte nieuw leven in te
blazen. Nog nooit is het mogelijk gebleken om een delingsplan te ontwikkelen dat
voor beide partijen acceptabel is. En inmiddels zijn er veel feiten op de grond
bijgekomen die de oprichting van een levensvatbare Palestijnse staat in de weg
staan. Onmiddellijk na de Zesdaagse Oorlog van
1967 begonnen de Israëlische autoriteiten met de bouw van joodse nederzettingen
in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever, een schending van de Vierde
Geneefse Conventie die stelt dat het verplaatsen van de eigen burgerbevolking
naar bezet gebied niet is toegestaan. Het nederzettingenbeleid werd
geïntensiveerd toen de rechtse Likud regering onder leiding van Menachem Begin
in 1977 aan de macht kwam. Minister Ariel Sharon leidde de campagne tot
judaïsering van de Westelijke Jordaanoever. Er is veel onduidelijkheid over deze
nederzettingen. Velen denken dat ze niet meer voorstellen dan een klein groepje
caravans op een heuveltop waarin enkele ultrareligieuze families bivakkeren.
Zulke nederzettingen bestaan inderdaad, maar de meeste hebben meer weg van
uitgestrekte en gefortificeerde dorpen en steden. Inmiddels wonen bijna 450.000 joodse
Israëliërs in bezet Palestijns gebied. De internationale gemeenschap heeft de
bouw van nederzettingen herhaaldelijk veroordeeld en Israël heeft af en toe
beloofd de bouw op te schorten. Maar juist in die periodes waarin Israël en de
Palestijnen voortgang leken te boeken intensiveerde Israël de bouw van deze
woonkernen. De constellatie van Israëlische nederzettingen, militaire
veiligheidszones, controleposten en verbindingswegen hebben van de Palestijnse
gebieden een gevangenis gemaakt waarin met geen mogelijkheid een levensvatbare
staat kan verrijzen. De snippers land die overblijven zijn zo gefragmenteerd dat
zelfs Yasser Arafat er in 2000 geen genoegen mee kon nemen, hoezeer hij er ook
van droomde om president te zijn van een echt land. Het Israëlische beleid op de
Westelijke Jordaanoever heeft de tweestatenoplossing de das om gedaan. De bouw
van nederzettingen gaat gestaag door, vooral aan de oostelijke randen van
Jeruzalem. Het tij leek even te keren toen premier
Sharon eind 2003 besloot het Israëlische leger terug te trekken uit de
Gazastrook en de nederzettingen aldaar te ontmantelen. Optimisten zagen dit als
een teken dat de Israëlische positie aan het veranderen was, en dat wat in Gaza
gebeurde wellicht ook op de Westelijke Jordaanoever mogelijk was. Israël
verwijderde inderdaad 2.000 huizen van joodse kolonisten. In hetzelfde jaar
werden op de Westelijke Jordaanoever 6.400 nieuwe woningen opgeleverd waar naar
schatting 14.000 Israëliërs introkken. Onder hen velen die net uit Gaza
vertrokken waren. Het ontmantelen van de relatief kleine nederzettingen in Gaza
is op geen enkele manier te vergelijken met een eventuele ontruiming van hele
steden in de Westelijke Jordaanoever. Die nederzettingen zijn permanent en de
gedachte dat ze op een dag zullen verdwijnen is naïef. Een ander cruciaal zwaktebod van de
tweestatengedachte is dat het geen oplossing biedt voor de meeste heikele
twistpunten: het vluchtelingenvraagstuk en de status van Jeruzalem. In
Israëlische, Palestijnse en Amerikaanse kringen wordt daarom inmiddels openlijk
nagedacht over een alternatief model: Israël en Palestina als binationale
eenheidsstaat. Er is een stortvloed van boeken en artikelen op gang gekomen
waarin de zogeheten éénstaatoplossing als enig moreel en praktisch eindpunt van
het conflict wordt beschouwd. Aanhangers van de éénstaatoplossing
debatteren onderling over de exacte politieke inrichting die de voorkeur
verdient. Sommigen spreken zich uit voor een federaal systeem, anderen denken
aan cantons, aan een confederatie of een verzuilingsmodel. Waar ze het over eens
zijn is dat een vereniging van Israël en de Palestijnse gebieden moet leiden tot
een binationale staat waarin zowel joden als Palestijnen volwaardige
burgerrechten bezitten. De binationale optie verdient aanbeveling
omdat het een oplossing biedt voor de grootste twistpunten. De nederzettingen
hoeven niet ontmanteld te worden, Jeruzalem kan als ongedeelde stad blijven
bestaan en de meeste vluchtelingen kunnen terug naar de gebieden waaruit ze
verdreven waren, gebieden die vandaag de dag vaak nog braak liggen. Bovendien
kan Israëls recht op terugkeer voor de internationale joodse gemeenschap
gehandhaafd blijven. De aanhangers van het binationale model
zijn niet naïef. Ze realiseren zich als geen ander dat de obstakels voor een
dergelijke staat angstaanjagend groot zijn. Hoop putten ze uit ontwikkelingen in
Noord-Ierland en Zuid-Afrika. Vooral het overgangsproces van apartheidsstaat
naar democratie onder De Klerk en Mandela in Zuid-Afrika vormt een rijke
inspiratiebron. Toonaangevend in dit debat is het vorig
jaar verschenen One Country van de Palestijns-Amerikaanse publicist Ali
Abunimah. Zijn buitengewone empathie voor de angsten en dromen van het joodse
volk is opmerkelijk voor een zoon van Palestijnse vluchtelingen. Uiteindelijk,
betoogt Abunimah, kan alleen een verenigd Israël-Palestina de zionistische droom
van een veilig oord voor het joodse volk verwezenlijken. Alhoewel de joden in
een binationale staat wellicht geen machtsmonopolie meer bezitten, zullen ze wel
vrij zijn om zich te ontplooien in heel Israël. Een binationale staat
transformeert hen van militaire bezetters tot normale burgers.
Ook Abunimah besteedt aandacht aan het
Zuid-Afrikaanse precedent. Wat Palestijnen kunnen leren van Zuid-Afrika,
schrijft hij, is dat de belofte van een toekomst van toenadering in plaats van
geweld een onrechtvaardig systeem van zijn draagvlak kan ontdoen. Dergelijke
systemen zijn gebaseerd op angst - in het geval van Israël en Zuid-Afrika de
angst om vernietigd te worden. Abunimah gelooft dan ook dat vooral het
Palestijnse leiderschap aan zet is. De Palestijnen moeten, net als Mandela, de
hand reiken aan hun oppermachtige maar angstige joodse buren en hen laten zien
dat er met de Palestijnen samen te leven valt. De obstakels zijn enorm, maar toch zijn er
trends te ontdekken die voor de binationale optie hoopgevend zijn.
Opiniepeilingen laten zien dat steeds meer Palestijnen de binationale optie
steunen. Het verzet tegen Israël lijkt de laatste jaren een ander karakter te
krijgen. Streden de Palestijnen eerst met name tegen de Israëlische bezetting,
nu lijken ze zich vooral te richten op het verkrijgen van burgerrechten. Zoals
een achttienjarige Palestijn in Ramallah mij vertelde: Wat ons betreft annexeert
Israël al ons gebied en geven ze ons een paspoort. We willen net als iedereen
vrijheid, leven in een rechtsstaat. Dat is belangrijker dan een eigen staat.
Het grootste obstakel is de Israëlische
publieke opinie, die vooralsnog weinig ziet in een staat waarin de joden
wellicht geen meerderheid meer vormen. Het verlies van het machtsmonopolie staat
voor velen gelijk aan zelfmoord. Toch moet gezegd worden dat de binationale
optie in eerste instantie een joodse uitvinding is. Vanaf de jaren twintig van
de vorige eeuw pleitten joodse intellectuelen als Martin Buber en Judah Magnes
voor de oprichting van een binationale staat die absolute politieke gelijkheid
zou garanderen aan twee cultureel autonome volken. Toen waren het vooral de
Palestijnen die er niets van moesten hebben, aangezien de joodse populatie in
Palestina een zeer kleine minderheid vormde. Pas als het politieke establishment in
Israël gaat beseffen dat de overtuiging van een noodzakelijke joodse meerderheid
onhoudbaar is kan serieus aan een éénstaatoplossing gewerkt worden. Om dit te
bereiken is in Israël een mentale revolutie nodig. Toch is er ook reden om
hoopvol te zijn. In een wereld vol globalisering en secularisering is ook de
Israëlische samenleving snel aan het veranderen. Migratie van joden naar Israël
stagneert. 2007 zou weleens het jaar kunnen worden waarin er voor het eerst meer
joodse Israëliërs het land verlaten dan er binnenkomen. De jongere generatie
heeft ook duidelijk minder op met de zionistische staatsideologie. Zij zien
zichzelf eerder als individuen in een liberale samenleving dan als leden van een
etnische groep. Academici spreken daarom al van een postzionistisch tijdperk
waarin Israël het etnisch tribalisme achter zich zal laten. In 2003 bezocht New York Times columnist
Thomas Friedman de Westelijke Jordaanoever en zag de muur die Israël om de
Palestijnse stad Qalqilya bouwde. Deze muur doodt de tweestatenoplossing. De
Palestijnen zullen hierdoor in de loop van de tijd een éénstaatoplossing gaan
eisen waarin zij en de joden gelijke rechten hebben, concludeerde hij. Als
Amerikaanse joden het nu al moeilijk vinden om Israël te verdedigen, stel je dan
eens voor hoe moeilijk het wordt om het principe van one man, one vote af te
wijzen. Friedman maakte zich zorgen over deze ontwikkeling. Voor aanhangers van
de binationale gedachte is Friedmans angstbeeld juist bemoedigend. Een
rechtsstaat in Israël-Palestina waarin joden en Palestijnen gelijk zijn, is
uiteindelijk de enige praktische en morele oplossing van het
Israëlisch-Palestijnse conflict. Info: Lodewijk van Oord is
docent geschiedenis van het Midden-Oosten en Conflictsituaties aan het Atlantic
College in Groot-Brittannie. Op dit artikel rust auteursrecht van NRC
Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke
auteur.