Onderwerp: Natanyahu |
Van: Rik Min <r.min@hetnet.nl> |
Datum: 8-9-2016 15:07 |
Aan: Hoofdredactie DTCT <hoofdredactie@tctubantia.nl> |
CC: Lezers@tctubantia.nl, "ncpn.twente@worldmail.nl" <ncpn.twente@worldmail.nl> |
De vijf belangrijkste discriminerende basiswetten van de staat Israel zijn de Wet op de Terugkeer en de Wet op de Nationaliteit, die beide op ondubbelzinnige wijze vastleggen dat de staat Israel er op de eerste plaats is voor zijn joodse inwoners. Verder zijn er de Wet op de grond; de Wet op Landonteigening; de Wet op het Bezit van Afwezigen.
Al deze wetten maken onderscheid tussen joden en niet-joden en geven joden haast alle rechten; en niet-joden bijna geen. Al de genoemde wetten zijn dus racistisch.
1. De israelische Wet op de Terugkeer is de wettelijke bekroning van het zionistische streven naar een zuiver joodse staat als oplossing van het joodse probleem. Krachtens deze wet heeft iedere jood ter wereld, ook al spreekt hij geen woord Hebreeuws en heeft hij het land nog nooit gezien, recht op toelating in Israel en op automatisch staatsburgerschap. De Arabieren die in 1948 hebben moeten vluchten of simpelweg verdreven zijn, hebben dat recht niet. In de Israëlische Onafhankelijkheidsverklaring (1948) en de Wet op de Terugkeer wordt 'het joodse volk' als begrip juridisch verbonden met de rechten en plichten van de staat Israël. Om tot het joodse volk te kunnen behoren moet je tot jood verklaard zijn, waarbij voornamelijk afgegaan wordt op het feit dat iemand de joodse godsdienst aanhangt, of dat zijn (voor)ouders dat deden. Omdat de joodse staat Israël het begrip nationaliteit in zijn wetgeving verbindt met zaken als 'ras' en/of godsdienst, strekt dit begrip zich niet alleen uit tot zijn eigen bevolking, maar ook tot miljoenen mensen buiten de staat, die gemanipuleerd en behandeld worden alsof ze Israeli's zijn. Het is wettelijk vastgelegd dat ze zullen kunnen profiteren van de privileges die gelden voor die joden die in het omstreden gebied zelf wonen. Een zeer bijzonder aspect van deze apartheidswetgeving wordt nog gevormd door de huwelijkswetgeving, waardoor het in Israël (voor Palestijnen) onmogelijk een burgerlijk huwelijk te sluiten.
2. Via deze Israelische wetgeving is bepaald dat alle grond van deze instelling het onvervreemdbaar eigendom is van het joodse volk, hetgeen er in gewoon Nederlands op neer komt dat de grond niet aan niet-joden verkocht of verpacht mag worden. Bovendien mogen op deze grond geen niet-joden in loondienst tewerkgesteld worden (al wordt daar door gebrek aan goedkope arbeidskrachten voor de kibboets de hand mee gelicht). De dingen die uit de zionistische ideologie voortkomen, komen slechts ten goede aan de joodse inwoners van de staat. Daarom wordt er zo vaak gesproken over 'joodse landbouw', 'joodse huisvesting', 'joods onderwijs', en nog meer: sociale diensten in de zionistische staat die er alleen voor joden zijn. Met tegenzin laat de staat iets van zijn opbrengsten aan zijn niet-joodse inwoners toekomen.
3. In de Wet op het Bezit van Afwezigen en de Wet op de land-onteigening wordt geregeld hoe grond in beslag wordt genomen. Arabieren wordt een aandeel - in enigerlei vorm - in grond die in joods bezit is, ontzegd. Onderdelen van die wetten zijn de status van 'de Landbouw-nederzettingen', de status van de persoon die 'landbouwgrond bezit of daartoe gerechtigd is', of 'de gebruiker voor wie een watertoewijzing is vastgesteld' en die "onwettig gebruik" maakt van grond of water. De overtreder stelt zich bloot aan "beëindiging van zijn rechten op die landbouwgrond en van zijn persoonlijke toewijzing van irrigatiewater". "Onwettig gebruik" van landbouwgrond regelt dat de pachter de genoemde rechten kunnen worden ontnomen.
In het kader van deze wettelijke structuur vinden de landonteigeningen, de verdrijving en de onderdrukking van niet-joodse burgers plaats. Daarom zijn - volgens deze zionistische ideologie, deze Israëlische wetten - de 'niet-joodse' Palestijnse Arabieren in Israël en op de Westbank tweederangs burgers. Daarom ook kunnen gevluchte Palestijnen in Libanon, Syrië, Egypte en Jordanië niet terugkeren naar hun vaderland.
Relevant Israeli legislation and proposed legislationActs:
1. Law of Return (1950)
2. Citizenship Law (1952)
3. Covenant between the Government of Israel and the Zionist
Executive (1952)
4. World Zionist Organization-Jewish Agency (Status) Law (1952)
5. Keren Kayemeth le-Israel Law (1953)
6. Covenant with Zionist Executive (1954, 1971)
7. The Chief Rabbinate of Israel Law (1980)
8. The Flag and Emblem Law (1949)
9. The State Education Law (1953) and its 2000 amendment
10. Absentee Property Law (1950)
11. The Land Acquisition Law (1953)
12. Basic Law: Israel Lands [The People’s Lands] (1960)
13. Agricultural Settlement Law (1967)
14. Basic Law: The Knesset (1958), Amendment 9 (1985)
15. The Israel Land Administration (ILA) Law (2009)
16. Amendment (2010) to The Land (Acquisition for Public Purposes)
Ordinance (1943)
17. The Admissions Committees Law (2011)
18. The Israel Lands Law (Amendment No. 3) (2011)
19. The Economic Efficiency Law (Legislative Amendments for
Implementing the Economic Plan
20. Absorption of Discharged Soldiers Law (1994) [2008 amendment]
21. Absorption of Discharged Soldiers Law (1994) (Amendment No.
12) (2010)
22. Law (2011) to Amend to the Budgets Foundations Law, Amendment
No. 40 (The “Nakba Law”)
23. The Regional Councils Law (Date of General Elections) (1994)
Special Amendment No. 6 (2009)
24. Duty of Disclosure for Recipients of Support from a Foreign
Political Entity Law (2011) (“NGO Foreign Government Funding Law”)
Bills:
1. Bill to amend the Citizenship Law (1952) imposing loyalty oath
for persons seeking naturalization in Israel and Israeli citizens
seeking first ID cards
2. Bill (2009) to amend the Basic Law: Human Dignity and Liberty
and limit the judicial review powers of the Supreme Court to rule
on matters of citizenship
3. Bill Granting Preference in Civil Service Appointments to
Former Soldiers
4. Bill Awarding Preferences in Services to Former Soldiers
5. Bill to Prohibit Imposing a Boycott (2010) (“Ban on BDS Bill”)
6. The Associations (Amutot) Law (Amendment – Exceptions to the
Registration and Activity of an Association) (2010) (“Universal
Jurisdiction Bill”)
7. Bill to Protect the Values of the State of Israel (Amendment
Legislation) (2009) (“Jewish and Democratic State Bill”)
8. The new cinema bill – would regulate and condition that any
state funds would be given to film makers only after they have
signed a loyalty declaration to Israel and its institutions as ‘a
Jewish state’.
De 11 belangrijkste verklaringen en resoluties (van de VN en anderen):
1. De 'Balfour Declaraction' (1917): De bezetters van Palestina, de Britten, 'geven' joden 'een joods tehuis' (geen staat). (Palestijnen gaan niet akkoord.)
2. Het 'plan Dalet' (1948): Een verdelingsplan. (Palestijnen gaan niet akkoord.)
3. VN Resolutie 181 (1947): Verdelingsplan voor Palestina. (Palestijnen gaan niet akkoord.)
4. VN Resolutie 194 (1948): Recht op terugkeer Palestijnse vluchtelingen. (Palestijnen deels akkoord.)
5. VN Resolutie 242 (Naar aanleiding van de juni-oorlog; 1967): De Palestijnse vraagstuk wordt gereduceerd tot vluchtelingenvraagstuk. (Palestijnen gaan niet akkoord.)
6. VN Resolutie 338 (Naar aanleiding van de oktober-oorlog; 1973): Een staakt-het-vuren-oproep en een oproep om te gaan onderhandelen. (Palestijnen gaan deels akkoord.)
7. VN Resolutie 3237 (1974). De Palestijnen krijgen een waarnemer-status in de VN.
8. VN Resolutie 3246 (1974). De Palestijnen krijgen recht op gewapend verzet.
9. Oslo-akkoorden (1993 - 1995). Akkoorden Israel/USA en de PLO. (Palestijnen gaan uiteindelijk niet akkoord.)
10. Slotverklaring Camp David (2000). Akkoorden Israel en de PLO. (Palestijnen gaan uiteindelijk niet akkoord.)
11. VN Resolutie 1397 (2002). Palestijnen krijgen recht op 'Palestijnse staat'. (Palestijnen en Israëliërs niet akkoord, want de meeste Palestijnse bevrijdingsbewegingen zien 'een Palestijnse staat' hooguit als eerste fase in de bevrijding van Palestina)
BRON: Robert Soeterik (Red.), 'De verwoesting van Palestina', Stichting Palestina Publicaties. 2008. ISBN 978-90-804293-2-1