Beste xxxx,
Graag wil ik je per mail een paar vragen stellen over socialisme.
Wij kennen elkaar van de xxxx. Ik ben xxx van de xxx en xxx van de xx xxx. Vroeger was ik xx xx voor xxx; tegenwoordig alleen nog plaatselijk. Ik heb een boek geschreven over de Koude Oorlog, waar ik nog steeds geen uitgever voor heb kunnen vinden. Helaas vond EPO het ook (nog) niet goed. Kan gebeuren. Heb geen instrumenten en een collegiale mede-schrijver om het adequaat bij te stellen. Enfin. Komt allemaal nog wel eens. Heeft nog wat politieke haken en ogen.
In het bijzonder ken ik je van jouw lezing over jouw boek. Ik heb heel in het begin toen je boek net een week uit was, in Waterloo, op een van de zomerscholingen, aan de discussie deelgenomen. Ik heb jij toen een vraag gesteld over hoe we socialisme zouden kunnen uitleggen aan de bevolking. Er was niet veel tijd nader op een en ander in te kunnen gaan; ook achteraf niet. Iedereen had het nogal druk. Ook ik, zeker om het probleem, de vraag en een mogelijk oplossing goed te verwoorden.
Voor die vraag die ik je toen stelde, had ik een oude brochure van de PvdA/Belgie gelezen over Cuba. Daarin stond achterin een boeiende analyse van het inkomen in Cuba versus het inkomen in Belgie. Zeer interessant. Ik heb daar toen met een stel politieke vrienden in Nederland in de periode 2007 – 2008 een half jaar intern over gecorrespondeerd. Men vond jullie manier van kijken, en ik in het bijzonder, zeer aanspreekbaar. Ik heb jullie visie ook op diverse plaatsen bij partijgenoten en niet-partijgenoten, uit kunnen testen. Een invalshoek als die, sloeg vooral bij onze jonge sympathisanten zeker aan.
Jullie stelling was: in Cuba heeft men, naast gewoon inkomen uit loon naar werk in een fabriek of bedrijf, ook een zeker ander ‘inkomen’ vanwege het feit dat men in een socialistisch land leeft! Meer fysiek, immaterieel, schreven jullie. Gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs, e.d. Prima, maar ik wil een stap verder gaan. Ik wil het juist materieel, in geld uitdrukken. Dat deden jullie in die brochure trouwens ook. Jullie kwamen in Belgische franks uitgerekend uit, dat een arbeider in Cuba helemaal niet zo veel achter liep aan inkomen als een arbeider in Belgie. De berekeningen ben ik kwijt. Het boekje ook. Het is bij jullie en bij ons in Amsterdam (landelijk) en Enschede (Twente) helaas uitverkocht.
Mijn stelling is dat het vandaag de dag communicatief beter is niet te zeggen wat we normaal zeggen, dat “de productiemiddelen in handen zijn van de bevolking”, maar dat je systematisch zegt dat in een socialistische land iedereen bij geboorte, “aandeelhouder is van alle productiemiddelen” en daarom naast je loon naar werken ook een en zelfs groter arbeidsloos inkomen hebt. De revenuen c.q. de meerwaarde van alle fabrieken en bedrijven tezamen, vloeien naar de bevolking. Dat klikt beter. Woordgebruik is nu eenmaal belangrijk. Jongeren snappen dat – denk ik – dan beter. Veel beter. Het blijkt ook. Het klinkt in hun ogen moderner. Minder oubollig. Jongeren in Nederland bijvoorbeeld zijn heel gevoelig voor wat zij hier ouderwets van ons ouderen, noemen. Het doet niets af aan de feitelijkheid in socialistische landen. En je hebt direct het punt te pakken waar het om draait. Socialisme is voor iedereen beter. Je hebt per definitie een beter inkomen dan in een kapitalistisch land.
Rik
Min