Hier vinden jullie informatie over de opzet van het practicum en hoe je de opdracht moet of kan aanpakken.
1. KIJK OF JE SPULLEN WERKEN. De opdracht die je moet maken is een complexe web-page met veel dynamische en 'intelligente' onderdelen. De opdracht staat elders beschreven. Je kunt hiervoor gebruik maken van de computers in de practicumzalen van TO. Het werkstuk kan in principe op elke PC gemaakt worden. Ook eventueel thuis. Er zijn geen speciale tools nodig; wel heb je een speciale library ('WebLib') nodig. Alle tools en libraries zijn uitgetest voor WindowsNT. In de practicumzaal is gedurende de geroosterde uren van dit vak practicumassistentie.
2. BEKIJK HET DOEL VAN HET PRACTICUM. Bij het vak 'Productie van Onderwijssystemen' is het op de eerste plaats nadrukkelijk de bedoeling dat men op een bepaald abstractie-niveau leert denken en doen; dat men leert formuleren wat men precies wil; dat men inziet wat een functie of een object kan; welke parameters nodig zijn bij het aanroepen van een functie of object. Voor TO studenten is het in dit vak niet een twee drie van belang alles over de gedetaileerde werking van een object te weten of te kennen. Dat is immers voornamelijk het terrein van de informatica-specialist en/of programmeur. Men moet in dit vak leren nadenken over programmeren en leren dingen toe te passen en zien te realiseren.
3. BEKIJK WAT HET STRAMIEN IS WAARBINNEN JE MOET BLIJVEN. Het tweede doel van dit practicum is studenten een stramien en een methode van werken aan te leren. Enerzijds moet de deelnemer dus kunnen omgaan met spullen van een specialist (de library) en anderzijds moet hij/zij worden doordrongen binnen het stramien van de opdrachtgever te blijven.
4. BEKIJK WAT JULLIE AL KUNNEN OP DIT MOMENT. Het is niet de bedoeling dat 'Productie van Onderwijssystemen' op de practica uit de P-fase lijkt. Uiterlijk bekeken wordt er in beide jaren, bij beide practica, gewerkt met dezelfde soorten editors of tools (bijvoorbeeld PhotoShop en EditPad) of methodes en technieken zoals HTML. De inhoud verschilt echter.
5. BEKIJK WAT PRIORITEIT HEEFT. Het vak 'Productie van Onderwijssystemen' begint - in onze optiek - waar het vak 'ICT en mediakunde' ('1' en '2') ophouden. Bij dit vak leer je het koppelen en het dynamisch maken van (losse) (statische) (mono) multimediale elementen (binnen of op een web-pagina).
6. BEKIJK WAT JE KUNT EN MOET MET LIBRARIES. Het unieke van het practicum 'Productie van Onderwijssystemen' is dat je niet hoeft te programmeren in Java en toch grotendeels de functionaliteit van Java-applets kan benutten. We hebben een library met allerlei speciale zelfgemaakte applets (maar ook een aantal van anderen) die je allemaal bij in de opdracht (c.q. het werkstuk) kunt gebruiken. Je kunt dus volstaan met programmeren in JavaScript. JavaScript dien je goed te (leren) beheersen. HTML ken je al en JavaScript heb je in ruwe vorm al bij het vak 'ICT en mediakunde' leren kennen.
Je dient je - aangaande dat - vooralsnog te beperken tot het gebodene in 'WebLib'. De informatie staat in de map 'Algemeen' van dit vak op een van de TO servers. Overigens mag je alle spullen (elementen, objecten, applets) van wie dan ook bij het practicum gebruiken, als je dat wilt en nodig vindt; en het functioneel is. Er is echter een bezwaar, we kunnen je - i.v.m. onze beperkte tijd - lang niet gelijk met allerlei dingen helpen. We doen natuurlijk ons best, maar de assistentie-tijd is natuurlijk beperkt.
WebStuff. Deze library bevat tot op heden een serie algemene en een serie specifieke objecten. Het betreft de volgende objecten: mono-multimediale objecten, beeld-elementen, audio-elementen, animatie-elementen, video-elementen en applets, met name ook complexe kant en klare interactieve simulatie-applets (met bijbehorende library 'SimLib').
WebLib. De studenten - van beide vakken - kunnen deze objecten aanroepen in hun eigen programma. Het betreft vooralsnog de volgende applets: een lijntje, een tellertje, een slider, groeiende grafieken, het xy-vlak en een animatie; allen in de vorm van classs.files.
7. BEKIJK WELKE TECHNIEKEN MET WELKE ELEMENTEN OF OBJECTEN GEMAAKT MOETEN WORDEN. Met de objecten uit de bibliotheek kun je - zonder te kunnen programmeren in Java - speciale of ingewikkelde onderdelen voor (educatieve) multimediale producten realiseren. Javascript is hierbij als het ware het verbindend element (de cement) tussen de blokken (de objecten) en de basis (de HTML kern). De procedure-bibliotheek 'WebLib' maakt o.a. het volgende mogelijk:
Al de multimedia-elementen zitten bij elkaar in de map 'WebStuff'. Al de class-files zitten bij elkaar in de map 'WebLib'. De spullen staan ergens op de file-servers van TO bij de overige spullen van dit vak: in de map 'Algemeen' van de map 'PvO'. Let op de juiste versie van het object (dwz. de file met de bovengenoemde datum) en of de naam (deels) met hoofdletters of kleine letters geschreven dient te worden.
8. GEREEDSCHAPPEN / TOOLS. Er zijn geen ingewikkelde of speciale gereedschappen voor het maken van het werkstuk nodig. Voor het programmeren (in JavaScript) kun je elke 'platte tekst-editor' gebruiken. Wij adviseren 'EditPad' te gebruiken. In 'EditPad' kun je alle HTML-files die je wilt editen, openen en open laten staan, waardoor er snel en goed gewerkt kan worden. Verder hebben we speciaal voor dit practicum een library ontwikkeld. In de library zitten (Java) objecten. Er zijn voor dit vak ook verzamelingen losse mono-multimediale elementen verzameld (allemaal in de map 'WebLib' in de map 'Algemeen' van het vak 'PvO' op de TO server).
Voor het maken van plaatjes of het veranderen van plaatjes, foto's etc. kun je PhotoShop gebruiken. Alle losse elementen dienen gemaakt te worden met de gereedschappen die je daar het beste en het liefste voor gebruikt. Dit soort visuele elementen kun je in principe zelf maken als je in het eerste jaar van TO het vak 'ICT en mediakunde' met goed gevolg hebt doorlopen. Alle tools en editors die je hebt leren gebruiken mogen (en moeten) worden gebruikt.
van derden:
Enschede, 16 nov. 2000