In figuur 1 is de bovenste pomp ingesteld op een flow met een bepaalde waarde en de onderste pomp op een andere waarde. Deze twee parameters plus de startwaarde bepalen gedurende de tijd dat het model loopt, de hoeveelheid water in de bak. De namen van de twee parameters zijn 'Flow in' en 'Flow uit'. Deze waarden zijn gedurende de proef of gedurende de simulatie in het algemeen tijdelijk constant. Bijvoorbeeld 2, resp. 1 [liter/min]. De eenheid van de twee parameters zijn beiden 'liter/min'; die van de enige outputvariable is 'liter'.
In figuur 2 is een en ander bij elkaar gezet: een tekening van de waterbak en het symbool van de integrator, terwijl de outputvariabele 'level of the water' ('V') in blauw is aangegeven. 'Flow in', 'Flow uit' en 'V' zijn terug te vinden in het schema; rechts op de screendump van de simulator.
Van een wiskundig model, een proces of van een systeem kan een schema worden gemaakt. In schema's van processen, systemen of modellen worden voor het gemak (altijd) gestandaardiseerde symbolen gebruikt: driehoeken, blokken en/of circels en combinaties daarvan. Een integrator is symbolisch als in figuur 3b voor te stellen. Als dit soort symbolen als uit figuur 3 worden gebruikt, dan wordt een dergelijk schema een analoge schema genoemd (van het woord analogon). We zullen in de voorbeeld van de waterbak twee symbolen de revu laten passeren: het symbool van de integrator zelf en het symbool van een opteller.
Een 'opteller' kan ingangswaarden of ingangssignalen bij elkaar optellen; of trekt ze van elkaar af. In het laatste geval dient er een 'min'-teken aan de ingang te staan. Er bestaan ook symbolen voor vermenigvuldigen en delen. Alleen de 'opteller', die ook 'negatief' of negatieve signalen kan optellen is - hier - voor ons relevant. (Zie figuur 3a.) De input c.q. het ingangssignaal bij een symbool als deze symbolen, is bijna altijd een variabele en bijna altijd van elders afkomstig.
In de regeltechniek wordt voor een opteller of aftrekker ook vaak en circel met een maalteken erdoor gebruikt. Zie hiernaast of figuur xxx en elders. |
|
Deze circel niet verwarren met een ander symbool (met een cirkel) dat een inputsignaal kan vermenigvuldigen met een constante waarde. Zie hiernaast of figuur xxx en elders. |
Een 'integrator' telt steeds de waarde van de ingang (x) op bij de reeds aanwezige waarde (y). Het ingangswaarde kan positief of negatief zijn. Positief wil zeggen toenemende accumulatie; negatief wil zeggen minder of het omgekeerde van accumulatie ('negatieve accumulatie'). De formule die naast figuur 3b staat, spreekt voor zich.
Het analoog schema van de waterbak met de twee pompen ziet er uit als in figuur 4 is afgebeeld. Figuur 4a is in alles - behalve visueel - uiteraard identiek aan figuur 4b. De input signalen zijn de waarden die de pompjes hebben.
Wat is een analoog schema (Een korte tekst met uitleg - een instructie - die in een apart parallel window verschijnt; of in een boven- of onderliggend tab-blad) |
Als er een constante waarde aan de ingang staat loopt de waarde van de output variabele lineair op (of af). Het verloop van de output bij dit proces, van de waterhoeveelheid in de waterbak, is meestal niet te voorspellen; die hangt af van de waarden die de de twee pompjes hebben en de momenten waarop de twee afzonderlijke pompjes (weer) een andere waarde krijgen.
In deze figuur 4 krijgt de parameter 'Flow in' op tijdstip t=0 oneindig lang de waarde 2 liter/min en 'Flow 2' oneindig lang de waarde 1 liter/min. Het zijn in feite constante input-variabelen ('constanten'). Je begrijpt dat de waterbak netto dan - constant - volloopt met 1 liter/min (2-1). De startwaarde is 0.5 liter. Dus na verloop van een minuut zit er 1.5 liter in de bak. Na twee minuten 2.5 liter.
Als de beiden pompjes nul zijn zal de hoeveelheid water niet toe- of afnemen. Als 'Flow uit' groter is dan 'Flow in' zal de bak snel leeg zijn. Test het zelf maar uit of beredeneer dit.
Dit voorbeeld van deze waterbak, het voorbeeld van een integrator, is een eerste orde proces. (Zie later; elders.) Er is hier geen enkele vorm van feedback.
Dit soort animaties noemen we een 'model-driven' animatie. Het onderliggende wiskundige model van een integrator is gewoon een integraalvergelijking.
De grafische simulator is hier ook interactief. Je kunt de parameters 'Flow in' en 'Flow uit' veranderen en (anders) instellen. De variabelen die weergegeven worden in de tijd zijn de tijd (...) en de hoeveelheid water (...).
Figuur 6. Een interactieve dynamisch simulatie.
Dit is de output van de integrator grafisch gezien. Start deze simulator door op Continue te klikken en met de schuifjes de pompen in te stellen.
De hoeveelheid water in de bak is in het begin 0.5 [liter]. Er zijn twee interventiemogelijkheden: pomp 1 en pomp 2. Met deze pompjes kun je de flows regelen. In de simulatie is te zien dat als de tijd voortschrijd, de hoeveelheid water kan toenemen, afnemen of gelijk blijven. Als de beide pompen evenveel water per minuut pompen zal de netto flow gelijk blijven en de hoeveelheid water niet toe- of afnemen. Dit is ook het geval als gedurende de simulatie-run de beide flows nul zijn.
Het gedrag van een integrator te kennen en te begrijpen is heel belangrijk. Vooral in de tijd te zien en onder invloed van iets dat er 'in komt' en dat er 'uit kan gaan'.
Gegeven is dat iemand 10 euro per week zakgeld krijgt. Gevraagd: wat is de hoeveelheid geld die je dan na een maand gespaard hebt?
De instroom is (dus) 10 euro per week. Dat is 'Flow in'. De 'Flow uit' is (hier) nul. Als je wel af en toe wat uitgeeft zal gedurende de tijd de hoeveelheid geld kleiner worden. Met dit model - van de integrator - kun je dus ook je uitgave-patroon simuleren en kijken of je geld overhoudt; en zo ja hoeveel.
Een tweede vraag is: wat gebeurt er in de tijd en hoe kunnen we dat grafisch weergeven? Je ziet dat er nog een belangrijk gegeven ontbreekt.
Je moet namelijk weten en dus nagaan hoeveel geld er al in zijn portemonnee zat of - wat ook kan - hoeveel er uiteindelijk in zijn portemonnee zit. De eerste waarde noemen we de startwaarde. De laatste waarde is de waarde die we willen voorspellen of waarmee je soms kunt terugrekenen.
Kijk naar figuur 7. Als je uitgaat dat deze persoon tijdstip t0 100 euro in zijn portemonnee heeft, dan heeft hij daar na één week 110, na twee weken 120 en na 4 weken 140 euro in. De voorspelde hoeveelheid geld is dan 140 [euro].
tijd: g: 0 [week] 100 [euro] 1 110 2 120 3 130 4 140 |
We noemen de toename van de tijd per stap de stapgrootte; ook wel 'delta t' of 'dt'. De stapgrootte bij dit model is 1 [week]. De toename van g is per stapgrootte 10 [euro].
We hadden hier ook een voorbeeld kunnen nemen over warmte en een kachel. Als een kachel of een verwarming in een vertrek altijd blijven branden, en er geen feedback of termostaat is, stroomt er steeds een continue hoeveelheid warmte per uur dat vertrek binnen. De temperatuur stijgt niet onbeperkt omdat er in de praktijk altijd warmte weglekt door de ramen, de vloeren of het plafond. De temperatuur is echter te regelen. Dat gebeurt met een feedback 'aan te brengen'.
In figuur 8 is er 'over het proces' een 'terugkoppeling' aangebracht. Het proces is een domme warmtebron die een bepaalde hoeveelheid warmte per tijdseenheid geeft. Het gedrag van dit systeem - met de integrator als proces in het midden - is nu als volgt: Omdat de termostaat op 21 graden Celcius is gezet en het vertrek blijkbaar 10 graden Celcius is, is er een positief signaal aan de ingang van de integrator, zodanig dat er warmte wordt gemaakt. Als de hoeveelheid warmte zodanig is toegenomen dat de temperatuur in het vertrek 21 graden wordt, dan stopt de warmte accumulatie. Wordt de temperatuur door allerlei warmte-lekages lager dan 21 graden dan zal de warmte bron weer (even) aanslaan.
Maar zie daarvoor de andere lessen.
Dit interactieve product over 'integratoren' en 'analoge schema's' is in 2008 gemaakt voor ROC Hengelo. Het staat met andere lessen 'Regeltechiek' op de site van 'Acone Regeltechiek' en is daar voor ROC-studenten en publiek toegankelijk. Er zijn (daar) meerdere e-lessen, elders, m.n. over 'eerste orde en tweede orde regelsystemen'. De docent in wiens opdracht dit gemaakt is, had maar een klein budget tot zijn beschikking. Digitale producten als dit, met interactieve applets, zijn heel goedkoop te maken en kunnen eindeloos uitgebreid worden. Er worden standaard 'building-blocks' voor gebruikt: libraries met eenvoudige en complexe meervoudige te gebruiken en vanuit html of JavaScript aan te sturen Java-applicaties.
Rik Min, Enschede, 2008, update 2018