Om ons lichaam in leven te houden, moet elke lichaamscel voortdurend voedingsstoffen en zuurstof aangevoerd krijgen. Tegelijkertijd moeten de
koolstofdioxide en andere afvalstoffen die in de cel vrijkomen weer worden afgegeven aan het bloed om ze uit het lichaam te kunnen verwijderen. Dit proces wordt constant
in gang gehouden door de bloedcirculatie in het bloedvatenstelsel van het lichaam. De bloedcirculatie bestaat hoofdzakelijk uit het hart en de bloedvaten die samen een
constante bloedstroom door het lichaam in stand houden. Het hart is in feite een pomp. Door samen te knijpen (een hartslag ) wordt het bloed via
de slagaderen naar het lichaam of de longen gestuwd. Gemiddeld slaat het hart zeventig maal per minuut. Op deze wijze wordt per minuut zo'n vier tot vijf liter bloed
'verwerkt'. Het systeem waarbinnen het bloed rondgaat of 'circuleert', heet de bloedsomloop. In feite is de bloedsomloop opgedeeld in twee onderdelen: de kleine en de grote bloedsomloop.
De kleine bloedsomloop gaat van de rechterhelft van het hart
naar de longen om zuurstof te halen en afval (b.v. koolzuur) te brengen. De grote bloedsomloop gaat van de linkerhelft van het hart naar het lichaam om zuurstof en brandstof te brengen en
afvalstoffen op te halen. In feite komt het bloed dus bij elke ronde twee keer door het hart.Het hart is opgedeeld in twee helften: een rechterhelft en een linkerhelft. Beide helften zijn weer opgedeeld
in twee onderdelen : een boezem en een kamer. De rechterboezem is d.m.v.een klep verbonden met de rechterkamer. De linkerboezem is op eenzelfde wijze verbonden met de linkerkamer. Uit deze beide kamers komen de
grote slagaders. Vanuit de rechterkamer loopt die naar de longen en heet dus longslagader. Vanuit de linkerkamer loopt die naar het lichaam en heet lichaamsslagader of aorta.
In de rechterboezem zit de gangmaker van het hart, de zogenaamde sinusknoop. Deze knoop bepaalt het ritme van het hart. De sinusknoop geeft een elektrische impuls af die
zich via de hartwand verspreidt. Deze impuls zorgt ervoor dat het hart samentrekt: eerst de boezems , direct daarna de kamers. Op dat moment wordt het bloed het lichaam
ingepompt De hartslag bestaat uit twee perioden: de systole, waarin de kamers zijn samengetrokken en de diastole waarin de kamers zich ontspannen.In rust trekt het hart
zo'n zestig tot zeventig keer per minuut samen, maar tijdens inspanning kan dit oplopen tot 160 tot 180 keer per minuut