Sinds 1972 is de voor leeftijd gecorrigeerde sterfte aan hart- en vaatziekten flink
gedaald, met ca. 44%. De sterfte daalde in alle leeftijdsklassen (zie linkerhelft figuur 2). Daarentegen nam in dezelfde periode het aantal ziekenhuisopnamen voor hart-
en vaatziekten toe met 53%. Deze stijging deed zich vooral voor bij personen van 65 jaar en ouder (zie rechterhelft figuur 2). In 1997 bedroeg het totaal aantal
ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten 285.747, het aandeel van de hart- en vaatziekten in het totaal van ziekenhuisopnamen in Nederland is daarmee
18%. Het totaal aantal verpleegdagen in verband met hart- en vaatziekten bedraagt bijna 3 miljoen (2.925.403), een aandeel van 20% in het totaal.
De toegenomen behandelingsmogelijkheden, ook op hogere leeftijd, hebben geleid tot een langere overleving van patiënten met een hartziekte, maar ook tot
een toename van het aantal ziekenhuisopnamen. Deze toename is vooral gelegen in opnamen voor de behandeling van chronische aandoeningen, zoals hartfalen en boezemfibrilleren.
De dalende sterfte is het gevolg van de medische en technologische vooruitgang in de behandeling en nazorg van patiënten met hart- en vaatziekten en van de
groeiende belangstelling voor een gezonde leefstijl, o.a. resulterend in een daling van het aantal rokende mannen en een daling in de consumptie van vet.
De gedaalde sterfte aan hart- en vaatziekten is één van de belangrijkste redenen voor de langere levensverwachting in de afgelopen 20 jaar. De totale
levensverwachting steeg van 71,5 jaar in 1975 naar 74,6 jaar in 1995 voor mannen en van 77,8 naar 80,3 jaar voor vrouwen. Hiervan werden in 1994 resp. 60,1 jaren en 60,3 jaren in goede gezondheid doorgebracht.