Bij hartfalen (HSB=0.7): Als een patiënt een zwak hart heeft zie je dat de cardiac
output van 5000 milliliter per minuut minder wordt. Het hart pompt dan bijvoorbeeld nog maar 4000 ml/min. Dat is op het display te zien.
Opvallend bij een zwak hart - bij hartfalen - is dat het lichaam vocht gaat vasthouden. Je kunt dat constateren doordat de urine output (UO) minder is geworden dan normaal (normaal wil zeggen 1 ml/min). Deze UO is nu 0.6 of 0.4. Terwijl het drinken (WIN) bij deze patiënt normaal (= 1 ml/min) is gebleven. Klopt dat met wat je op het schem ziet?
Als het hart nog zwakker wordt, zul je merken dat er vochtophoping in het lichaam ontstaat. De patiënt kan last van voeten krijgen; oedeem.
Deze patiënten kun je beter maken met een pilletje onder de tong. Digitalis. Niet te veel, want dan gaat zo iemand dood, maar een juist goede dosering. (bijvoorbeeld DIGI = 0.6)
Ook kan een patiënt met deze hartzwakte - juist doordat het lichaam vocht vast houdt - zonder medicijnen vanzelf 'beter' worden. Dat komt doordat het
hart overvult raakt. We noemen dat decompensatie. Het hart wordt daardoor iets sterker en het lichaam heeft op een natuurlijke wijze haar hartzwakte
overwonnen. Je ziet dat bij mensen die dikke voeten hebben of zeggen daar last van te hebben. Knellende voeten en dergelijke. Dat alles wijst op een hartzwakte 'die gecompenseerd is' doordat het lichaam vocht heeft
vastgehouden. Theoretisch kan een doctor dat zien doordat er n deficiet is tussen de water inmane (WIN) en de urine output (UO). In de grafiek bij UO zit dan een dip. Uiteindelijk zijn alle variabelen dan weer normaal. Alleen het extracellulaire vloeistofvolume is dan permanent verhoogd. Dat is ECFV.
R. Min, Enschede, 26 juni 2000