Onvermijdelijk onheil en herhaling van zetten
_________________________________________________
Wat nu al tot de reële mogelijkheden behoort
Met het oog op de vraag vanwaar de erbarmelijke economische toestand in de wereld van nu, zou iemand kunnen menen dat we deze stand van zaken moeten toeschrijven aan een tekort aan grondstoffen op de planeet of aan het fundamenteel onvermogen van de mens als soort om zodanig op de natuur in te werken dat zij voldoende goederen en diensten weet voort te brengen. Niets is minder waar. De huidige techniek en knowhow op allerlei terreinen zijn al ver genoeg gevorderd, er zijn mensen in overvloed die de nodige arbeidskracht kunnen leveren, en we beschikken eveneens over voldoende grondstoffen, om nu en in de toekomst de ongeveer 7 miljard bewoners van onze planeet een bestaan in redelijke welvaart en welzijn te garanderen. Dit alles in respect voor de natuur, dat wil zeggen zonder dat we de draagkracht van de natuur behoeven te overschrijden.
Voor een antwoord op de vraag waarom desalniettemin de huidige economische werkelijkheid wereldwijd een totaal ander en zo'n ongunstig beeld laat zien, moeten we te rade gaan bij de economische werkelijkheid, die de mens zelf heeft gecreëerd, namelijk de markteconomie/het kapitalisme, in zijn huidige vorm ook wel aangeduid als neoliberalisme. Het is niet nodig hier uitgebreid verslag te doen van de 'zegeningen' waarmee dit economisch stelsel mens en natuur wereldwijd opzadelt. Want uitgezonderd een kleine minderheid, die zich in dit stelsel decadent en weerzinwekkend kan verrijken op kosten van mens en planeet, die met het oog daarop dit systeem heeft gecreëerd en het daarom blindelings met alle middelen verdedigt, kennen bijna alle andere bewoners van deze wereld uit eigen ervaring de gesel van de markteconomie. Bij hen is genoegzaam bekend dat en hoe dit stelsel op gezette tijden leidt tot steeds heviger economische en sociale crises, permanent voert tot steeds bedreigender ecologische rampspoed, en wereldwijd de kloof tussen arm en rijk vergroot.
Dit onheil van de markteconomie/het kapitalisme doet zich niet slechts af en toe gelden, om dan telkens met man en macht door goedwillende kapitalisten en politici vanuit overwegingen van sociale rechtvaardigheid en uit zorg voor het milieu, te vuur en te zwaard te worden bestreden. Dit onheil is niet een toevallig incident binnen een kapitalistische economie die verder in orde zou zijn. Het is een onvermijdelijk gegeven in een economie die niet zonder deze rampspoed kan en dus in zichzelf destructief en verdorven is. Dit onheil is onvermijdelijk, zit in zijn aard, het is de logica van het systeem, de aard van het beestje. Het produceert nooit geld genoeg voor een gepast onderhoud van de sociale zekerheid, voor de samenleving in het algemeen en de natuur/het milieu. En het antwoord van de politiek komt bij elke crisis (ongeveer 300 in getal vanaf het begin van het industrieel kapitalisme tot op heden) onverminderd neer op een herhaling van zetten, op de poging namelijk om de crises van het systeem op enigerlei wijze te bezweren door die zogenaamde markteconomie/het kapitalisme te herstellen. De hoop dat de huidige financiële en economische crisis - een van de ergste ooit - nu eindelijk eens de kans bood om via een andere economische aanpak - bij voorkeur een economie van het algemeen belang - serieus orde op zaken te stellen, en aldus effectief te kunnen werken aan het welzijn van alle wereldbewoners en onze planeet, is dan ook bij velen de bodem ingeslagen. Regeringen hebben gefaald deze kans waar te nemen. De politiek wereldwijd beschikt niet over een analyse van de markteconomie, die aanleiding zou kunnen geven tot een andere economische aanpak: ze streeft geen ander beleid na dan dat de markt ofwel het neoliberalisme, weer zo snel mogelijk herrijst op de puinhopen die het heeft aangericht. Voor onze politici is dit stelsel boven alle kritiek verheven. Als het er op aan komt zijn zij allemaal, van links tot rechts, van progressief tot conservatief, marktfundamentalist. En dat komt neer op de absurditeit dat men de crisis probeert te bestrijden door het herstel van uitgerekend dié economische orde, die deze crises juist onvermijdelijk in het leven roept. Het is deze 'eeuwige' herhaling van zetten, waardoor bevolkingen door hun regering gedwongen worden de kastanjes uit het vuur te halen voor het kapitaal en de financiële wereld, een wereld die onvermijdelijk, maar ook niet minder moedwillig, telkens economische crises veroorzaakt omdat ze daar beter van wordt. Zo wordt voor de huidige crisis tot nu toe al om en nabij 3000 miljard dollar door bezuinigingen overgeheveld van de wereldbevolking naar de banken. En dan spreken we nog niet eens over de ongeveer 60.000 miljard dollar directe en indirecte schade (verliezen op de beurs) die de financiële markten veroorzaakt hebben. De generatie politici onder het kapitalisme gaat er simpelweg van uit dat ze de kosten van crises altijd en zonder meer kunnen afwentelen op het volk en de natuur. De veroorzakers van het onheil - de kapitalisten en de financiële wereld - worden niet ter verantwoording geroepen. Onder het kapitalisme is de wereld behept met een economie die parasiteert op de samenleving en de natuur, in plaats van haar ten dienste te staan, zoals een economie betaamt. En als het aan de huidige generatie politici ligt, blijft dat ook zo. Zij beschikken niet over een alternatief.
Waar de wereld meer dan ooit behoefte aan heeft, is een andere inrichting van de economie, een fundamenteel economisch alternatief, een postkapitalisme, dat een redelijk welvarend leven bewerkstelligt voor alle bewoners van deze aarde, nu en in de toekomst, in respect voor de natuur en het milieu. Er is geen tijd meer te verliezen voor de maatschappelijke discussie over zo'n alternatief. Aan deze urgentie komen wij tegemoet met een voorstel voor een postkapitalistisch alternatief in deel 3 van dit boek. Het is bedoeld als een stimulans voor die noodzakelijke maatschappelijke discussie, die zo moeilijk van de grond komt, niet in het minst door de plutocratie die over ons regeert. Maar proberen we eerst in dit deel 1 een beeld te krijgen van hoe het in de wetenschap en allerlei organisaties en instellingen die er toe doen, gesteld is met het besef dat een alternatieve, postkapitalistische economie, noodzakelijk is.
Gebruikelijke maar ontoereikende analyses, en dus het onvermijdelijk gebrek aan fundamenteel economische alternatieven
_________________________________________________
In 'Business as usual: De volgende ineenstorting van Wall Street', bespreekt Jonathan Krishner in de 'Boston Review' van januari/februari, de huidige financiële crisis. Zijn analyse baseert hij op de volgende boeken *:
De conclusie van Krishners is dat er volgens deze auteurs te weinig maatregelen zijn genomen om in de toekomst nog heviger crises te vermijden. Het bloeden is gestelpt, maar de ziekte blijft. En die ziekte is een cultuur, ideologie en politieke economie van ongeremde financiën. Door om deze hete brei heen te draaien, wordt de toestand in de wereld alleen maar slechter.
Het moet gezegd dat het hier in ieder geval een conclusie betreft die op z'n minst de nieuwsgierigheid wekt. Er gaat de veelbelovende suggestie vanuit dat de oplossing en het voorkómen van crises als de huidige, vraagt om fundamenteel economische alternatieven, waarin het onheil van het kapitalisme en de markteconomie tot het verleden behoort. Bovendien lijken de reputatie van genoemde auteurs en de titels van de betreffende boeken die suggestie te ondersteunen en te rechtvaardigen. Maar als alles is gezegd en gelezen, wat blijft er dan van die suggestie over? Krijgen we in deze boeken een min of meer fundamenteel alternatief voorgeschoteld dan wel op zijn minst een aanduiding van de noodzaak ervan, of blijft uiteindelijk alles toch 'bussines as usual', ondanks dat Krishner en de genoemde auteurs daar zo tegen fulmineren? Dat is de kwestie!
Volgens de vier boeken moeten we de oorsprong van de huidige kredietcrisis zoeken in de steeds verdergaande liberalisering en deregulering van de kapitaalstromen sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw. Bankieren werd zo weer spannend en opwindend, niet in het minst omdat door de liberalisering fraude en excessen aan de aandacht van de overheid ontsnapten. Al tijdens de regering van Reagan ('Reaganomics'), waar de revolutie van liberalisering en deregulering onder invloed van de 'Chicago-boys' een aanvang nam, leidde dat tot de val van 2000 banken. De crisis werd bedwongen door massieve regeringssteun.
De ontmanteling van de kapitaalcontroles ging in verhevigde mate verder onder Clinton, waar bijvoorbeeld het wetsontwerp werd ondersteund dat beschermingsconstructies van de financiële markten ontmantelde. Dat wetsontwerp had ook de steun van Greenspan, de president van de FED, die tot aan zijn aftreden bij de start van de regering Obama, de mythe van de vrije markt en het zogenaamd zelfherstellend vermogen ervan, in stand zou houden, ook onder de regering van Bush, met haar verdere deregulering en afbraak van toezichthoudende instanties.
De conclusie van de auteurs is dat deze trend van liberalisering en deregulering zich ook nu nog steeds wereldwijd voortzet, en dat we met de economie weer dezelfde weg opgaan die naar de recente financiële ineenstorting voerde. De fundamentele vergissing achter de politiek van liberalisering en deregulering is dat de financiële markten rationeel en efficiënt zouden opereren, terwijl deze sector juist in zichzelf/intrinsiek riskant is en financiële crises de norm zijn. De hardnekkigheid van deze misrekening danken we aan het feit dat we worden geregeerd door een financiële oligarchie, die haar macht heeft gebruikt om politieke invloed te kopen, die op haar beurt de economische macht ondersteunt.
Johnson en Kwak, Roubini en Mihm, en Stiglitz zijn voorstander van wat zij noemen grootscheepse veranderingen. Vanuit het inzicht dat een ongereguleerde financiële sector vatbaar is voor crises, zijn zij voor een opdeling van instituten en banken die te groot zijn om te laten omvallen.
Posner stelt zich voorlopig op het standpunt van bescheiden hervormingen. Hij schaart zich aan de zijde van het Keynesianisme: financiële markten hebben de neiging verstoord te raken, en dan doet zich de noodzaak voor van stimuleringsmaatregelen door de overheid.
Wie door deze auteurs en hun boeken zou hopen gesterkt te worden in de noodzaak van een fundamenteel, sociaalecomomisch, postkapitalistisch alternatief, komt bedrogen uit. Ofschoon alle vijf auteurs er oog voor hebben dat in het kapitalisme (financiële) crises de norm zijn, bepalen zij zich uiteindelijk toch tot herstel van de vrije markt als zij in crisis raakt. Misschien uit angst voor reputatieverlies in een wereld waarin je niet voor vol wordt aangezien bij een pleidooi voor een onvermijdelijke postkapitalistische economie? Wat de reden daarvoor ook is, zij zorgt kennelijk voor analyses en oplossingen waarin het kapitalisme/neoliberalisme/de markteconomie de hand boven het hoofd wordt gehouden. De oplossing van deze vijf voorziet dan ook niet in wat zij beogen, namelijk het voorkómen van crises in de toekomst. Daarvoor is hun analyse niet diepgaand genoeg. Het is meer van hetzelfde, een voortzetting van wat al eerder door anderen is geopperd, welhaast van de categorie 'dertien in een dozijn, 'business as usual'. Wij zien geen reden aan te nemen dat deze auteurs met deze voorstellen niet alleen het bloeden hebben gestelpt, maar de ziekte zelf zouden hebben genezen. Alleen een diepgravende analyse die het kapitalisme im Frage durft te stellen, kan uitkomen bij een totaal andere economische structuur dan die we vinden in de main stream voorstellen, die vrijwel allemaal uitgaan van ontoereikende analyses en de markteconomie toegedaan zijn. Van sommige ziekten is alleen herstel mogelijk als het kwaadaardig gezwel wordt verwijderd, dat wil dan zeggen de markteconomie. Geen heling zonder een postkapitalistisch alternatief.
Het ware te wensen dat deze stand van zaken enige verontrusting zou wekken en zo de aanzet zou kunnen geven tot een zoektocht naar andere economische structuren buiten de tot nu toe bewandelde paden.
______________________________________________
Paus Benedictus XVI bij de Wereldjongerendagen in Madrid: een gemiste kans
_________________________________________________
Dezelfde tendens als hierboven zien we bij paus Benedictus XVI. Op weg naar de Wereldjongerendagen in Madrid, heeft hij al aan boord van zijn vliegtuig de jongeren zijn oplossing van de huidige financiële crisis aan de hand gedaan: moraal en ethiek moeten in de toekomst weer een grotere rol gaan spelen bij de formulering van het economisch beleid.
Wie zou het daar niet mee eens kunnen zijn? Het heeft de toestemming van iedereen, vriend en vijand. Vooral ook omdat dit advies zo abstract is. Het verplicht tot niets, want onduidelijk blijft over welke handelingen het concreet gaat. Elke economische beleidsmaker kan er alle kanten mee uit, de kapitalist dus ook.
Maar misschien maakt de paus in het vervolg van zijn boodschap duidelijker wat hij bedoelt? Dat blijkt zo te zijn, althans, zo zou men dat kunnen opvatten. Hij preciseert daar: 'De mens moet in het middelpunt van de economie staan', en 'de economie moet niet alleen gemeten worden aan de hand van de maximalisatie van winst, maar het gemeenschappelijk goed'. Dit klinkt al wat concreter, misschien zelfs wel een beetje progressief en links, toch zeker voor een paus die in zijn theologisch verleden de uitgesproken conservatieve waakhond was van de Vaticaanse Congregatie van de Geloofsleer.
Toch moet gezegd dat deze nadere precisering te vrijblijvend van karakter is. Want hoe krijg je een economie die niet meer de brute taal van het geld spreekt? Waarom ontwikkelt het kapitalisme zich tot een economisch stelsel (of is het dat waarschijnlijk krachtens zijn wezen altijd al geweest) waarin de mens niet meer in het middelpunt staat en het gemeenschappelijk goed afwezig is? Gewenste doelstellingen aangeven van de economie zonder een zekere analyse van de huidige economische tekortkomingen, en op zijn minst een aanduiding van structurele sociaaleconomische maatregelen die hieruit voortvloeien, is een daad van weinig betekenis. Sterker nog, men wekt dan de suggestie, in dit geval de paus, dat een en ander realiseerbaar is binnen het huidige stelsel, en dan spreekt men zich impliciet uit voor de bestaande economische orde.
De boodschap van de paus aan de ongeveer 600.000 jongeren tijdens de Jongerendagen in Madrid is een gemiste kans. Het is een stellingname waarin een kritische benadering van het onzalige karakter van het kapitalisme/de markteconomie, wellicht zelfs een verwijzing naar de noodzaak van een postkapitalistische economie, buiten het perspectief blijft. En een hoopvol uitzicht is toch iets wat men zou mogen verwachten gezien de profetische taak van de kerk, ook en vooral in economische aangelegenheden. Maar misschien heeft de kerk als instituut zichzelf op dit gebied monddood gemaakt door de van oudsher nauwe band tussen haar en het kapitaal. Illustratief in dit licht is bijvoorbeeld dat het Vaticaan niet alleen over een eigen bank beschikt, maar dat zij als groot-aandeelhouder van de Italiaanse bank Banco Ambrosiano, gelden van de Rooms-katholieke kerk en van de maffia heeft belegd in Zuid-Amerika, en niet in het minst ook dat op haar de verdenking rust van witwaspraktijken. En dat alles is des te meer betreurenswaardig, omdat de kerk als instituut een groot moreel gezag vertegenwoordigt, dat een sturende invloed zou kunnen hebben in de inrichting van een humane en milieuvriendelijke economie. Maar de maatschappelijke consequenties van het godsgeloof zijn bij de kerk als instituut, vanuit een meestal welbegrepen institutioneel eigenbelang, bijna altijd een ondergeschoven kind geweest.
Versperringen in Nederland tegen rechts-extremisme?
_______________________________________________________
Het bloedbad dat door Anders Behring Breivik in Oslo werd aangericht, heeft het debat over de multiculturele samenleving en de opleving van ultrarechtse, extreem nationalistische moslimhaters, weer op scherp gezet. Van extreem-rechts bestaat geen eenduidige definitie, en het manifesteert zich vaak op wisselende manieren. Onder extreem-rechts wordt hier verstaan:
1. een vorm van agressief nationalisme en/of etnocentrisme, zich manifesterend in xenofobie/angst voor, en voortkomend uit economische en sociale crises,
De vraag naar aanleiding van het bloedbad in Oslo is hoe het in ons land gesteld is met de bestrijding van het rechts-extremisme, en waar uiteindelijk de oplossing ligt.
Het enig duidelijk waarneembaar effect tot nu toe is dat Wilders in ons land, het Vlaams Belang in België en het Front National in Frankrijk, zich bijna verdacht snel van de aanstichter van het bloedbad in Oslo hebben gedistantieerd en hun handen in onschuld wassen. Alsof zij de lastige vraag al voelden aankomen en vóór wilden zijn, namelijk of zij met hun moslimhaat, opruiende taal en verdacht-makingen van de moslims en de sociaaldemocratie, niet een morele medeverantwoordelijkheid dragen voor dat bloedbad?
Natuurlijk is het zonneklaar dat hier medeverantwoordelijkheid ligt. Niet in de zin dat zij zelf de trekker hebben overgehaald en de bommen tot ontploffing gebracht. Zo bezien kan hen geen medeverantwoordelijkheid verweten worden. Maar daarmee is de kous niet af. De ongegeneerde afkeer en culturele discriminatie waarmee de moslims en de islam door Wilders al jaren lang zijn en worden bejegend, het demagogisch gewauwel dat geen andere bedoeling heeft dan onder het mom van de vrijheid van meningsuiting de moslims en de sociaaldemocratie verbaal te besmeuren, hebben zonder enige twijfel bijgedragen tot een (emotioneel) klimaat zonder welke de trekker niet wordt overgehaald of zal worden overgehaald en de bom niet tot ontploffing gebracht of zal worden gebracht. Voor het klimaat waarin zo'n aanslag als in Oslo en überhaupt alle destructieve activiteiten van extreem-rechts kunnen plaatsvinden, dragen Wilders en de PVV, het Vlaams Belang en Front National verantwoordelijkheid. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed, en moet alleen al hierom ook Wilders toegekend worden. Maar zij is een geschenk van de democratie, en dat betekent dat zij beoefend dient te worden in het besef van een verantwoordelijkheid voor de mogelijke gevolgen van wat gezegd wordt voor het democratisch welzijn. Opvallend, en geheel in de traditie van de onverzoenlijkheid en het bezoedelend taalgebruik van extreem-rechts, is de ontkenning van deze verantwoordelijkheid. Als blijk van de ontkenning van die verantwoordelijkheid zullen Wilders en de PVV de toon van het 'debat' niet matigen maar eerder harder maken, dit alles om te voorkomen dat een bejegening die binnen de perken gehouden wordt, zou kunnen worden opgevat als een schuldbekentenis aan bloedbaden die door moslimhaters worden aangericht.
Over dat verzet, of beter gezegd het gebrek eraan moeten we hier helaas kort zijn: VVD en CDA hebben om geen andere reden dan politieke machtsgeilheid de PVV van Wilders omarmd en binnen-gehaald als gedoogpartij van hun regeringscoalitie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de PVV bij ons met fluwelen handschoenen worden aangepakt, ook bij het gerecht. Van verzet tegen extreem-rechts kan in de coalitie VVD-CDA geen sprake meer zijn, op straffe anders door Wilders naar huis gestuurd te worden!! Beide partijen hebben het land aan extreem-rechts overgeleverd, het paard van Troje binnen gehaald. Het enige wapenfeit in het verzet uit het parlement tegen Wilders is dat tot nog toe slechts één parlementariër (SP) de moed nam om het demoniserend gezwets van Wilders en zijn kompanen de rug toe te keren, en tijdens zo'n tirade de Tweede Kamer te verlaten. Je zou wensen dat de rest van het parlement - uitgezonderd natuurlijk het overschot van de PVV - haar door de burgers riant verleende honorarium beter zou gebruiken dan een podium te verlenen aan iemand die de vrijheid van meningsuiting alleen daarom zo hoog heeft, omdat zij hem in de gelegenheid stelt medeburgers te demoniseren en heel de samenleving te gijzelen? Wilders en zijn PVV hebben ons toch eigenlijk niets nieuws meer te vertellen! Debatten met hen zijn alleen nog maar herhaling van zetten. Waarom de Kamer niet verlaten als in naam van de vrijheid van meningsuiting de ether door Wilders vervuild wordt? De PVV-er behoudt dan zijn recht op de vrijheid van meningsuiting, terwijl niemand het opruiend gezwam hoeft aan te horen en zijn tijd beter gaat besteden. Waarschijnlijk wordt het voorbeeld van die ene parlementariër niet door de rest gevolgd uit laffe motieven om politieke macht en/of stemmen te verliezen. Zelfs zo'n vorm van gematigd verzet is in ons politieke landje niet mogelijk. De politiek staat toe dat in naam van de vrijheid van meningsuiting heel de samenleving gegijzeld wordt. Dat is wat in Nederland aan de hand is, niets meer en niets minder. Met deze honorering van een partij als de PVV, hebben te veel politieke afgevaardigden bij ons voorlopig hun geloofwaardigheid verloren als het gaat om de bestrijding van extreem rechts. En zolang VVD en CDA het voor het zeggen hebben, zal dat wel zo blijven ook
Bij de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar ging ongeveer 1 op de 5 van de ruim 7 miljoen uitgebrachte stemmen naar Wilders. De bezorgdheid en angst van deze mensen over de huidige sociaaleconomische bedreigingen van hun leven, zijn overwegend eerlijk, oprecht gemeend en reëel. Maar zij stellen uit gebrek aan juist inzicht in de werkelijke oorzaak van het economisch onheil en dreiging, allochtonen verantwoordelijk voor die bedreigingen. Het zijn de mensen 'van buiten', die zich hier gevestigd hebben, die in hun ogen een bedreiging vormen. Dat dan de allochtone moslims die twijfelachtige eer te beurt valt, is niet meer dan toeval en/of willekeur. Zou Nederland geen islamitische bevolkingsgroep(en) kennen, dan zou zonder twijfel een andere bevolkingsgroep in ons land met die 'eer' gaan strijken. Er moeten immers 'schuldigen' aangewezen kunnen worden waarop de angst voor de bedreigingen van het leven en de ermee gepaard gaande haat gericht kunnen worden. Van dit mechanisme geeft de internationale geschiedenis een veelheid van voorbeelden. En eenmaal een bevolkingsgroep uitgekozen, gaat de self-fulfilling prophecy en het 'zie-je-wel' mechanisme in werking: de uitsluiting en de vijandige bejegening door moslimhaters lokt reacties van moslims uit, reacties die dan vervolgens weer worden geïnterpreteerd als een bewijs dat de moslims de oorzaak zijn van de sociaaleconomische crisissfeer waarin ons land verkeert.
In hun behoefte een schuldige aan te wijzen, hebben zij zich overgeleverd aan degene die hen daarin maar al te graag tegemoet komt: Wilders, die zich als een ware rattenvanger van Hameln niet alleen opwerpt als spreekbuis van de moslimhaters en xenofoben uit de samenleving, maar zich vooral ook geroepen voelt die fobie te cultiveren en intensiveren. Want daarmee hopen ze stemmen te winnen en vooral dus (politieke) macht. Macht om de macht. We komen hier bij een kenmerk van de partij waaraan in het maatschappelijk debat tot nu toe vrijwel geen aandacht geschonken is. En die karaktertrek is dat de flirt van Wilders met de moslimhaters en xenofoben uit de samenleving wel eens puur instrumenteel zou kunnen zijn. Met andere woorden, als we in ons land geen moslimhaters en xenofoben hadden gekend, dan zou Wilders omwille van de macht andere categorieën het hof maken die ten onrechte weer andere groeperingen - bijvoorbeeld mensen in de bijstand - de schuld van de crisis in de schoenen schuiven. Het gaat hier niet om een streven naar macht in dienst van de samenleving, al lijkt dat wellicht zo. Wat we hier bij Wilders zien lijkt op een neurotische behoefte aan macht, een dwangmatige behoefte aan macht om wille van de macht, een behoefte die niet strookt met de inrichting van een vreedzame samenleving, een macht ook die conflicten nodig heeft om zich te kunnen manifesteren en tot gelding brengen. Een macht die ongetwijfeld dient ter compensatie van enig overweldigend en bijna alles bepalend gevoel van onbehagen van welke aard dan ook bij de drager naar aanleiding van meestal onbewust gebleven onverwerkte stukken uit zijn verleden. Een vorm van macht die nooit genoeg heeft, nooit bevredigd is, die het ook niet verdraagt macht met anderen te delen, en in beginsel pas tevreden is aan de top van een wereld-dictatuur. Het is dan ook niet voor niets dat Wilders zich Dé PVV waant, eigenlijk geen partij om zich heen duldt, hoogstens ja-knikkers, ambities heeft de minister president van Nederland te worden ( wat God verhoede), om daarna de ambities nog hoger te leggen. Kortom, wat we hier zien lijkt perfect veel op de duistere emotionele structuur van de dictator. Zo bezien is het 'gevaar Wilders' nog veel groter dan we ons tot nu toe bewust waren. Er zijn trouwens overeenkomsten aan te duiden met de kapitalistische bedrijfsvoering, die ook dictatoriaal is.
De voortekenen voor een succesvol debat over de bestrijding van het rechts-extremisme, zijn in ons land en vergelijkenderwijs ook daarbuiten, niet gunstig: de xenofoben onder het volk beschikken niet over een juist inzicht in de werkelijke oorzaken van het sociaaleconomisch onheil dat hen treft, en kunnen vanuit hun angst en haat dan ook weinig anders doen dan ten onrechte bepaalde bevolkingsgroepen als schuldige aanwijzen; Wilders en de PVV hebben niets geleerd van het bloedbad in Oslo, en willen daar ook niets van leren omdat ze geen afstand kunnen en willen doen van hun in principe neurotische en daarom niet te bevredigen honger naar steeds meer macht; en van de andere politieke partijen in ons land heeft een aanzienlijk deel zichzelf monddood en politiek impotent gemaakt door een gedoogalliantie met de PVV. Moeten we dan maar het debat beschouwen als voorlopig mislukt, en passief toezien hoe onwetende en duistere elementen ons lot bepalen?
Zolang de bevolking of een groot deel ervan geen kennis heeft van de werkelijke oorzaken van het economisch onheil dat hen treft, zolang onvoldoende bekend is dat de huidige economische orde - de markteconomie/het kapitalisme/neoliberalisme - onvermijdelijk crises voortbrengt, zolang zullen er politici als Wilders onder ons zijn, die vanuit de duistere krochten van hun ziel ten eigen nutte misbruik maken van de situatie, en als het moet daar de samenleving aan opofferen. De beste voorwaarde om moslimhaat en het misbruik ervan door Wilders en de zijnen of welke xenofobe politicus of politieke partij dan ook, te voorkomen, is een bevolking die op de hoogte is van de mechanismen waardoor het kapitalisme/de markteconomie onvermijdelijk sociale armoede en ecologische crisis voortbrengt en uiteindelijk een gevaar is voor alle leven op de planeet. Zo'n bevolking behoeft dan niet in onwetendheid de oorzaak van het economisch onheil toe te schrijven aan allochtonen of andere groepen, daar een haat voor te ontwikkelen en zodoende in een voedingsbodem te voorzien voor verkeerde en foute politici.
Maar dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. In een wereld waar het neoliberalisme de scepter zwaait, vrijwel alle politici, helaas ook van links, het neoliberaal beleid zijn toegedaan, bijna alle media niet buiten de markt om kunnen denken, en in opleidingen en onderwijs kritiek op het kapitalisme en aandacht voor (postkapitalistische) alternatieven de ontbrekende schakel vormen, heeft de bevolking nauwelijks gelegenheid zich voldoende bewust te worden van het onvermijdelijk onheil van het kapitalisme. Een van de meest ellendige eigenschappen van het kapitalisme is dat het mechanismen in het geweer brengt die een juiste bewustwording bij het volk, de working class people, verhindert. Maar een volk dat wijs geworden is, heeft niet langer bedriegers nodig, en kan politieke vertegenwoordigers kiezen die niet gedwongen zijn uit ondeskundigheid en omdat ze niet beter weten, steeds de mantra van het neoliberalisme te moeten herhalen met alle onheil die daarbij hoort. Zo'n volk kan politici kiezen die weet hebben van alternatieven, bijvoorbeeld postkapitalistische, en ondeskundige of zelfs gevaarlijke politici naar huis sturen. En gelukkig bestaan er postkapitalistische alternatieven, alternatieven die, als de neoliberale storm geweken is, wel eens van grote waarde zouden kunnen zijn. Deel III van dit boek bevat zo'n alternatief.
Feest van vrijheid en democratie?
__________________________________________________
Sinds de relatief korte tijd die verstreken is nadat bankiers de huidige financiële en economische crises veroorzaakten, zijn de rijken er al weer duizend miljard dollar op vooruit gegaan (een één met twaalf nullen!), terwijl voor de anderen de lonen, de pensioenfondsen, de subsidies en de sociale zekerheid er alleen maar op achteruit gegaan zijn en nog verder zullen afnemen, hele landen al aan de afgrond van het bankroet staan en de ontwikkelingskansen van de Derde Wereld weer verder gedaald zijn.
Wie geen vreemde is in het Jeruzalem van de 'vrije' markt, kan zich hierover nauwelijks meer verbazen. Hij weet als geen ander dat deze ontwikkelingen in onze markteconomie met elkaar in een dynamisch verband staan: dat we armoede kennen omdat er rijkdom is; dat crises door de rijken (grote banken, transnationals en welgestelden bijvoorbeeld) bewust in het leven worden geroepen omdat ze weten dat ze er altijd beter, dat wil zeggen rijker uitkomen of omdat ze met dat doel de crises trefzeker kunnen aanwenden; dat de working class people en het milieu onvermijdelijk het kind van de accumulatierekening van het kapitaal zijn, en dat we met het kapitalisme op weg zijn naar het einde van alle leven op de planeet.
Dit zijn negatieve zegeningen die onvermijdelijk met ons economisch stelsel verbonden zijn. Het zit in zijn aard, het is de logica van het systeem, zoals al gezegd, de aard van het beestje. Het is een in zichzelf corrupt stelsel, dat onvermijdelijk en onafwendbaar steeds heviger sociale en ecologische crises produceert, die levensbedreigende vormen aannemen voor mens en natuur. Niets is daarom urgenter, want levensnoodzakelijk, dan de vraag wat voor economie de wereld uit het slop, uit deze doodlopende straat kan halen, en dit niet in de zin van de verwijdering van de scherpe kantjes van het kapitalisme markt, want die is zoals gezegd in zichzelf corrupt, maar in de betekenis van een verandering van het economisch bestel in de richting van een andere economische orde.
Hoezeer deze vraag en het antwoord daarop nauwelijks uitstel dulden en je dus zou mogen verwachten dat in ieder geval de progressieve, linkse politiek er met hart en ziel en voortvarend mee aan de slag gaat, blijkt toch dat bij de vele kwesties die bij links op tafel komen, de markteconomie niet wordt afgezworen, integendeel weer zo snel mogelijk in ere wordt hersteld, en dus een andere, alternatieve economische orde niet in zicht komt. Deze vaststelling is des te merkwaardiger, omdat buiten de politieke partijen toch initiatief aan de dag gelegd wordt om greep te krijgen op de sociale en ecologische crises van het neoliberalisme. Bij deze initiatieven kunnen we bijvoorbeeld denken aan de afwijzing van het groeidenken, de hang naar duurzaamheid en een pleidooi voor krimp in rijke landen. Daarbij is er ook een toenemende kritiek op het Bruto Binnenlands Product (BBP) als maatstaf voor welvaart, en zien we aanzetten om welvaart anders te meten *. Algemeen wordt de urgentie erkend om zonder uitstel te zoeken naar een oplossing van de grote mondiale financiële, sociale en ecologische problemen. De dominerende geldswaarden moeten een ondergeschikte plaats krijgen ten faveure van het primaat van de gebruikswaarden. In plaats van de moordende concurrentie op de markt, stelt men solidariteit, zorg, rechtvaardigheid en samenwerking centraal. Er wordt ook gewezen op een sterke progressieve rol van de overheid, zonder welke een duurzame en solidaire economie niet van de grond komt. Zelfs een compleet economische structuur voor het postkapitalisme en de weg ernaar toe liggen al klaar, maar gaan volkomen aan de linkse politiek voorbij.
Er zijn meerdere redenen aan te voeren waarom de linkse politiek - of althans de politiek die zich graag als links bestempelt - zich niets gelegen laat liggen aan de initiatieven die van onderen, van de basis opkomen. Vooreerst hebben we daar de illustere voorbeelden van 'linkse' politici, voor wie een politieke carrière vooral geambieerd wordt als een opstap naar een goed betaalde baan in het bedrijfsleven. Een engagement tijdens de politieke loopbaan met de working class people staat dan niet goed op je CV. Een ander deel van de linkse politiek bestaat uit lieden met een hoge opleiding, die een riant leven leiden, maar waarbij nog het aanzien ontbreekt van een baan als volksvertegenwoordiger. Dit is het deel dat om toevallige redenen naar links is omgevallen, maar eerder thuishoort bij rechts. En dan zijn daar ook de meer integere linkse politici. Ieder van ons kent ze wel, namelijk die van de SP en ook GroenLinks. Zij bieden nog het meest verzet tegen de markteconomie, maar bepalen zich daarbij tot veranderingsvoorstellen die geen echte bedreiging voor die markt vormen, en haar zo dus bevestigen en in stand houden. Ze kunnen zich niet voldoende onttrekken aan de zuigkracht van het systeem, zowel van de markt als van de parlementaire politieke cultuur. Bij alle goede wil ontbreekt het hen aan visies op een andere, alternatieve economische orde.
En zo zijn we, niet alleen in ons land, maar ook in vrijwel alle westerse parlementaire democratieën, behept met een parlementaire politieke cultuur die wegkijkt van de bestaande initiatieven in de samenleving en die het maatschappelijk debat over de inrichting van de economie en van een alternatieve economische orde ontwijkt. Het resultaat is een politiek die de waan van de dag volgt, en als prioriteit heeft de behartiging van de belangen van het kapitaal, ook in haar meest recente en brute vorm, het neoliberalisme.
Wat de consequenties zijn van dit beleid voor de vrijheid en de democratie, werd onlangs door de overheid zeer pregnant gedemonstreerd op 1 mei, de viering van de Dag van de Arbeid. Op verschillende plaatsen in Den Haag, Rotterdam en Utrecht vonden die dag vreedzame demonstraties plaats van progressieve groeperingen voor een andere samenleving en voor solidariteit met allen die in een sociale strijd verwikkeld zijn. De overheid liet haar ware gezicht zien door de hermandad deze demonstraties namens haar te intimideren, provoceren en verstieren. Er werden rake klappen uitgedeeld, mensen in elkaar geslagen met stokken en blote vuisten. Dat de demonstraties toch nog tot een goed einde werden gebracht was geheel toe te schrijven aan de discpline van de demonstranten. Onwillekeurig gaan hier de gedachten uit naar het dreigement van de regering Rutte, om het internet plat te leggen bij sociale onlusten.
Wat hier duidelijk wordt is dat de overheid tolerant staat tegenover vrijheid voorzover het betreft individuele meningsuiting, zelfs die van de PVV, maar dat zodra die vrijheid zich bundelt in samenscholing om de 'zegeningen' van het kapitaal aan de schandpaal te nagelen, diezelfde overheid een repressieve instantie wordt die haar geïndoctrineerde ME-huurlingen erop af stuurt, geprogrammeerd om vrijheid te molesteren.
Westerse landen zijn rijp voor een vergelijkbare revolutie voor democratie en vrijheid, die zich momenteel voltrekt in landen rondom de Middellandse Zee.
___________________________________________
Oppositieloos links
_______________________________________________________
Het neoliberale minderheidskabinet onder leiding van Rutte - met op zijn nachtkastje de bijbel van de (neo)liberale profeet Hayek 'De weg naar slavernij' - stond al vanaf het begin te trappelen, om als ferme jongens, stoere knapen, krachtig te beginnen aan de overdracht van miljarden van de bevolking naar de rijken, het kapitaal. Na ruim een half jaar aan het roer te hebben gestaan, kon het kabinet aan het begin van zijn eerste reces met tevredenheid omzien naar het gevoerde beleid met betrekking tot bezuinigingen van 18 miljard, en de uitvoering van het gedoogakkoord met de PVV. Tot nu toe inderdaad een kabinet waar volgens Rutte "rechts Nederland zijn vingers bij zou aflikken'. Dit alles in het 'landsbelang', vanzelfsprekend, dat nu wonderwel identiek blijkt aan het belang van rechts. Een politieke arrogantie die niet alleen ons land kenmerkt, maar door de gehele westerse politiek wordt uitgestraald.
Een kolfje naar de hand van de oppositie, zou je denken, waarbij de arrogantie van rechts naar verwachting een des te feller oppositie zou uitlokken. Maar niets blijkt minder waar. In plaats van een hartstochtelijk verzet van met name de zich links noemende oppositie zoals de PvdA, GroenLinks, SP, en in mindere mate ook D66 en de ChristenUnie, blijkt het verzet tegen de kabinetsplannen gebaseerd op een beoordeling van de inhoud van dat beleid zonder een ideologisch, progressief referentiekader. Met als paradoxaal resultaat dat tot nog toe dit rechtse kabinet door vooral de linkse oppositie in het zadel wordt gehouden. En daar staat vrijwel geen tegemoetkoming van dit kabinet aan de oppositie tegenover. Je vraagt je af door wie dit kabinet het meest wordt gedoogd: de linkse oppositie of de PVV. De laatste strubbelt in ieder geval soms nog tegen, zoals in de kwestie van de pensioenen en de steun aan Griekenland. Waar denkt de oppositie dat de miljoenen Nederlanders die op haar stemden, bij de volgende verkiezingen met hun stem naar toe moeten? Maar de belangrijkste vraag is natuurlijk die naar het waarom van dit 'oppositie'gedrag? Het antwoord is: lafhartigheid en halfslachtigheid.
Onder druk van het opkomende neoliberalisme van Milton Freedman en zijn consorten vanaf het midden van de jaren '70 van de vorige eeuw, gevoegd bij de val van de Berlijnse Muur in 1989, heeft politiek links in Nederland, waaronder vooral de PvdA, onder aanvoering van partijbons Kok, de toen modieuze kreet van 'het einde van alle ideologie' omarmd, en consequent het progressief en socialistisch gedachtegoed afgezworen. Er is niets voor in de plaats gekomen, of het moest zijn dat men - ideologisch met lege handen - als vanzelf naar het politieke midden, richting neoliberalisme is afgedreven dan wel zich daarnaar op sleeptouw heeft laten nemen. Het is dan ook niet toevallig dat al in de jaren van de kabinetten Lubbers/Kok en Kok (1990-1996) de tot dan toe grootste bezuinigingen werden doorgevoerd op de sociale zekerheid, het toch bij uitstek relevante beleidsterrein voor de working class people: bijna 23 miljard gulden! Links heeft geen eigen economisch alternatief meer en is naargelang niet opgewassen tegen de neoliberale storm die over de wereld waait.
Een niet al te moedige keuze voor politieke invloed op de korte termijn
Een progressief, links, socialistisch beleid is een zaak van de lange termijn. Dat dit zo is hangt samen met het feit dat vanwege de globalisering een effectief socialistisch beleid niet langer meer gerealiseerd kan worden op nationaal niveau, maar een wereldwijde invoering vraagt. Zo'n boodschap in de verkiezingstijd is voor het overgrote deel van de kiezers nauwelijks aansprekend, en zal het zeker afleggen tegen de verkiezingsretoriek van rechts, waarin de kiezer op korte termijn allerlei moois voorgeschoteld wordt dat ook nog in het algemeen zou zijn. Ter voorkoming van een verkiezingsnederlaag en dus verlies van politieke macht, ziet links zich in verkiezingstijd en in de politieke arena gedwongen zich ook te richten op beleid(svoornemens) voor de korte termijn. En het resultaat van zo'n korte termijn politiek gaat niet verder dan het afschaven van de scherpe kantjes van het kapitalisme, en dat ook alleen nog maar voor zover dit stelsel dat zelf toestaat. Omwille van enig politieke invloed heeft links zich tot op grote hoogte dus aan rechts uitgeleverd. Ook het milieu is daar het slachtoffer van.
In tijden van financiële en economische crises zoals nu, die volgens neoliberaal recept dienen opgelost te worden met kaalslag en bezuinigingen die vooral de onderkant van de samenleving blijken te raken, durft links het kabinet niet ten val te brengen. Want dat zou kunnen resulteren in eigen regeringsverantwoordelijkheid, en een voortzetting van een beleid van bezuiniging, opgeschoven naar het politieke midden als links reeds is. En bezuinigingen zouden zeker slecht vallen bij de politieke achterban, de working class people. Liever dus maar een halfslachtige oppositie.
Je kunt je afvragen of een parlementariër met een inkomen van ruim 7300 euro per maand en die er ook een parlementaire status op na houdt, zich voldoende kan en/of wil inleven in en solidair voelen met de sociaal-economische positie van de working class people. Een enkele gunstige uitzondering zal dat nog wel lukken, maar voor de meesten zullen de solidariteit en het belangrijkste referentiekader zich toch hoofdzakelijk bepalen tot de kringen van de Haagse stolp. Met andere woorden, ook de parlementariërs die zichzelf graag presenteren aan de buitenwacht als links en progressief, identificeren zich liever met de middenklasse in plaats van met de arbeidsklasse. De belangenbehartiging van de arbeid - waar links zijn bestaansrecht toch aan dankt - komt dus al lang niet meer op de eerste plaats.
Een linkse, progressieve, socialistische partij, die haar naam waard is, bestaat niet meer in ons parlement. Er is dus geen partij meer die krachtig in de aanval kan gaan voor de zaak van de arbeid. Wat ooit links was, is nu opgeschoven naar het politieke midden, richting neoliberaal beleid. En niemand of niets heeft het vroegere links daartoe gedwongen. Het was een eigen keuze, meestal gedaan uit lafhartigheid en halfslachtigheid.
Er lijken twee opties te onderscheiden voor wat nog over is van het vroegere links:
In dit tweede geval staat de nieuwe linkse partij voor een twee-sporenbeleid. Enerzijds tot vervelens toe in het parlement en daarbuiten uitdragen waar op de lange termijn de werkelijke oplossing van het onheil van het kapitalisme ligt, namelijk in een socialistische, postkapitalistische ordening, en internationaal buitenparlementaire acties ondernemen voor een dergelijke ordening. En anderzijds in de tussentijd - zo lang het nog niet zo ver is - in het parlement en daarbuiten het neoliberaal beleid zo krachtig mogelijk bestrijden daar waar zijn prioriteiten liggen bij het kapitaal.
Dit lijken twee mogelijke opties voor 'links'. De kiezer heeft recht op deze duidelijkheid, en voor de partij zelf kan het een uitweg zijn uit de wurgende halfslachtigheid en lafhartigheid.
Waarom de politiek vrijwel wereldwijd het debat vermijdt over een andere economie
__________________________________________________
Het wordt steeds duidelijker, naargelang de financiële en economische crises erger worden en het faillissement aantonen van de heersende economische orde, dat de huidige regeringen, niet in het minst die van het Westen, niet over de competentie, het inzicht, de moed en/of de wil beschikken, om de heilloze 'vrije' markt/het kapitalisme/neoliberalisme te vervangen door een economie die wél ten dienste staat van een rechtvaardige (wereld)samenleving en het behoud van de natuur. Daarmee wordt de huidige politiek een conservatieve kracht die levensnoodzakelijke veranderingen in de weg staat, en zo een bedreiging wordt voor het voortbestaan van de (wereld)samenleving en de natuur. Enkele redenen waarom.
Wat de huidige politiek van nationale overheden over bijna heel de wereld kenmerkt, is de scheiding tussen politiek en moraal. Of anders gezegd, bij het politieke beleid spelen overwegingen of de politieke maatregel wel of niet goed is voor samenleving en natuur, slechts een minimale en in ieder geval ondergeschikte rol. Ooit was dat anders. Hoewel de bepaling van wat juist en goed is niet altijd eenvoudig en eenduidig is, in ieder geval moesten eertijds politieke beslissingen die in samenleving en natuur ingrepen, hun kwaliteit - zo goed en zo kwaad als dat ging - ook ontlenen aan morele drijfveren en overwegingen.
Deze band tussen politiek en moraal verdween bij de scheiding tussen kerk en staat, een verwijdering die overigens niet geheel toevallig plaatsvond rond de opkomst van het kapitalisme. De morele beoordeling werd verplaatst naar de privésfeer en uit het openbare politieke leven gebannen. In plaats van morele overwegingen kwamen beweegredenen die ontleend waren aan het sociaaldarwinisme. Politiek en economisch handelen werd niet langer meer in de eerste plaats gericht op het welzijn van de gehele (wereld)gemeenschap, maar op het faciliteren van de behoefte van het kapitaal aan winst, uitbuiting van de arbeid, en een in hoofdzaak instrumenteel gebruik van de natuur.
Al vanaf het tweede decennium van de vorige eeuw deed het sociaaldarwinisme officieel als ideologie zijn intrede in de politiek. Op inspiratie van de Amerikaanse president Wilson, werd Darwin aangewezen als degene die ook de wetmatigheden van het sociale leven vakkundig kon verklaren. De theorie van de 'struggle for live' en de 'survival of the fittest' leende zich gemakkelijk voor een politieke vertaling waarin niet langer waarden als solidariteit, maatschappelijke verantwoordelijkheid, sociale rechtvaardigheid en een duurzame ecologie, maar eigenbelang, egoïsme, onderlinge strijd en het recht en de overleving van de sterkste, de samenleving verder tot ontwikkeling zouden brengen. Dit sociaaldarwinisme liep daarmee - hoe 'wonderlijk'! - parallel aan de behoeften van het kapitalisme, en was daarom in deze kringen ook zo populair. Dit stelsel met zijn vrije markt (óók een ideologische vondst), de noodzaak tot accumulatie, concentratie van kapitaal en centralisatie van macht, kon alleen maar floreren op basis van de uitbuiting van de arbeid, van samenleving en natuur, de schending van democratische inbreng en de misleiding van het bewustzijn. Het sociaaldarwinisme werd aangewend als ideologie waarmee de kapitaalgezinde politiek van toen de wrede kant van het kapitalisme kon rechtvaardigen, en het welzijn van de gemeenschap en het behoud van de natuur ondergeschikt kon maken aan de eenzijdige behartiging van het kapitaalsbelang. Het lijdt geen twijfel of het sociaaldarwinisme als ideologie kwam tot stand in nauwe samenwerking van het kapitaal met de politiek.
Er loopt inhoudelijk een rechtstreekse lijn van het sociaaldarwinisme als ideologie waarmee destijds de politiek aan het belang van het kapitaal tegemoet kwam, naar de neoliberaal georiënteerde politiek van nu. De 'struggle for life' en de 'survival of the fittest' hebben nu gestalte gekregen in de wereldwijde moordende concurrentie waarmee bedrijven en financiële markten elkaar bestoken. En die moordende concurrentie, als hedendaags equivalent van de 'struggle for life' en de 'survival of the fittest', is wereldwijd de ideologie geworden voor een politiek beleid dat vrijwel alleen is gericht op de versterking van de concurrentiepositie van die bedrijven en financiële markten waarvan de nationale economie afhankelijk is. Dat deze ideologie van de moordende concurrentie via het neoliberalisme in de jaren 1970 weer opnieuw is bekrachtigd, geactualiseerd en geradicaliseerd, is niet meer dan een detail, evenzeer als de opleving van een meer humane en fatsoenlijke economie onder inspiratie van de sociaaldemocratie, ook maar een korte episode heeft geduurd, net zoals trouwens de Revolutie in Rusland. Vanaf het eerste kwart van de vorige eeuw tot nu toe hebben de staten in de kapitalistische samenleving, onder inspiratie van de ideologie van het sociaaldarwinisme, vrijwel onveranderd een economische politiek gevoerd die eenzijdig tot bijna uitsluitend tegemoet kwam aan de (accumulatie)belangen van bedrijven en financiële markten.
Er staan de staat verschillende maatregelen ter beschikking om de concurrentiepositie van bedrijven waar de nationale economie van afhankelijk is, te ondersteunen. Iedereen kent ze wel. Daarom maar een opsomming in het kort, zoals daar zijn: loonkosten aan banden leggen; belastingvermindering voor rijken en bedrijven; leningen, giften en subsidies aan bedrijven; privatisering en verraad aan democratische zeggenschap van het volk; ontmanteling van de sociale zekerheid ; deregulering en liberalisering; de honorering van de wens van het kapitaal dat milieumaatregelen geen belemmeringen mogen zijn voor de accumulatie en zakkenvullerij.
Waar staten zich al bijna een eeuw inspannen om, geïnspireerd door het sociaaldarwinisme, de dienaren te zijn van het kapitaalbelang, kan men maar moeilijk verwachten dat men nu met een economisch alternatief komt dat tegen het belang van het kapitaal ingaat. Hoewel dat heilzaam en levensreddend zou zijn voor samenleving en natuur. Maar om nog meer redenen ligt het in de verwachting dat de politiek niet over de brug komt met een economisch alternatief.
Een van de belangrijkste voorwaarden voor het ontstaan van een economisch alternatief, is een toenemend bewustzijn dat belangrijke menselijke waarden en normen in het vigerend economisch stelsel met voeten getreden worden. Zonder een besef van zulke waarden geen economisch alternatief. Met het oog op het kapitalisme/de markteconomie, betreft het dan de veronachtzaming van waarden als solidariteit, gelijkheid, samenwerking, verantwoordelijkheid, de waardigheid van de mens, respect, tederheid en zorgzaamheid….et cetera. Als je een begrip zou moeten zoeken dat het tegenovergestelde van deze waarden representeert, dan is het wel 'moordende concurrentie', de centrale karakteristiek van de 'vrije' markt. Een politiek die zich op de eerste plaats bemoeit met de versterking van die moordende concurrentie - en dat doet de hedendaagse politiek - kan zich niet tegelijkertijd over geven aan een economisch alternatief dat op genoemde waarden is gebaseerd. Ze sluiten elkaar uit.
De doorvoering van een economisch alternatief dat het kapitalisme moet vervangen, is een zaak van de lange adem. Maar in een staatsbestel dat uiterlijk elke vier jaar of daaromtrent parlementsverkiezingen kent, is er geen enkele politieke partij die het waagt om met een fundamenteel economisch alternatief - een zaak van lange adem - de gunst van de kiezer te winnen. Want de vrees is dat voor het overgrote deel van de kiezers, die al op zo kort mogelijke termijn allerlei moois door de politiek voorgeschoteld willen krijgen, zo'n boodschap van de lange termijn nauwelijks aantrekkelijk is. Het is uit angst de gunst van de kiezer en de daaraan verbonden politieke macht te verliezen, die de politiek verhindert de kiezer een fundamenteel economisch alternatief voor te leggen.
Toegepast op ons onderwerp, bevat deze slogan de stelling dat de overwegende keuze van de politiek voor het kapitaal, niet zozeer naar haarzelf is terug te voeren, maar vooral tot stand komt onder invloed van het volk. Het zou dan niet de politiek zijn die een debat over economische alternatieven blokkeert, maar het volk door wie zij gekozen is. De omkering dus van de stelling hier.
In algemene en formele zin is deze leus van hierboven niet geheel ontdaan van enig gehalte aan waarheid. Maar of zij ook opgaat in het neoliberale tijdperk is maar zeer de vraag. Want in een politieke constellatie als het huidige neoliberalisme, waarin alle politieke partijen - ook linkse - zijn opgeschoven naar het midden en een neoliberale = kapitaalgezinde politiek voeren, is er voor het volk eigenlijk geen andere keuze dan tussen het neoliberalisme of het neoliberalisme. Met andere woorden, er valt hier eigenlijk niets te kiezen, en dus kan men de bevolking niet verantwoordelijk stellen voor een neoliberale politiek. Bovendien, een eenzijdig neoliberale politiek geeft bepaald geen stimulans aan de bevolking om over economische alternatieven na te denken. Erger nog, het kapitaal beschikt over mechanismen om het bewustzijn van de mensen zo te beïnvloeden, dat alternatieven maar moeilijk in beeld komen of anders als het werk van ongevaarlijke dromers worden gezien - zoals ook de schrijvers van dit boek - en dus volstrekt niet serieus genomen. De bovenstaande slogan zou dan ook beter kunnen luiden 'dat de regering het volk krijgt dat zij verdient' . Een van de meest te verwensen gevaren van de kapitalistische economie en het neoliberalisme, is dat zij het soort mensen proberen te creëren dat zij nodig hebben. Een soort dat uitsluitend nog in het geweer komt voor geld en een steeds toenemende consumptie in dienst van de accumulatie, bij wie gemeenschapszin, solidariteit en mededogen plaats gemaakt heeft voor concurrerende verhoudingen.
De wenselijkheid en noodzakelijkheid om alternatieve economieën voor het neoliberalisme uit te werken, worden in onze contreien door maar een zeer kleine minderheid van progressieve mensen ingezien. In Nederland misschien maar enkele duizenden mensen. Buiten hen om ontbreekt de overtuiging van de noodzaak en wenselijkheid van zulke alternatieven bijna geheel. Dit brengt met zich mee dat intellectuelen en politici een grote terughoudendheid aan de dag leggen als het gaat om alternatieven voor het neoliberalisme. Bewust of onbewust zijn ze bang om dan niet voor vol te worden aangezien, voor dromers, door hun collega's en de rest van Nederland. Ook menselijk opzicht speelt dus mee bij het vermijden van het maatschappelijk debat over alternatieve economieën.
Voor wie het wil zien loopt de markteconomie/het kapitalisme op zijn laatste benen. David Harvie en Keir Milburn gebruiken hiervoor in The Guardian het treffende beeld van het 'onleven' van de zombie: afzichtelijk, hardnekkig en gevaarlijk; een lichaam zonder geest, niet in staat om zich aan te passen voor de toekomst en plannen te maken, en naar gewoonte reagerend met een maniakale honger, alles verslindend wat het op zijn weg tegenkomt, in ontbinding tot het uit elkaar valt *.
Wat meer dan ooit van levensbelang is voor het voortbestaan van het leven op de planeet, is een maatschappelijk debat over een economisch alternatief dat het neoliberalisme vervangt. Een belangrijke taak en stimulans daarvoor zou weggelegd moeten zijn voor de politiek, als georganiseerde uitdrukking van de wil van de bevolking. Maar dat debat komt tot nog toe maar moeilijk of niet van de grond. Een belangrijke factor daarvan is de afzijdigheid en desinteresse van de neoliberale politiek. We hebben een aantal redenen daarvan opgesomd. Wat nodig is voor het heil van mens en planeet is massale politieke actie van de bevolking om weer grip te krijgen op de wereld. Een van de prioriteiten van die politieke actie zou als doel moeten hebben om de neoliberale politiek haar legitimiteit te ontnemen. Het voortbestaan van de wereld hangt daarvan af.
______________________________________________
Vakbonden: medemacht of tegenmacht
_______________________________________________________
Jan Vercamst, de voorzitter van de Belgische liberale vakbond ACLVB, klaagt over de improductiviteit van de klassieke manier van actievoering, namelijk betogingen *. Met de klassieke manifestaties op straat kan de vakbond volgens hem nauwelijks nog invloed uitoefenen. De beslissingen worden vaak toch gewoon doorgevoerd, acties of niet. In dit euvel kan hij overigens een lotgenoot vinden in de vakbonden bij zijn noordelijke buren. Daar is de vakbond al jaren ingekapseld in wat heet het 'polderoverleg' tussen werkgevers, vakbonden en overheid. Het begin van dat polderen was het akkoord van Wassenaar in 1982, waarin de Nederlandse vakbond onder leiding van de 'socialist' Kok, akkoord ging met loonmatiging. De vakbond leverde zich daarmee uit aan het neoliberale beleid van werkgevers en overheid, werd de smeerolie van het systeem - het kapitalisme - en heeft zich sindsdien niet meer kunnen ontworstelen aan de positie waarin hij zichzelf had gebracht, namelijk die van neoliberale medemacht. De relevantie van de vakbond - eigenlijk wereldwijd - reikt niet verder meer dan het afschaven van de scherpe kantjes van het kapitalisme, en het aandragen van veranderingsvoorstellen en oplossingen binnen de grenzen die het kapitalisme toestaat.
Jan Vercamst wil nieuwe vormen van meer productieve vakbondsacties. Acties, zo krijg je de indruk, die verder moeten reiken dan het afschaven van de scherpe kantjes, en die niet blijven binnen de grenzen van het bestaande systeem. Vakbondsacties vooral die zo productief zijn, dat ze werkgevers en overheid dwingen er rekening mee te houden. Een heimwee misschien naar de kracht en de effectiviteit van vakbondsacties van na WO I en II, toen het polderen nog toekomst was? In ieder geval verlangt Vercamst naar een meer militante vakbond. En in een wereld van vakbonden die over het algemeen geen vuist kunnen maken, behept als zij zijn met teveel sympathie voor een neoliberaal beleid, waardoor de belangen van het kapitaal prioriteit krijgen boven die van de arbeid, is dat van bijzondere betekenis. De vraag is alleen hoe Vercamst zich een militante vakbond en krachtige en effectieve vakbondsacties voorstelt? Wellicht dat daar iets van valt te leren?
1. lobbywerk bij werkgevers(organisaties) en de politiek,
Lobbywerk heeft alleen maar of voornamelijk resultaat in een omgeving die prioriteit geeft aan de belangen waarvoor wordt gelobbyd. Daarom zijn lobbyisten van het kapitaal bij politieke beleidsmakers zo succesvol. Werkgevers(organisaties) noch politiek behoren tot een omgeving waar de belangen van de arbeid prioriteit hebben op de kapitaalaccumulatie. Bovendien draagt lobbyactiviteit de nare bijsmaak met zich mee van 'binnenkamertjespolitiek', en dat is een van de manieren om de democratie de das om te doen. Dat moet een vakbond niet willen. En wat betreft het Duitse systeem van werknemersparticipatie: Vercamst ziet zelf in dat invoering daarvan veel tijd zal vragen, omdat volgens hem de vertrouwensrelatie tussen werknemers en werkgevers nog te ver zoek is, en dus eerst hersteld moet worden. Eerst nog polderen dus!
De ideeën van Vercamst ademen de sfeer van het 'polderoverleg' van de buren uit het noorden, en het misplaatste vertrouwen (een {neo}liberale vakbond waardig?) dat lobbywerk in een arbeidvijandige omgeving vermag wat acties en betogingen niet lukt. Dit zijn opvattingen van een vakbondsman die nog droomt van de vakbond als medemacht omdat hij de verhouding tussen kapitaal en arbeid waarschijnlijk niet definieert als een harde strijd en conflict, maar als een harmoniemodel, zonder fundamenteel tegenstrijdige belangen en waar iedereen in harmonie het beste wil voor zichzelf en de ander. En zo denkt niet alleen Vercamst erover, bijna alle vakbonden wereldwijd zijn afgedwaald naar de doodlopende weg van medemacht. En natuurlijk, bij vakbonden die zichzelf positioneren als meelopers, als medemacht, omdat ze over geen fundamentele economische alternatieven beschikken - tijgers zonder tanden dus - hebben kapitaal en politiek alle gelegenheid de beslissingen door te voeren die ze willen. De effectiviteit van betogingen en klassieke vakbondsmanifestaties op straat, staat of valt met de politieke en economische visie van waaruit ze op touw worden gezet. Het probleem is dus niet zozeer deze klassieke manier van actievoeren op zich, maar de visie daarachter van de leiders van de vakbond.
De belangrijkste poging waarop vakbonden weer aan invloed en effectiviteit van acties kunnen winnen - en dat geldt wereldwijd - is de overgang van medemacht naar 'tegenmacht'. Met tegenmacht wordt hier bedoeld de ontwikkeling van acties vanuit een postkapitalistisch alternatief. De reden van bestaan van de vakbond is de behartiging van de belangen van de arbeid. Een verzorging naar behoren van die belangen binnen de contouren van het kapitalisme is per definitie onmogelijk.
1. Want allereerst is de bron van winst in het kapitalisme het onbetaalde deel van de arbeid. De arbeider/werker/working class people krijgt minder betaald dan de waarde die hij met zijn arbeid schept. De bron van de winst in het kapitalisme is dus per definitie gebaseerd op uitbuiting van arbeid. Het kapitalisme kan niet zonder.
In een dergelijk economisch systeem, met zulke onvermijdelijke en onoverkomelijke kenmerken, zijn de belangen van de working class people niet ten gronde te behartigen. Wie dat toch probeert komt niet verder dan wat de vakbonden momenteel vrijwel wereldwijd aan de dag leggen: stoere en krachtige taal wellicht, maar effectief niet veel meer dan wat 'gerommel' binnen de marge die het kapitalisme toestaat. De onverschrokkenheid van de gebezigde vakbondstaal is omgekeerd evenredig aan het maatschappelijk effect ervan. De enige doeltreffende benadering is dan ook de mobilisatie van de working class people voor een postkapitalistische economie. Vakbondsacties kunnen pas werkelijk effectief worden als ze niet al bij voorbaat zich schikken in en richten op de speelruimte die het kapitalisme toestaat (medemacht), maar als zij zich keren tegen het kapitalisme vanuit een uitgesproken postkapitalistisch alternatief, wat voor post-kapitalistisch alternatief dan ook. Op die manier kan ook de domper die de laatste jaren rust op de actiebereidheid van de leden, ingewisseld worden voor de gezindheid tot een fervente en effectieve strijd voor hun belangen. Niets geeft een grotere stimulans voor zo'n strijdvaardigheid als het perspectief waarin de arbeid niet langer meer hoeft te luisteren naar de wensen en voorwaarden van het kapitaal.
Zulke verhoudingen kunnen niet van vandaag op morgen gerealiseerd worden, en vragen bovendien niet om een landelijke of regionale, maar mondiale aanpak. Dit mag niet tot ontmoediging leiden. Wat allereerst prioriteit heeft is de ontwikkeling van zo'n postkapitalistisch alternatief, in overleg met de leden. Het postkapitalisme vertrekt van het feitelijk gegeven dat de techniek en de knowhow op allerlei terreinen ver genoeg gevorderd zijn, er mensen in overvloed zijn die de nodige arbeids- en bestuurskracht kunnen leveren, en dat we ook over voldoende grondstoffen beschikken, om nu en later alle bewoners van deze aarde een bestaan in redelijke welvaart en welzijn te garanderen, in respect voor de natuur. Alleen, onder het kapitalisme kan dat niet gerealiseerd worden, trouwens in geen enkele economie waarin de waarde van arbeid, goederen en diensten in geld(waarde) wordt uitgedrukt. Dergelijke economieën, dus ook het kapitalisme, leiden onvermijdelijk tot een decadente rijkdom van een kleine minderheid, en tot voortdurend geldgebrek voor een gedegen onderhoud van de samenleving en de natuur. Het postkapitalisme is dan ook een economie waarin geld de gunstige, feitelijk aanwezige voorwaarden voor onderhoud van mens en natuur, niet mee belemmert.
Het was slechts de bedoeling hier naar voren te brengen dat de belangen van de arbeid In het kapitalisme niet genoegzaam verdedigd kunnen worden. En dit is niet toe te schrijven aan de klassieke manier van actievoeren van de bonden, maar vooral aan de afwezigheid bij de bonden van een postkapitalistisch alternatief.
______________________________________________
De gesel van de banken onder het kapitalisme
_______________________________________________________
In de Volkskrant van 14 april 2011 verscheen in een opiniestuk de stelling dat 'winst van banken vooral te danken is aan activiteiten die niets toevoegen aan de samenleving'. Onze stelling is: 'activiteiten van banken voegen inderdaad niets toe, ze brengen zelfs schade aan. En dat is geen incident, maar duivelse logica.'
Wij zijn het dus gedeeltelijk eens met die stelling in dat opiniestuk. Wij stellen ons ook op het standpunt dat de core business van de moderne financiën bestaan uit 'sociaal zinloze activiteiten', sterker nog, activiteiten die sociaal schadelijk zijn. Maar onze opvattingen lopen uiteen waar de auteur van mening is 'dat economisch onderzoek laat zien dat een goed ontwikkelde financiële sector van belang is', terwijl naar onze overtuiging de activiteiten van die sector in zichzelf onvermijdelijk schadelijk zijn, dus niet incidenteel van karakter, maar de logica van het systeem.
Eerst dan maar enkele voorbeelden van winst van de banken die niets toevoegt, niets bijdraagt aan de samenleving. Daartoe behoort bijvoorbeeld de poging zo veel mogelijk belastingen te ontwijken. Ook de verkoop van financiële producten die de kopers berooid laten zitten, zoals de inmiddels berucht geworden woekerpolissen. Aan de verkopers van deze polissen werd tot 80% provisies gegeven in de hoop dat dit zich zou 'uitbetalen' in de verkoop van grote aantallen van die veel te dure koopsompolissen. Aan bedrijven en particulieren worden vaak mondjesmaat kredieten verstrekt omdat de banken meer vertrouwen stellen in winstgevendheid van speculeren in aandelen, grond, olie en grondstoffen. En gaat deze gok mis, dan worden spaargelden van spaarders aangesproken als buffer. Verder is er veel winst gemaakt bij het uitlenen van geld door krediet te scheppen, dus door geld uit het niets te scheppen, daar rente over te heffen en zo bij te dragen aan een uitdijende financiële luchtbel. En wat alle grenzen van het betamelijke tart, is wel dat het instrument dat ten grondslag lag aan de huidige mondiale kredietcrisis die zich inzette in 2007, te weten de verkoop van subprime en verpakte hypotheken, weer terug is op het niveau van 2007. Afgelopen maand maart (2011), meldde De Nederlandse Bank opgetogen dat de banken in ons land goed zijn voor niet minder dan 37% van al deze subprime en verpakte hypotheken in Europa. Van de maatschappelijke schade die hiervan het gevolg kan zijn liggen de jongens en de meisjes van de banken niet wakker. Door deze verkoop van hypotheken lopen zij nauwelijks risico. En mocht het financiële noodlot zich toch tegen hen keren, dan is er altijd nog de staatssteun, en worden de gevolgen op de samenleving afgewenteld.
Ondanks alle activiteiten van banken die volgens ons niets aan de samenleving toevoegen, 'laat economisch onderzoek zien dat een goed ontwikkelde financiële sector van belang is', zo laat de auteur van het opiniestuk in de Volkskrant optimistisch weten. En zo'n goed ontwikkelde sector bestaat volgens hem dan uit banken die in toom worden gehouden, en niet zo groot mogen worden dat ze een overmatige invloed op de economie krijgen, en dan bij crises door de overheid ondersteund moeten worden.
Over welk economisch onderzoek het hier gaat, door welke economische autoriteit het is uitgevoerd, en hoe de andere broeders in het beroep het hebben ontvangen en becommentarieerd, vermeldt de Volkskrant niet. Dat is jammer, want het zou toch zeer informatief, in ieder geval uiterst amusant zijn, kennis te nemen van een onderzoek met een dergelijke ongerijmde, onmogelijke en onwerkelijke conclusie. Want een goed ontwikkelde, in de zin van maatschappelijk zinvolle financiële sector, heeft nooit bestaan, bestaat niet en zal ook nooit bestaan in het economisch stelsel waaraan we onderworpen zijn, namelijk het kapitalisme.
De eerste bank werd opgericht in 1472 in Siena (Italië). En al vanaf het allereerste begin was dit fenomeen uitsluitend bedoeld als een mechanisme van de verdere verrijking van kapitalisten. Die kapitalisten van het eerste uur waren handels- en woekerkapitalisten, die rijk geworden waren in handel mét en woeker aan arme boeren en ambachtslieden, en die door het uitlenen van dat woekergeld tegen (woeker)rente hun kapitaal nog verder wensten te vergroten.
Tot op de dag van vandaag is dit in wezen de core business van de (grote) banken gebleven: kapitaalaanwas voor kapitalisten door geld uit te lenen tegen hoge rente. De handel- en woekerkapitalisten van het eerste uur zijn nu aandeelhouders geworden, de namen veranderden, het doel bleef hetzelfde, namelijk de verhoging van het arbeidsloos inkomen van de kapitalisten: lieden die voornamelijk niets doen en zich daarvoor riant laten belonen. Doel en functie van banken is simpelweg de overheveling van steeds meer geld van het volk naar degenen die nooit genoeg hebben. En de rente op deposito's heeft geen andere bedoeling dan de mensen te verleiden te sparen, zodat de bank dat dan tegen veel hogere rente kan uitlenen. Het enige oogmerk van de banken is winst, en aan maatschappelijk ondernemen hebben zij alleen maar boodschap als dat de winst ten goede komt.
Een maatschappelijk zinvolle financiële sector in het kapitalisme bestaat dus niet, en de onvermijdelijkheid van dit onheil wordt ook nog eens heel duidelijk bevestigd in de ijzeren wet van het kapitalisme: groeien of van de markt verdwijnen. Ondernemingen, ook banken in het kapitalisme, staan met elkaar in een verhouding van moordende concurrentie. Wie de groei niet bij kan benen verdwijnt, en het resultaat laat zich raden: er blijft nog maar één wereldbank over. De globalisering van de financiële sector van het kapitalisme is daar een resultaat van. Banken jagen elkaar voortdurend op zoveel mogelijk kapitaal te vergaren om zo de onderlinge moordende concurrentie het hoofd te kunnen bieden. In het kader hiervan struinen ze heel de wereld af op zoek naar meer winst. Die groeidwang is onder andere ook tot uiting gekomen in het verschaffen van de inmiddels berucht geworden subprime hypotheken. Dat zijn hypotheken waarvan vrijwel zeker is dat de hypotheeknemers de lening niet terug kunnen betalen. Om de risico's van dergelijke hypotheken te spreiden, zijn via ingewikkelde constructies de risico's verpakt en aan andere banken doorverkocht. Toen de rente op deze hypotheken ging stijgen, kwam de aflossing in gevaar. Het resultaat is bekend: de grootste financiële crisis aller tijden. De noodzaak voor de banken naar steeds méér had geen enkele relatie meer met de reële economie. Er was een financiële luchtbel ontstaan die op enig moment wel moest barsten. De banken hebben dit risico bewust genomen in de wetenschap dat bij een echec de samenleving de kastanjes wel weer uit het vuur zou halen.
De core business van de banken, namelijk de kapitaalaanwas voor aandeelhouders, gevoegd bij de niet-aflatende onvermijdelijke dwang om groter te groeien dan de concurrerende banken, en zo de band te verliezen met de reële economie met als gevolg een samenleving in financiële crises, is de basis voor onze stelling dat bankactiviteiten onder het kapitalisme sociaal zinloos en schadelijk zijn. 'Een goed ontwikkelde financiële sector' bestaat niet onder het kapitalisme. Hij is een abstractie, een ideaalbeeld, voortgekomen uit een onjuiste analyse of misschien wel het totaal gebrek aan een ontleding van dat stelsel. Banken onder dit stelsel kunnen zich alleen maar in leven houden door te graaien uit de kas van hun klanten en de samenleving. Ze zijn gedwongen te parasiteren op de samenleving wereldwijd, in plaats van een nutsbedrijf te zijn, zoals het hoort. Ze zijn een in zich corrupt systeem, opererend volgens een duivelse logica. Ze zijn niet in toom te houden, als dat al zou kunnen in een systeem waarin de kapitalistische oligarchie politieke macht heeft gekocht! Als bewijs daarvan geldt wel dat de banken, terwijl heel de wereld nog zucht onder de crisis, nu al groter zijn geworden dan vóór de crisis, en dat de verkoop van subprime en verpakte hypotheken al weer terug is op het niveau van 2007. Van de veelbesproken regulering, nadat de belastingbetaler wereldwijd 9000 miljard dollar in het bijna failliete bankwezen stortte, is niets terecht gekomen. Zo wordt bijvoorbeeld door de banken meer gespeculeerd dan vóór de crisis. Ze boeken opnieuw de hoogste winsten sinds het uitbreken van de crisis. Men blijft vrolijk hoge bonussen uit betalen, en plant tegelijkertijd massaontslagen voor het personeel (in Europa alleen al 40.000). Ze strijken nu al bijna een derde van alle bedrijfswinsten op (begin jaren tachtig was dat nog slechts 7%). Enkele grote banken overheersen alweer de rest en dreigen oncontroleerbaar te worden. Ze controleren bijna heel de derivatenmarkt, die jaarlijks goed is voor 600.000 dollar. Een bedrag dat veertig maal groter is dan bijna tien jaar economische wereldoutput, en dat neerkomt op gemiddeld bijna 100.000 dollar per wereldbewoner *. Linksom of rechtsom, de bank in het kapitalisme kan alleen het leven houden als parasiet. De cijfers zijn voorradig en spreken duidelijke taal. Zoveel meer teleurstellend is het dat economische 'deskundigen' niet verder komen dan abstracte beschouwingen en daar een toekomstbeeld voor de ontwikkeling van de financiële markten op baseren.
Waar financiën in het kapitalisme onvermijdelijk bestaan uit sociaal zinloze activiteiten, dient zich ter wille van een oplossing de noodzaak aan van een alternatief economisch systeem, een stelsel dat het kapitalisme naar de historie verwijst en vervangt door een sociaal rechtvaardige economie. Een vorm van postkapitalisme waarin geen financiële sector meer kan vóórkomen, en dus ook geen financiële sector die niet in de pas loopt met de reële economie en zichzelf opblaast tot financieel gebakken lucht, die de wereld op gezette tijden in economische crises stort. De enige goed ontwikkelde financiële sector is de afwezigheid van zo'n sector. Een postkapitalistisch alternatief zou hierin moeten voorzien.
______________________________________________
Ratingbureaus: perversiteit van het kapitalisme
___________________________________________________
De tijd dat de banken zelf nog onderzoek deden naar de kredietwaardigheid van de leningnemer - dus de vraag of hij de lening met rente terug zou kunnen betalen - ligt al ruim 30 jaar achter ons. Althans als het ging om leningen aan grote, transnationale bedrijven en staatsleningen, de zogenaamde obligaties, uitgeschreven door staten. Sinds ongeveer 30 jaar wordt deze taak steeds meer gedelegeerd naar zogenaamde ratingbureaus. Een 'rating' is een oordeel in de vorm van een (rapport)cijfer over de kredietwaardigheid van een kredietnemer. In dit artikel bepalen we ons tot de adviezen van ratingbureaus met betrekking tot openbare kredietnemers, namelijk de staat en zijn uitgifte van obligaties. 'Hoe groot is de kans dat een overheid als leningnemer in het kader van de door haar uitgegeven obligaties, zonder problemen de lening met rente kan terugbetalen?' Dat is ongeveer de vraag waar ratingbureaus zich over buigen op verzoek van de financiële wereld, die trouwens goed voor dat onderzoek betaalt, en waarover die bureaus dan een advies uitbrengen.
Er zijn meerdere ratingbureaus, maar een drietal is van groot belang voor die financiële markten: Moody's, Standard & Poor's, en Fitch. Met hun ratings bepalen zij in overwegende mate of financiële markten wel of geen leningen zullen verschaffen aan staten en welke rente daarbij geheven wordt.
Bij de berekening van dat (rapport)cijfer betrekken de ratingbureaus zaken als omvang van de staatsschuld, het begrotingsbeleid, inflatieverwachtingen, concurrentiepositie en dergelijke. De beoordelingen lopen, globaal gezien, van de hoogste categorie 'uitzonderlijke kwaliteit' (prime) = AAA, via tussencategorieën, naar 'zeer zwak' (extremily speculative) = C.
Het economisch systeem waarmee de wereld behept is, het kapitalisme/de 'vrije' markt, kan moeilijk zonder deze ratingagentschappen. Al ongeveer 70% van de bedrijfsfinancieringen in de VS en 30% in Europa loopt via deze bureaus. Die ontwikkeling wordt nog bevorderd met de invoering van nieuwe kapitaalregels voor banken, die risicovolle kredietverlening, zoals rommelhypotheken, aan banden moeten leggen.
De functie van deze bureaus is dus de financiële markten te behoeden voor al te risicovolle kredietverschaffing. Zij staan dus in dienst van het particulier belang. Wat van hen verwacht wordt is een advies over de risico's voor de winstaccumulatie die particuliere kredietverschaffers, banken bijvoorbeeld, kunnen lopen. Hun prioriteit en enige doel is de bevordering van particuliere winstaccumulatie, geheel in de traditie trouwens van het kapitalisme. Een bijkomend, niet door die ratingbureaus bedoeld effect kan zijn, dat ook het maatschappelijk belang soms gediend is met hun adviezen, dat ook de samenleving profiteert van de kruimeltjes die van de tafel vallen. Want waar vanwege de ratings minder risicovol krediet wordt verleend, is ook de kans kleiner dat banken schulden moeten afwaarderen of zelfs omvallen. Dit risico zou zonder twijfel de kredietverlening aan bedrijven in gevaar brengen, en dat kan weer de werkgelegenheid, en dus ook het maatschappelijk belang, benadelen. Dit maatschappelijk voordeel is overigens niet door deze bureaus geïntendeerd. Daar waar het kapitalisme een stelsel is waar particulier en maatschappelijk belang aan elkaar tegengesteld zijn, elkaar zelfs uitsluiten, zou men, geheel in de geest van de kredietbeoordelaars, dit maatschappelijk voordeel adequater kunnen aanduiden als bijkomende schade, collateral damage.
De kredietbeoordelaars liggen de laatste tijd in toenemende mate onder vuur. Waar ze betaald worden door hun opdrachtgever, de financiële markten, zouden ze niet onafhankelijk zijn en neigen naar te lage ratings. Er wordt getwijfeld aan hun objectiviteit, ze komen vaak te laat met hun advies/ratings, en ze achten zichzelf onmisbaar, ten onrechte naar blijkt, want ze hebben een reeks crises niet zien aankomen.
Ofschoon de bovenstaande kritiek aanleiding vormt functioneren en nut van ratingbureaus ter discussie te stellen, gaat het hier toch om een soort kritiek die tamelijk onbelangrijk is. Zij gaat voorbij aan de verwoestende werking die ratingbureaus kunnen uitoefenen op het welzijn van hele bevolkingen van staten, en tenslotte van heel de wereld. Het gaat hier om een invloed die buiten het gezichtsveld blijft, als de focus uitsluitend ligt op het accumulatiebelang van de financiële markten. Die verwoestende werking zien we wanneer de kredietwaardigheid van staten een lage rating toegewezen krijgt, en de financiële markten bijgevolg leningen aan zulke landen weigeren, of alleen nog tegen zeer hoge, bijna niet meer op te brengen rentes, toekennen. Het onvermijdelijk gevolg is dat die toch al zwakke landen daardoor worden gedreven naar het faillissement, de afgrond, en dat zelfs hele valutaregio's, zoals bijvoorbeeld de euro, in een recessie raken, en daar de wereld in meeslepen. Ratingbureaus zijn de perverse uitwassen en mechanismen van een in wezen pervers economisch systeem, dat alleen maar perverse doeleinden kent, namelijk de voortschrijdende winstaccumulatie van de rijken, ten koste van solidariteit met de mens en respect voor de natuur. Maar uiteindelijk zijn die ratingbureaus niet de primair verantwoordelijke en de hoofdschuldige. Dat is het economisch systeem - de 'vrije' markt - waaruit zij voortgekomen zijn en wiens gedegenereerde genen zij bezitten.
Menig criticus die een aanpassing van de ratingbureaus voorstaat, ziet de oplossing in een openbaar ratingbureau, dat onafhankelijk van de politieke macht moet kunnen optreden. Dit is een oplossing die zich situeert binnen het kapitalisme/de 'vrije' markt, en die juist daarom ineffectief is. Want particulier of openbaar, de taak van een ratingbureau is onveranderd (rapport)cijfers, ratings dus, te produceren over de kredietwaardigheid van onder meer staten. En of het nu een particuliere of openbare rating is, de financiële markten zullen er evenzeer als nu, bij de huidige particuliere ratingbureaus, uitsluitend met het oog op het eigen belang naar handelen, met alle bekende perverse consequenties van dien. Kredietbeoordelaars zijn een van de mechanismen van het kapitaal om heel de wereld en de natuur in gijzeling te houden.
De noodzaak die zich hier aandient is het perspectief van een post-kapitalistische economie, een systeem dat de juiste oplossing heeft voor het probleem van ratingbureaus omdat ze daar niet meer nodig zijn.
Griekenland als voorland
___________________________________________________
Hoe ook het concrete beleid van de EU en het IMF ten aanzien van Griekenland uit zal vallen, op één ding kan men gif innemen: het land zal gedwongen worden de weg te bewandelen die leidt naar het best haalbare resultaat voor de financiële markten. Evenzeer is met zekerheid te voorspellen dat deze lotsbestemming ook de inwoners van de rest van de EU en heel het Westen te wachten staat. Griekenland is ons voorland. Het kapitaal en zijn handlangers bij de staat rusten immers niet voordat overal via bezuinigingen op allerlei terrein en de trieste verhoging van de uitbuitingsgraad van het volk, de gehele sociale zekerheid is afgebroken ten gunste van de accumulatie van het kapitaal. Regeringen als het kabinet Rutte - en trouwens vrijwel alle regeringen in het kapitalistische Westen - ontlenen hieraan hun reden van bestaan. De primaire bezorgdheid in hun beleid is het antwoord op de vraag hoe voortvarend, hard en meedogenloos er bezuinigd kan worden op weg naar de afbouw van de sociale zekerheid, en het herstel van de accumulatie. En de uitermate droevige, ook moeilijk te begrijpen en bijna masochistische houding doet zich voor, dat het juist de slachtoffers van dit beleid zijn die in hun politiek stemgedrag dat soort handlangers van het kapitaal keer op keer aan politieke macht helpen.
Geen regering in de EU, of zij heeft haar mensen voorgehouden dat Griekenland de miljardensteun uit Europa tot op de laatste cent terug zal moeten betalen. De vaak gehoorde motivering achter dit ferme en manmoedige besluit is: 'Dat de Grieken lui zijn en de internationale gemeenschap bedrogen hebben… dat zo'n land dan ook gedwongen moet worden tot op de laatste cent leningen van de EU en het IMF (Internationaal Monetair Fonds) terug te betalen... zonder clementie… ze hebben niet anders verdiend…'. En dit klemt temeer omdat volgens deze zegslieden anders heel de wereldeconomie in een crisis zou geraken.
Deze analyse is even foutief als hysterisch over de top. In geen van de 34 landen van de OESO (Organisatie voor Economische en Sociale Ontwikkeling) wordt zoveel uren gewerkt als in Griekenland, en de werkelijke pensioenleeftijd is hoger dan bij menig ander EU-lidstaat. En het argument dat een Grieks bankroet een wereldwijde economische crisis zou veroorzaken, lijkt voorlopig meer een dreigement dan realiteit.
Hier ligt dus niet de oorzaak waaraan de Griekse schuldencrisis ten gronde toegeschreven moet worden. De reden waaróm moeten we zoeken in de onvermijdelijke groeidwang in het kapitalisme en de maatregelen die de Griekse overheid naar aanleiding hiervan heeft moeten nemen.
Die onvermijdelijke groeidwang betreft zowel de productieve als financiële sector: groeien of ten onder gaan, conform de ijzeren wet van het kapitalisme. Actoren in de financiële en ook in de productieve sector, staan in een verhouding van moordende concurrentie als zij hun producten, waaronder financiële, op de markt willen verkopen. En deze concurrentieslag kan alleen gewonnen worden door wie er in slaagt groter te groeien dan zijn concurrent.
Zoals gezegd staan producenten in het kapitalisme met elkaar in een verhouding van moordende concurrentie. Om in deze moordende wedijver staande te blijven en niet van de markt verdreven te worden, ook als land, is het noodzakelijk te groeien en aldus groter te worden dan de concurrent.
De staat in de kapitalistische samenleving kan zich niet afzijdig houden van een bijdrage en ondersteuning aan die strijd van het kapitaal tegen een dalende winstvoet. Ter wille van deze geldhonger van bedrijven die binnen het staatsterritorium economisch van belang zijn, ontkomt de staat er niet aan om de afroming van de bedrijvenwinst door belastingheffing aanzienlijk te verminderen, en zo deze bedrijven te ondersteunen, ook met leningen, giften en subsidies. Deze noodzaak was in het geval van Griekenland zoveel te meer dwingend, vanwege de zwakke concurrentiepositie van het Griekse bedrijfsleven ten opzichte van de rest van de EU bij het begin van het EU-lidmaatschap. Al deze tegemoetkomingen vinden plaats in het kader van een neoliberaal bewind, dat verder ook omvat deregulering, dat wil zeggen afschaffing van regels die bedoeld zijn om de economie in een humaan gareel te houden, liberalisering van het economisch verkeer, en privatisering. Deze ondersteuning van het bedrijfsleven heeft natuurlijk wel haar prijs, namelijk een armlastige overheid. En hier komen we bij een van de zwaarwegende oorzaken van de schuldencrisis in Griekenland: de ondersteuning van het Griekse bedrijfsleven (ook banken), had als resultaat een armlastige overheid, die daarom voor de uitoefening van haar taken voor de samenleving noodgedwongen aangewezen was en is op het lenen van geld bij andere landen en op de kapitaalmarkt. En zoals gezegd was deze noodzaak des te groter waar de concurrentiepositie van het Griekse bedrijfsleven veel te zwak was en is ten opzichte van de andere EU-landen en de veel te hoge eurokoers in verhouding met bijvoorbeeld de Amerikaanse dollar.
Maar tot overmaat van ramp is er nog een andere oorzaak van de Griekse schuldencrisis aan te wijzen: groeidwang in de financiële sector van het kapitalisme.
Ook voor de financiële sector geldt de ijzeren wet van het kapitalisme: groeien of van de markt verdwijnen. Ook de verschillende financiële markten, waaronder eveneens banken, staan met elkaar in een verhouding van moordende concurrentie bij het aanbieden van hun financiële producten op de markt. En deze concurrentieslag kan ook hier alleen gewonnen worden door wie er in slaagt groter te groeien dan zijn concurrent. Een voor de handliggend en feitelijk ook toegepast groeimiddel vonden de financiële markten in de verstrekking van onverantwoorde en dus risicovolle hypotheken en kredieten. Het zijn deze risicovolle hypotheken en kredieten die ook een zwaarwegende bijdrage hebben aan de wereldwijde schuldencrisis, ook die van Griekenland. Die risicovolle, subprime hypotheken resulteerden in de grootste en meest ernstige financiële wereldcrisis sinds de jaren '30 van de vorige eeuw. Het kostte de wereld, waaronder Griekenland, in totaal bijna 9000 miljard dollar om de banken uit de puree te helpen en het financiële verkeer weer enigszins op de been te brengen.
Er zijn al veel analyses losgelaten op de Griekse schuldencrisis. Vrijwel zonder uitzondering als onderbouwing van een graaizuchtige houding om zo snel mogelijk en met zoveel mogelijk winst het geleende geld terug te halen. De 'luiheid' van de Grieken, is bijvoorbeeld zo'n analyse. Maar van een analyse die er werkelijk toe doet, zoals de onvermijdelijke groeidwang in het kapitalisme op economisch en financieel gebied, de volstrekt onverantwoordelijke manier waarop het kapitaal aan die groeidwang tegemoet komt, een overheid die voortdurend aan het kapitaal ter wille is en daarom permanent armlastig en gedwongen is obligaties uit te geven, dus leningen te sluiten en derhalve schulden te maken en die schulden te verhalen op het volk, hoor je niet of nauwelijks. Het is niet onwaarschijnlijk dat het ontbreken van zo'n analyse samenhangt met het feit dat zij duidelijk maakt dat de schuldencrisis onvermijdelijk een kapitalistisch fenomeen is, dus niet slechts een Grieks probleem is, maar alle landen van de EU, en überhaupt alle landen met een kapitalistische economie, betreft. Griekenland en zijn schuldencrisis zijn niet meer dan een voorland voor die rest. Slechts een korte blik op feitelijke gegevens is al voldoende om bevestigd te krijgen dat heel de EU en het kapitalistische Westen aan de vooravond staan van een onoplosbaar schuldenprobleem *. Zo voldoen slechts vijf van de 27 lidstaten van de EU aan de eis in het Stabiliteitspact dat het begrotingstekort niet meer mag bedragen dan 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Het begrotingstekort van de rest varieert van ongeveer 4 tot 14,3 % (Ierland). Als we kijken naar de staatsschuld als percentage van het BBP, zien we sinds 2007 een aanmerkelijke stijging. In het gemiddelde van de staatsschuld van de VS, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië, Australië, Zuid-Korea en Japan zien we de volgende verontrustende ontwikkeling: de gemiddelde staatsschuld van deze landen als percentage van het BBP was in 2007 78.2%, in 2009 bedroeg dat 98.9%, in 2010 was dat percentage 106.7%, en in 2014 zal dat zo goed als zeker ongeveer 114% bedragen. En terwijl de EU-lidstaten niet hoger mogen zitten dan 60%, ligt het in de lijn der verwachtingen dat dit percentage de komende jaren verdubbelt. De onvermijdelijke groeidwang in het kapitalisme leidt in alle kapitalistische landen om bovengenoemde redenen tot een toenemend begrotingstekort en een verhoging van de staatsschuld, die alleen maar op- en af-gelost kunnen worden door een verder gaande uitpersing van het volk, en dus een dalende koopkracht. De wereldwijde overheidsschuld bedraagt momenteel 47.000.000.000.000, zegge en schrijve zevenenveertigduizend miljard dollar, voor het overgrote deel in het zogenaamde rijke Westen. Een schrijnend en absurd voorbeeld ervan biedt de VS. De FED heeft een bedrag van 7.700.000.000.000 (=zevenduizend zevenhonderd miljard dollar) renteloos aan Amerikaanse banken gegeven, om later dat bedrag weer tegen rente terug te lenen. Geld dat in wezen eigendom is van de samenleving, door het kapitaal aan die samenleving ontstolen, en vervolgens door dat kapitaal aan de samenleving uitgeleend tegen hoge rente. De samenleving dubbel bestolen! Het gaat hier om bedragen die de staten hebben moeten opnemen voor onderhoud van hun bevolking, omdat in de kapitalistische economie de kapitalisten steeds meer kapitaal naar zichzelf toe sluizen in plaats van dienstbaar te maken aan de samenleving en de natuur. Wat we nu zien in Griekenland, staat vroeg of laat alle landen te wachten. En wat zal dan tegen die tijd de analyse zijn van al degenen die nu fulmineren over de 'luiheid' van de Griek?
Aan de bron van al dit onheil ligt uiteindelijk de onvermijdelijke groeidwang in het kapitalisme. Een mens- en natuurvriendelijke economie is daarom niet te verenigen met het kapitalisme. De noodzaak meldt zich dan ook voor een postkapitalistisch alternatief, dat de groeidwang en alle onheil dat daarbij hoort uitsluit. Als het daaraan voldoet, is voor het overige alles mogelijk en is ook de overheid niet beperkt in haar taken! Er kan dan geen sprake meer zijn van een relatief kleine groep die zich decadent en weerzinwekkend kan en mag verrijken op kosten van mens en natuur, en van een ordening die op gezette tijden sociale en ecologische crises veroorzaakt. Problemen als nu met de schuldencrisis in Griekenland, en binnenkort met alle andere kapitalistische staten, kent het postkapitalisme niet. Wie kan hier met enig kracht van argument wat op tegen hebben?
Hoe zal de geschiedenis oordelen over de tijd waarin een kleine minderheid doelbewust werd toegestaan zich buiten alle proporties decadent en weerzinwekkend te verrijken ten koste van mens en planeet?
____________________________________________
De neoliberale politiek haar legitimiteit ontnemen
__________________________________________________
De wereld kent momenteel een van de ergste economische crises van het kapitalisme sinds lange tijd. Deze constatering is een gemeenplaats, en hoeft geen verdere toelichting. Een crisis, dit keer bewust en opzettelijk veroorzaakt door de financiële markten. Crises vormen een onvermijdelijk onderdeel van het kapitalisme.
Evenzeer als het voor iedereen onderhand duidelijk is hoe de huidige financiële crisis is ontstaan, zo weten de meesten ook wie de neoliberale politiek de crisiskastanjes uit het vuur laat halen: niet degenen die de crisis veroorzaakten, namelijk de rijken en de financiële markten (banken et cetera), maar de laagste inkomens-groepen. Zoals daar zijn uitkeringsgerechtigden, gepensioneerden (AOW), huurders, zieken, inburgeringsplichtigen, kunstenaars, cultuursector, kinderopvang, milieu en ontwikkelingshulp. Ongevraagd en onbeschaamd wordt door de neoliberale politiek hier het geld onttrokken ter compensatie van de verliezen die de financiële sector willens en wetens heeft opgelopen en veroorzaakt, niet in het minst ook met de bedoeling om via deze crises de sociale zekerheid weer een verdere slag toe te brengen. Want het kapitaal rust niet totdat de gehele sociale zekerheid is afgeschaft. Met zijn roekeloze graaizucht en groeidwang heeft deze financiële sector de wereld voor jaren lang in ongekende financiële, economische en verhevigde ecologische crises gestort, en zich daarmee schuldig gemaakt aan de verdere verarming en het treurige lot van vele miljoenen mensen, en zelfs de (vroegtijdige) dood van velen, vooral in ontwikkelingslanden. In plaats van deze bankiers en de top van de financiële markten in een internationaal tribunaal, in navolging van destijds het Neurenberg Tribunaal, ter verantwoording te laten roepen op grond van de zwaarst mogelijke beschuldigingen, en adequaat te straffen, heeft het neoliberaal beleid wereldwijd zich gehaast om al duizenden milard US dollar over te hevelen van de working class people naar de financiële sector. Nederland deed in 2008 zijn best door 30 miljard euro's in banken te pompen en in 2011 deed België dat ook bij de Dexia-bank, die we nog zo goed kennen van de woekerpolissen. De wenselijkheid van gerechtelijke stappen tegen de financiële markten en trouwens tegen alle kapitalisten die de wereld op gezette tijden in economische crises storten, is een aspect en een perspectief dat in het maatschappelijk debat over de huidige crisis tot nog toe zeer ten onrechte geen of te weinig aandacht heeft gehad.
Waar het meeste wordt weggehaald is dus vooral bij de sociale zekerheid, bij sociale vangnetten als de Wajong-regeling, de bijstand, de sociale werkvoorziening en ziektekostentoeslag.
Politiek links heeft, toen het deze eretitel nog met enige geloofwaardigheid droeg, zich jarenlang ingezet voor maatschappelijke solidariteit, onder het motto dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Ons stelsel van sociale zekerheid was daar het resultaat van. Aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw is daar verandering in gekomen. In navolging van de 'Chicagoboys', en van hieraan blindelings verslingerde politieke leiders als Reagan en Thatcher, werden alle maatregelen die door de tijd heen en met veel sociale strijd waren ingevoerd om de economie in een menselijk en fatsoenlijk gareel te houden, langzaam maar zeker ingewisseld voor het neoliberalisme.
De primaire opdracht waar de neoliberale politiek zich in wezen toe geroepen voelt is de verhoging van bedrijfswinsten door het kapitaal niets in de weg te leggen, en het terugbrengen van de lonen en andere kosten voor bedrijven (concurreren van landen onderling). Tot die kosten behoren bijvoorbeeld ook de bijdragen die bedrijven via de fiscus moeten geven vanwege de sociale zekerheid en vanwege de overheidsuitgaven überhaupt. Dit maakt duidelijk waarom de neoliberalen de sociale zekerheid willen afschaffen en de rol van de overheid zo klein mogelijk maken. Liefst alleen nog maar een overheid, die aan deregulering, liberalisering en de afbraak van de sociale zekerheid, geen paal en perk meer stelt, zodat het kapitaal dus niets meer in de weg staat om ongehinderd zoveel mogelijk geld te kunnen verdienen, en te kunnen accumuleren aan het zo laag mogelijk te houden loon van de arbeid. Het resultaat van de neoliberale politiek loopt uit op een banale, inhumane en immorele vorm van economie,'van God los', een economie namelijk die niet ten dienste staat van mens en natuur, zoals het hoort, maar juist parasiteert op mens en planeet ter wille van een decadente en weerzinwekkende verrijking van enkelen. De winsten vloeien voor een deel naar de aandeelhouders en als extra beloning naar de topbestuurders. En het overige deel wordt weliswaar geïnvesteerd, maar dan in kapitaal-intensieve productie, die ten koste gaat van arbeid, de samenleving niet ten goede komt en nodig is om ondanks de onderlinge moordende concurrentie, de winst voor het kapitaal veilig te stellen.
Om dit economisch gedrocht te beschermen en immuun te maken voor kritiek uit de samenleving, verspreidt het neoliberalisme een rookgordijn van leugens en mythen, via onderwijs, media, instanties van publieke opinie et cetera. Enkele staaltjes: 'We moeten nou eenmaal bezuinigen'; 'snoeien om te groeien'; 'we zitten allemaal in hetzelfde schuitje'; 'iedereen moet inleveren'. In het algemeen: deze ideologische mist moet de suggestie wekken dat deze beroving uiteindelijk in het algemeen belang is.
Dit neoliberalisme is het dominante economische beleid geworden wereldwijd. Het is een reactie op het einde aan de periode van economische groei omstreeks de helft van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het doel staat voorop om de winst weer te laten groeien door heel de wereld in het kapitalisme te integreren en er dienstbaar aan te maken - neoliberale globalisering. Zij is de nieuwste en waarschijnlijk ook laatste telg in de strategie van de mondiale uitbuiting door het westers kapitaal.
Het neoliberalisme heeft niet alleen bijna heel de wereld veroverd, zij heeft ook wereldwijd het onderscheid vrijwel weggevaagd tussen politieke partijen. Alle partijen hebben een ruk gemaakt naar rechts, ook de meer progressieve en linkse partijen, zoals bij ons de PvdA, GroenLinks en de SP. De enige 'relevante' verschillen betreffen voornamelijk de temporisering van de neoliberale maatregelen. Het kapitaal is er in geslaagd, onder meer met behulp van de EU, de politiek wereldwijd op zijn hand te krijgen. De politieke partijen hebben zich bij gebrek aan een alternatief vrijwel wereldwijd bekend tot het kapitalisme in zijn meest recente vorm, het neoliberalisme. Zij zijn daarmee steeds meer de georganiseerde uitdrukking geworden van de wil van het kapitaal, in plaats van wat hun enige bestaansrecht is, namelijk de georganiseerde uitdrukking van de wil van de bevolking.
De meest relevante en urgente vraag van dit tijdsgewricht, is natuurlijk hoe de wereld zich kan verlossen van de doem van het neoliberalisme. De oplossing ligt niet in veranderingen binnen het kapitalisme. Economische en financiële crises liggen nu eenmaal onvermijdelijk en onoverkomelijk in de aard van dit economisch gedrocht. Uiteindelijk zal de oplossing gezocht moeten worden in de verwijdering van dit stelsel en de vervanging ervan door een postkapitalistisch alternatief.
Hier op deze plaats van dit boek gaat de aandacht uit naar een strategie om de politiek duidelijk te maken dat de wens naar het einde van het kapitalisme en de vervanging ervan door een humane economie in respect voor de natuur, de bevolking hoog zit. Alternatieven bedenken voor het kapitalisme is absoluut een noodzaak, en gebeurt trouwens nog veel te weinig, maar het gevaar is dat deze inspanning beperkt blijft tot vooral theorie, waar de politiek en de neoliberale roofzuchtige krachten daarachter, niet wakker van liggen. Nodig is een daad die de politiek en de neoliberale krachten toont dat het de bevolking onderhand meer dan ernst is, en dat ze verschrikt zullen moeten vaststellen dat hun macht en privileges niet langer vanzelfsprekend zijn, maar dat ze die zullen moeten inleveren. Een daad waardoor de arrogantie van de politieke macht en de aanmatiging van de financiële terreur, die de working class people al zo lang wereldwijd hebben uitgebuit en in armoede gehouden, zullen verkeren in ontreddering.
Zo'n daad zien we in de massale weigering om te gaan stemmen voor politieke afvaardiging. Zo'n daad zou de doodsteek zijn voor de legitimiteit van de neoliberale politiek, een daad waarna de politiek nooit meer hetzelfde zou zijn. Zo'n initiatief zou korte metten maken met de minachting voor het volk, en een einde kunnen maken aan de overmoed waarmee de neoliberale politiek naar eigen goeddunken en in dienstbaarheid aan het kapitaal, het belang van het volk opoffert. In die massale weigering zou duidelijk worden hoezeer het tij van de bewustwording bij het volk aan het keren is en hoezeer de neoliberale retoriek, leugens en mythen worden doorzien. Die weigering naar de stembus te gaan en het ontstaan van een politiek niemandsland als gevolg daarvan, zouden zeker een verdere stimulans zijn voor het bewustzijn en de actiebereidheid van de bevolking. Zij zou het punt kunnen markeren waarna geen terugkeer meer mogelijk is naar een heilloze en platte neoliberale politiek, en waarna de maatschappelijke discussie over (postkapitalistische) alternatieven niet meer weg te denken is. Er zou een situatie kunnen ontstaan waarin met behulp van moderne communicatiemiddelen vrijwel permanent voeling gehouden kan worden met de mening en de wensen van de bevolking, in plaats van dat die invloed beperkt is tot eenmaal in de vier jaar legitimiteit te verlenen aan een regering(scoalitie), die de verkiezingsbeloften steevast inruilt voor een neoliberaal beleid, zoals de laatste 35 jaar is gebleken. Zo'n succesvolle weigering in ons land zou ook buiten onze grenzen de aandacht kunnen trekken en aanleiding geven tot een internationaal verzet tegen het neoliberalisme. Waar dit stelsel zich over heel de wereld heeft verbreid, kan alleen een wereldwijd verzet daartegen uiteindelijk succesvol zijn.
Bij het ter ore komen van het plan van die massale weigering, zullen de media bol staan van het commentaar en het onzinargument dat wie niet stemt zijn democratisch recht verzaakt en zich daardoor moet onthouden van kritiek op het economisch en politiek stelsel van het neoliberalisme. Maar wie niet stemt is immers ook niet medeplichtig. We kunnen ons beter maar niet laten misleiden door dat commentaar. Want allereerst zijn de media hier de spreekbuis van het neoliberalisme, dat bang is zijn legitimiteit te verliezen. Op de tweede plaats, zo lang het effect van verkiezingen onveranderlijk een neoliberale politiek is, is er eigenlijk niets te kiezen. Op de derde plaats is niet in te zien waarom een weloverwogen weigering om te stemmen niet evenzeer een legitieme uitoefening van een democratisch recht is als stemmen. En tenslotte, de politieke verschillen die in de verkiezingstijd aan de bevolking geëtaleerd worden, hebben geen enkel andere functie dan in de verkiezingsroes de schijn te wekken van politieke verscheidenheid, en zo het volk te misleiden te gaan stemmen. De weigering aan dit circus deel te nemen is geen verzaking, maar zelfs te zien als een politieke en democratische daad par excellence. Want zo'n initiatief is zeer effectief, en een schrikbeeld voor alles en iedereen die het kapitaal is toegedaan.
De failliete middenklasse in de gevarenzone
___________________________________________________
Van het begrip middenklasse vindt men doorgaans zelden een goed omlijnde definitie. De meeste uitspraken over deze klasse zijn dan ook weinig precies. Zo wordt zij, vooral door de politiek in ons land, graag aangeduid als de Hardwerkende Nederlander. Alsof de klasse van de arbeiders uit niet-hardwerkende Nederlanders zou bestaan! In andere gevallen wordt met middenklasse vaak dat deel van de bevolking bedoeld dat niet tot de klasse van de arbeiders of de hogere klasse behoort. Zo'n aanduiding zegt wel heel weinig over de kenmerken van deze klasse. Als wij ons hier richten op de middenklasse, dan nemen wij een tussenpositie in. Dat betekent dat we geen exacte definitie hanteren, maar ons anderzijds ook niet overgeven aan een nietszeggende omschrijving. Wij gaan uit van de middenklasse als de groep werkenden en zelfstandigen die een functie vervullen op middelbaar niveau, en behoren tot de groep middeninkomens.
De middenklasse is ontstaan in en door de toenemende welvaart die destijds door het kapitalisme werd geproduceerd. Je zou kunnen zeggen dat zij een bijproduct ervan is. Zij werd en wordt door het kapitalisme uitgebuit, maar buit zelf op haar beurt ook anderen weer uit. Het is vanwege deze laatste kwaliteit, dat de middenklasse zich tot op grote hoogte identificeert met het kapitalisme. En voor dat kapitalisme kwam dat goed gelegen: in de middenklasse had het een buffer van grote omvang tegen het revolutionair elan en de kritiek vanuit de lagere klasse op de onzalige mechanismen van dat kapitalisme. Het is ongetwijfeld voor een aanzienlijk deel aan deze functie te danken, dat de politiek in de kapitalistische samenleving veel nadruk legt op een grote middenklasse, en bereid was haar te ondersteunen met allerlei douceurtjes. De middenklasse werd daardoor steeds rijker, en conservatief als zij is, stond zij er op haar rechten te behouden, zoals de mogelijkheid tot speculatie- en beleggingswinsten, een eigen koophuis of -huizen, een tweede auto, enkele vakanties per jaar, behoud van pensioen of sociale zekerheid, et cetera. In ruil daarvoor was de middenklasse best bereid die politieke partijen te ondersteunen, die het kapitaal toegenegen waren. Maar in die euforie wist de middenklasse nauwelijks dat ze door het kapitalisme werd gebruikt (als buffer), en dat het kapitaal haar, niet eens onder dankzegging voor bewezen diensten, genadeloos zou laten vallen als dat zo uitkwam ten gunste van de accumulatie.
Het huwelijk tussen het kapitalisme en de middenklasse is een verstandshuwelijk, vooral instrumenteel van aard, waarin de middenklasse de zwakke partij is. Dat bleek al bij het proces van globalisering, waarbij de daarmee gepaard gaande onzekerheden vooral bij de middenklasse neerkwamen, dit alles later nog versterkt door de kredietcrisis en de economische crisis.
Vooral in de middenklasse verdwijnen er daardoor banen. In 2010 werden er bij ons bijna 10.000 faillissementen uitgesproken, en de inkomenspositie van de middenklasse is de voorbije decennia onder druk gekomen.1 De Nederlandse huizenbezitters en hun medemiddenklassers hebben bij de banken een schuld van maar liefst 700 miljard euro. En een onderzoek naar de financiële situatie tussen 1970 en 2003 van middenklassengezinnen in de Verenigde Staten, toonde aan dat gezinnen met kinderen in 2003 minder geld besteedden aan kleding, eten en huishoudelijke apparatuur dan in 1970, maar wel 75% meer aan woonlasten, 80% meer aan gezondheid en 100% meer aan kinderopvang. Daardoor daalde het besteedbaar inkomen ten opzichte van 1970, ondanks twee inkomens in plaats van één in 1970.2
De middenklasse voelt zich in de steek gelaten, niet alleen op het oude continent, maar wereldwijd. Omdat het politieke midden en de economisch 'deskundigen' van de main stream, waarbij de middenklasse altijd schuilde, niet in staat blijken een duidelijke weg te bieden uit de crisis, keert die klasse zich van hen af en zoekt electoraal in grote getale haar heil bij het populisme, zoals bijvoorbeeld bij ons bij de PVV, en/of bij ideologisch gedragen conservatisme, zoals bijvoorbeeld de Tea Party in de VS. De middenklasse neemt steeds meer afstand van de traditionele middenpartijen aan wie zij zo lange tijd electorale diensten bewees, maar door wie zij werd verraden, en slaat aan het muiten.
Het gevaar van een muitende middenklasse moet niet worden onderschat. Er moet terdege rekening gehouden worden met de hang naar een autoritair, fascistoïde politiek model. De politieke ontwikkelingen in verschillende landen rond de Tweede Wereldoorlog geven daarvan blijk, terwijl de neiging naar het populisme en extreem-rechts in onze tijd niet minder verontrustend zijn. Het gaat te ver de muitende middenklasse direct verantwoordelijk te stellen voor dergelijke politieke ontwikkelingen. Primair verantwoordelijk zijn natuurlijk allereerst die machteloze en visieloze politici in de kapitalistische samenleving, die niet in staat zijn weerstand te bieden aan de manipulaties van het grootkapitaal en de 'adviezen' van de burgerlijke economie. Maar een muitende middenklasse blijkt gevoelig voor een fascistoïde politiek, die suggereert de crisis in het kapitalisme te kunnen bestrijden. Deze klasse draagt er wel belangrijk toe bij dat een fascistoïde politiek een brede beweging kan worden. Aanzetten daartoe zien we al in de VS, waar politiek en kapitaal geen raad weten met 45 miljoen Amerikanen onder de armoedegrens (1 op de 6), en die gewoon maar aan hun lot willen overlaten.3 Waar economie gebaseerd is op groeidwang en in dienst daarvan voortdurend meer de stempel draagt van monetair accumuleren, is steeds minder plaats voor mensen die een 'kostenpost' zijn, of althans zo gedefinieerd worden.
De middenklasse is op haar wijze, net als de working class people het slachtoffer van het grootkapitaal en de groeidwang in het kapitalisme. Omdat dit bewustzijn onvoldoende, in vele gevallen zelfs helemaal niet, aanwezig is bij de middenklasse, zoekt zij de oplossing niet daar waar zij ten grond te vinden is, namelijk in de vervanging van het kapitalisme door het postkapitalisme. Zo lang dit bewustzijn onvoldoende aanwezig is, geven de ervaringen met de middenklasse uit het verleden alle reden te vrezen, dat ook in de huidige crisis die klasse de weg naar het fascisme zal inslaan, of daar in ieder geval gebruik van zal maken. De middenklasse is de zwakste schakel op weg naar het postkapitalisme.
______________________________________________
De 'Occupy Wall Street' beweging
___________________________________________________
Occupy Wall Street is een protestbeweging die aanvang september van dit jaar begon in New York, en zich inmiddels al als een inktvlek heeft uitgebreid over meer dan 800 plaatsen in de Verenigde Sta-ten. Van oorsprong werd deze beweging in gang gezet door de Canadese actiegroep Adbusters, die een vreedzame bezetting nastreefde van Wall Street, om zo te kunnen protesteren tegen de verderfelijke invloed van grote bedrijven op de democratie, de groeiende kloof tussen arm en rijk, en het nalaten van wettelijke maatregelen tegen en bestraffing van bankiers en de financiële markten, aan wie de wereld de huidige financiële crisis te danken heeft.
Dit initiatief van de Adbusters groeide in korte tijd uit tot een grote en zich nog steeds uitdijende beweging, waarin niet één, maar een veelheid van politieke richtingen is vertegenwoordigd. Volgens sommigen haalt deze beweging haar inspiratie uit de Arabische lente, meer speciaal de protesten op het Tahrir-plein, en de Spaanse Indignados.
Dit inmiddels tot een massabeweging uitgegroeid protest tegen de verderfelijke invloed die grote bedrijven en de financiële markten uitoefenen op de planeet en alle leven daarop, had men misschien overal kunnen verwachten, maar waarschijnlijk toch het laatst in de VS, het Mekka van het kapitalisme: het land met de intensieve ideologische beïnvloeding door het kapitaal, en een samenlevings-structuur die tot in alle vezels het kapitalisme als het meest geloofwaardige en het beste economische systeem moet promoten. De kracht en het hoopvolle van deze beweging is zonder twijfel op de eerste plaats dat zij het deficit aantoont van deze pogingen van het kapitaal, die gericht zijn op manipulatie en misleiding van het bewustzijn van de mensen. In het kielzog hiervan is natuurlijk van niet minder belang dat haar protest en actie zich richten tegen de grote bedrijven, de financiële markten waaronder banken, en het neoliberale bewind van de overheden in de kapitalistische staat. Eveneens tot de verbeelding spreekt dat Occupy Wall Street haar invloed doet gelden tot over de oceaan, en ook daar navolging begint te vinden. Net zoals het kapitaal heel de wereld in het kapitalisme heeft geintegreerd, zo zal een tegenbeweging, wil zij effectief zijn, ook een wereldwijde dimensie moeten hebben.
Het grote gevaar van iedere beweging die het onheil van het kapitalisme aanklaagt en zich inzet voor veranderingen, is dat zij uiteindelijk door dat kapitalisme wordt gekaapt en geïntegreerd, en zo ingekapseld en tandeloos wordt. Dit gevaar geldt ook Occupy Wall Street, en dit vooral omdat het beleid van de beweging is om zonder leiders door het leven te gaan en zich uitdrukkelijk niet te bekennen tot een duidelijke politieke agenda/focus/kleur, niet alleen niet voor de korte, maar vooral ook voor de lange termijn. De beweging staat open voor een mengeling van allerlei denkbare politieke opvattingen en ideologieën. Deze vorm van 'universalisme' heeft als sympathieke kant dat het niemand wil uitsluiten en de deur dus open zet voor iedereen. Niet onwaarschijnlijk is dat de beweging ook voor deze openheid kiest als een strategie voor snelle groei.
Maar de vraag moet gesteld in hoeverre dit beleid gevaarlijk is en naïef. Gevaarlijk omdat het de deur wagenwijd openzet voor subversieve elementen. Waar men niet uitgaat van een duidelijke analyse van het systeem dat op de korrel genomen wordt - het kapitalisme - en er ook nauwelijks sprake is van een hieruit voortkomende doelstelling voor (politieke) actie op lange termijn, is er geen selectie 'aan de poort', en is de toegang dus ook vrij voor elementen uit rechtse kring. Onnodig te zeggen dat zij er 'als de kippen' bij zullen zijn om te zorgen dat de beweging geïntegreerd blijft in het kapitalisme en niet 'ontaardt' in een beweging voor een alternatieve, niet-kapitalistische economie. Zulke behoudende elementen zijn duidelijk al aanwezig in de Amerikaanse versie van Occupy Wall Street.
Een volgende vraag is of dit beleid niet alleen gevaarlijk, maar ook naïef, in de zin van irreëel, is, en snel door de werkelijkheid ingehaald zal worden.? De beweging ambieert een leven zonder leiders. Maar nauwelijks vier weken na de geboorte van de beweging, zijn daar nu al stemmen te horen die de bijl aan de wortel willen leggen van het universalistische principe van de groep. Volgens hen zou voor progressieve mensen als Noam Chomsky en Michael Moore geen plaats mogen zijn in de beweging, althans geen vooraanstaande! Hier zien we al de invloed die het conservatieve deel van Amerika op de beweging uit probeert te oefenen, dankzij het naïeve principe van de vrije toegang voor iedereen. Als hier niet kordaat op wordt ingegrepen (en daar is toch ook weer leiding voor nodig!), zal het revolutionair elan van deze opkomende massabeweging het gevaar lopen snel te verkeren in een systeembevestigende rol.
Occupy Wall Street zou zeer aan kracht en invloed, en in ieder geval aan duidelijkheid winnen, bij het besef van de noodzaak van een gedegen analyse van het kapitalisme en zijn onvermijdelijk onheil, en een daarop gebaseerd doel van een economisch alternatief van postkapitalistische aard. Als de beweging na verloop van tijd steeds meer levensvatbaar blijkt, zal dat precies om deze reden zijn.
Heerlijke nieuwe neoliberale wereld
_______________________________________________________
In een document van ongeveer een eeuw geleden - de bron is ons ontgaan, misschien kent de lezer die bron - wordt de wereld na 2000 afgeschilderd als een plaats waar de heersende economische en politieke elites direct en indirect verantwoordelijk zijn voor een substantiële stijging van de armoede en een belangrijke toename van onnodig verlies aan levens. Bijna heel dit gedecimeerde deel zou bestaan uit mensen die door de heersende orde van die tijd voornamelijk gezien worden als een kostenpost en dus een blok aan het been en een rem op de accumulatie, de winsthonger, de verdere verrijking van de rijken. Het resterende deel zou zich gelukkig mogen prijzen dit lot niet te hoeven ondergaan omdat en zolang zij zich dienstbaar zou kunnen maken aan de verrijking van die klasse van rijken - de kapitalisten.
Nadat dit 'rijk van de dood', zoals dat heet in die bron van een eeuw terug, twee decennia zijn schrikbewind heeft kunnen uitoefenen, zal door een wereldwijd verzet onder leiding van een jonge, profetische, charismatische figuur, die heersende orde omver worden geworpen, gevolgd door een tijd van wereldwijde vrede en voorspoed.
Dit is natuurlijk niet de enige voorspelling die de wereld rijk is over haar toekomst, bovendien vertonen ze vrijwel alle dezelfde structuur. Hun geloofwaardigheid en betrouwbaarheid dient met grote korrels zout genomen te worden, niet in het minst omdat hun profetieën vrijwel alle faalden. Ze hebben dus de proef op de som niet kunnen doorstaan. Het is daarom in het algemeen maar beter om niet te lang bij voorspellingen te blijven stilstaan, althans niet te lang serieus, en ze maar als curiositeit te beschouwen. Tenzij … de voorspellingen gedaan worden op het vlak van productie- en sociaaleconomische verhoudingen, en men op dit terrein de tekenen des tijds met enige mate van waarschijnlijkheid kan interpreteren als een vervulling, of althans een aanzet, van wat voorspeld wordt.1
De huidige tekenen des tijds neigen inderdaad aan te sluiten bij de profetie waarover we hierboven spraken. Aan de basis daarvan ligt dat bedrijven onderling, en ook banken onder elkaar, in het kapitalisme noodzakelijk onderworpen zijn aan een moordende concurrentie, en daarom onvermijdelijk gedwongen zijn voortdurend en niet aflatend te groeien, om aldus in die concurrentie het hoofd boven water te houden. Maar die onvermijdelijke en voortdurende dwangmatige groei vindt zijn grens en beperking in de altijd gebrekkige koopkracht van de bevolking (op de vraag waarom dat zo is gaan we verderop in). En dat gebrek leidt op zijn beurt tot een altijd aanwezige financiële/geldelijke ademnood bij bedrijven en financiële markten, een benauwdheid die de lijder daaraan dwingt tot allerlei krampachtige, spastische, wild om zich heen slaande bewegingen, handelingen en initiatieven, om dan maar van elders zoveel mogelijk geld naar zichzelf toe te sluizen en zo aan de financiële benauwdheid te kunnen ontsnappen en aan die groeidwang te kunnen voldoen. Die benauwdheid is zo hevig, dat de graaier zich niet druk maakt waar hij het geld vandaan haalt, of dat nou maatschappelijk en ecologisch schadelijk is of niet, als de benauwdheid maar verdwijnt. Het is deze 'graaien-waar-maar-te-graaien-valt' mentaliteit, die een onvermijdelijk kenmerk is van het kapitalisme/de 'vrije' markt, en die de bedding is van een aantal tekenen des tijds, van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, die verwijzen naar en zijn te interpreteren in het licht van de voorspelling van een substantieel verlies aan mensenlevens na 2020. We geven enkele van deze tekenen, zodat de lezer zelf kan oordelen.
De financiële ademnood en de noodzaak zoveel mogelijk geld naar zichzelf toe te sluizen, staat haaks op de belastingheffing door de overheid op bedrijven en banken. De belastingheffing zelf komt neer op een afroming van de bedrijfswinst, bovendien benadeelt zij de (internationale) concurrentiepositie, en werkt ook via deze weg remmend op de winst. Hier ligt de eigenlijke reden en de achtergrond van de privatisering: overheidstaken worden afgestoten naar het particuliere kapitaal, zodat de belastingheffing op bedrijven en banken kan verminderen, en het kapitaal winstobjecten kan maken van afgestoten overheidstaken, zoals sociale zekerheid. Het gevolg is dat die sociale zekerheid en ook andere delen van de afgestoten overheidssector duurder worden, en dat zij in toenemende mate alleen nog volledig bereikbaar zijn voor de welgestelden. De minder bemiddelden zullen steeds verder uitgesloten raken, en het staat buiten twijfel dat dit levens gaat kosten.
Een vergelijkbare ontwikkeling zien we voor de oudedagsvoorzieningen. Onder ouderdom verstaan we hier de mens vanaf zijn 65e, of na verloop van tijd zal dat wel zijn 67e worden, die niet meer productief is voor de winstaccumulatie van het kapitaal, aan wie blijvende kosten verbonden zijn, zoals AOW, pensioen en stijgende uitgaven vanwege toenemende gezondheidsproblemen en zorgbehoeften. Voor het onderhoud van de ouderdom zijn onder het neoliberale bewind steeds minder middelen beschikbaar. Als deze trend zich voortzet zal de ouderdom alleen nog een 'gezegende' leeftijd zijn voor wie rijk genoeg is om zelf de lasten van de ouderdom te bekostigen. De rest - de onbemiddelde senioren - zullen steeds meer aan zichzelf of mantelzorg worden overgeleverd. De tekenen wijzen erop dat uiteindelijk de enige zorg die de overheid aan de onbemiddelde ouderdom kan bieden is een gratis pil van Drion.
In dit verband is natuurlijk ook van bijzondere betekenis de verdere uitkleding van de verplichte zorgverzekering: grotere eigen risico, verhoging premies voor steeds verder uitgeklede basisverzekering en voor aanvullende verzekering. Ook hier geldt dat op den duur alleen de rijken zich voldoende zullen kunnen blijven verzekeren. De rest die dit niet kan, zal dat ongetwijfeld merken aan de levensverwachting.
De bankencrisis is niet een fenomeen dat ons heeft overvallen als een natuurramp. Zij is bewust veroorzaakt door de financiële wereld met de bedoeling er beter van te worden. Het kapitalisme kan niet zonder een financiële sector. De wereld heeft die banken dan ook al om en nabij 9000 miljard dollar toegestopt. De kredietcrisis heeft nu wereldwijd al meer dan 64 miljoen mensen in extreme armoede gedompeld.2 Menig bank speculeert en floreert alweer als nooit te voren, zoals bijvoorbeeld investeringsbanken, hefboomfondsen en verzekeringsfondsen.
Speculeren is gokken op toekomstige (prijs)ontwikkelingen. Waar de onophoudelijke groeidwang in het kapitalisme, zoals we eerder vermeldden, bij bedrijven en banken leidt tot financiële ademnood, dus tot te weinig geldelijke winst, is speculeren in het neoliberale tijdperk een van de meest gebruikelijke manieren om geld te accumuleren, met een mooi woord: monetair accumuleren. Financiële markten doen het, maar evenzeer komt het ook steeds meer voor bij bedrijven, als compensatie van een productiedivisie die te weinig winst oplevert. Het Amerikaanse automobielbedrijf Ford is daar een voorbeeld van. Speculatie is een voortdurende stoorzender van de wereldeconomie. Speculatief geld wordt namelijk niet besteed, niet geïnvesteerd in de reële economie, in de productie. Er wordt dus geen echte waarde mee voortgebracht, behalve geldswaarden, en dan nog alleen maar voor de lucky few.3 Het leidt dus tot economische stagnatie, waarvan vooral levens aan de onderkant van de samenleving het slachtoffer worden.
Ook grondstoffen en zelfs voedingsmiddelen zijn object van speculatie. Veel speculanten vinden te weinig activa en kiezen een uitweg in de grondstofmarkten en voedingsmiddelen. Gevolg: al sinds een jaar of drie een voedselcrisis, die honger en armoede bij honderden miljoenen mensen, en een evenredig aantal doden, veroorzaakt.
Hier zien we weer een ander teken des tijds, dat neerkomt op wereldwijde diefstal door de banken van de arbeid van miljarden mensen, goedgekeurd door en met medeplichtigheid van de overheid.
Degene die geld van de bank leent is geneigd te denken dat dit geld komt uit de kluizen van de banken, of van deposito's, eventueel van aandeelhouders of anders wel van een grote bank elders. Niets is minder waar. Het geld dat iemand bij de bank leent bestaat uit niets anders dan een digitale notitie van dat bedrag op de rekening van de lener. Dat bedrag wordt door niets gedekt. Alleen, de bank heft rente op dat bedrag en verrijkt zich zo uit het niets. Met lange-termijn-rekeningen kan de rente oplopen tot anderhalf maal de geleende som of zelfs nog meer. Naar schatting wordt ongeveer 95% van al het geld in de wereld gecreëerd door schuld: privé-schuld, schuld van bedrijven en overheden. De bankenwereld is gebaseerd op een gigantisch bedrog, op een diefstal/toeeigening van de opbrengst van de arbeid van miljarden mensen, de grootste diefstal in de geschiedenis van de mensheid. En daar is niet méér voor nodig dan een muisklik. Het geld dat de bank uitleent is uiteindelijk, hoe absurd dat ook klinkt, bijna geheel afkomstig van de leners zelf! De banken ontstelen de samenleving in plaats van dat zij uitlenen.
Imperialisme is de poging van het kapitaal om met behulp van het geweldsapparaat van de staat buitenlandse markten en grondstoffen te veroveren.4 De noodzaak daartoe wordt ingegeven door de onvermijdelijke groeidwang, die op den duur alleen genoegen neemt met heel de wereld als markt voor het kapitaal. Recente imperialistische conflicten (van Korea tot en met Irak en alle imperialistische conflicten daartussen) hebben al meer slachtoffers gemaakt dan Wereldoorlog II. De wereldwijde bewapeningsuitgaven in relatie tot dat imperialisme bedroegen in 2007 1.204 miljard dollar, waarvan de VS bijna de helft voor hun rekening namen.5
Ook de kosten van de oorlog tegen de terreur zijn bijzonder hoog, zowel wat mensenlevens betreft als financieel. In Afghanistan en Irak zijn ongeveer 900.000 mensen om het leven gekomen. Er zijn zelfs schattingen die het houden op 1,2 miljoen.
De totale kosten van de war on terror worden geraamd op 4.000 miljard dollar. Dat komt overeen met het tekort op de VSbegroting van de jaren 2005 tot en met 2010. Jaarlijks dus 400 miljard dollar. Dat bedrag is vier maal zoveel als jaarlijks nodig is om de ergste armoede uit de wereld te helpen.6
De onvermijdelijke groeidwang in het kapitalisme heeft banken niet alleen gedwongen tot geldcreatie, waarover we hierboven spraken. Ze hebben ook op grote schaal rommelhypotheken afgesloten om maar groter te kunnen groeien dan de concurrent. Daarmee hebben zij bewust het risico genomen van een wereldwijde recessie, als deze luchtbel uiteen zou spatten. En dat dit niet alleen bij een risico bleef, hebben we kunnen ondervinden: de luchtbel is geknapt, en de wereld maakt al een paar jaar de grootste recessie mee na die van de jaren 1920. De politiek zoekt de remedie in een snel herstel van het kapitalisme door duizenden miljarden dollars/euro's te pompen in de financiële markten, ter compensatie van de afwaarderingen. Die bedragen zullen worden weggehaald bij de bevolking, die overigens part noch deel heeft aan de recessie, en die bedragen zullen om niet aan de schuldigen, de banken, worden overgeheveld. De hoop is dan dat de financiële markten weer geld gaan uitlenen voor een economisch herstel. Maar die hoop is niet reëel. Allereerst weigert de financiële markt alsnog om substantieel geld uit te lenen. Vervolgens neemt door de duizenden miljarden dollars die aan het volk onttrokken worden de koopkracht aanzienlijk af, zodat de (eventueel met bankleningen op de been geholpen) economische bedrijvigheid nauwelijks afzetmarkt heeft voor haar producten. Daar komt bij dat beleggers en speculanten op de beurs weliswaar hyena's zijn, maar niet gek, omdat ze zien dat in deze economische constellatie hun geld niet zou renderen. Zij wachten dus af. Maar bovenal, de financiële markten, vooral banken, zijn alweer volop in de weer voor een nieuwe luchtbel: ze speculeren weer op grote schaal, en ze creëren weer (grote hoeveelheden) geld door digitaal bedrog, waarover we hierboven spraken. Er worden, net als bij de rommelhypotheken, weer op een enorme schaal geldswaarden gecreëerd, die losstaan van de reële economie. Wie een betere definitie weet van een financiële luchtbel dan in de vorige zin staat, mag het zeggen. Het wachten is dus niet op een economisch herstel, hoeveel duizenden miljarden er ook in het bankwezen gepompt worden. Het wachten is op het knappen van weer een luchtbel, die nu in de maak is: het voorspel van weer een komende depressie.
De vooruitzichten zijn meer dan somber. De wereld zal zich dan bevinden in de meest ernstige depressie aller tijden. We zullen een groeiende paniek zien op de beurs. De wereldhandel in dollars zal tot stilstand komen, en landen zullen hun dollars op de markt dumpen. De dollar en de euro zullen onderhevig zijn aan een hyperinflatie, met als gevolg massaontslagen, voedselgebrek, voedselrellen en plunderingen. De politiek zal gevoelig worden voor nationalistische tendensen, een ontwikkeling die naast de creatie van geldswaarden die geen gelijke tred houden met de economie en/of niet in de economie worden geïnvesteerd, een van de belangrijkste aanzetten vormde voor WO II. Alleen zullen de vernietiging van mensenlevens, natuur en materieel tijdens wereldoorlog II kinderspel zijn bij de bijna onvoorstelbare vernietiging die in moderne oorlogsvoering mogelijk is. Reëel beschouwd is deze apocalyptische vernietiging uiteindelijk niet anders te zien dan als een door het kapitaal bewust aangewende 'oplossing' van de crisis, zodat zij daarna weer opnieuw met een 'schone' lei verder kan gaan op de puinhopen die het heeft aangericht.
Ooit heeft het kapitalisme zijn nut gehad, namelijk toen het op het eind van het feodale tijdperk de productiekrachten weer op gang bracht. Maar nu heeft het al gedurende een lange periode zijn tijd gehad, en kan het vanwege de onvermijdelijke groeidwang de wereld alleen maar crises, stagnatie en vernietiging bezorgen. Deze problemen zijn wezenseigen aan het kapitalisme, en daarom niet binnen dit economische stelsel op te lossen. Als de wereld welvaart en vrede wil zal zij onvoorwaardelijk haar toevlucht moeten nemen tot een alternatieve economische orde. Van officiële zijde is zulk initiatief niet te verwachten. De politici, in naam de belangenbehartigers van het volk, hebben zich al drie decennia of langer de maat van het neoliberalisme laten aanmeten en zijn sindsdien fervente verdedigers van het kapitaal. Economische deskundigen, die in de burgerlijke economie zijn opgeleid en daar hun maatschappelijke positie aan danken, zouden niet eens aan een alternatief durven dénken. En de meeste media, die geïnfiltreerd zijn door het grote geld zijn, al dan niet tegen wil en dank, de herauten van het kapitaal. De tragiek van het huidige tijdsgewricht, is dat degenen van wie men kan hopen dat zij beroepshalve economische alternatieven aandragen, lafhartig laten afweten. Initiatieven voor alternatieven die er toe doen, zijn dan voorlopig ook alleen maar te verwachten van bezorgde leden uit het volk zelf, die zich niet hebben gecompromitteerd met de neoliberale politiek, niet te veel gehinderd worden door de tunnelvisie van een burgerlijke economieopleiding, en geen verplichtingen hebben aan de media. Aan deze kwalificaties voldoen de drie auteurs van dit boek. Drie personen uit het volk die zich meer dan bezorgd maken over de huidige economische en politieke toestand in de wereld, en zich de moeite hebben getroost te zoeken naar een noodzakelijk, postkapitalistisch alternatief. In de hoop dat zulke initiatieven navolging zullen vinden. Wie daar het belang van inziet en dus geïnteresseerd is, kan zijn hart ophalen aan het postkapitalistisch alternatief in het vervolg van dit boek,, en daardoor geïnspireerd, zich hopelijk zelf begeven op het niet altijd gemakkelijke pad van pleidooien voor alternatieven.
___________________________________________
II
Johnson, S., J. Kwak, 2010, 13 Bankers; Posner, R.A., 2009, A failure of capitalism; Roubini, N., S. Mihm, 2010, Crisis economics; Stiglitz, J.E., 2010, Freefall.
Deze literatuur is te beschouwen als een vrij recente update van oorzaak en oplossing van de huidige financiële crisis, van auteurs die internationaal hun sporen verdiend hebben.
* Johnson, S., J. Kwak, 2010. 13 Bankers. The Wall Street Take Over and the Next Financial Meltdown, Knopf Doubleday Publishing.
Posner, R.A., 2010. Freefall, in: Journal of Economics, nr.99.
Roubini, N., S. Mihm, 2010. Crisis Economics, The Penquin Press.
Stiglitz, J.E., 2010. Freefall, Norton and Company.
III
Paus Benedictus XVI
IV
2. racisme, tot uiting komend in etnisch/culturele discriminatie,
3. een demagogische spreekstijl, die niet schuwt tegenstanders verbaal te besmeuren,
V
* Keune, Lou, Tuur Elzinga, Theo Ruyter, 2006. Meta Economische Verkenningen, Attac/Vóór de Verandering/XminY, Amsterdam.
Gadrey, Jean., 2004. What's wrong with GDP and growth? The need for alternative indicators, in: Edward Fullbrook, ed.: 2004. A guide to what's wrong with economics, London.
VI
1. Opgaan in een partij die drager is van het neoliberale beleid, bijvoorbeeld de VVD,
2. of de socialistische bezieling van vroeger hernemen, maar dan uiteraard aangepast aan de economische en maatschappelijke realiteit van deze tijd.
VII
* www.globalinfo.nl 10-08-011. De zombie van het neoliberalisme kan verslagen worden
VIII
Gewapend met deze vraag moet gezegd dat het antwoord daarop niet vrolijk stemt. In de voorstellen van Vercamst blijft de vakbond toch vooral een medemacht en geen tegenmacht. Dat blijkt waar hij de twee volgende suggesties doet voor herbronning van vakbondsacties:
2. introductie van het Duitse systeem van werknemersparticipatie en inspraak in het beleid van bedrijven
2. Het kapitalisme is ook een systeem dat vanwege de moordende concurrentie bij de verkoop van goederen en diensten op de markt, onvermijdelijk voert naar overproductie, en vandaar op gezette tijden onoverkomelijk naar economische, financiële, sociale en ecologische crises.
3. En die crises worden niet opgelost door de veroorzaker - het kapitaal - maar worden door haar en de staat van de kapitalistische samenleving, steevast afgewenteld op de arbeidende bevolking.
4. Ieder economisch stelsel, waarin de waarde van arbeid, goederen en diensten wordt uitgedrukt in geld - zoals ook in het kapitalisme - ontwikkelt zich tot een economisch systeem dat niet ten dienste staat van de samenleving, maar ter wille van zijn overleving juist gedwongen is op haar te parasiteren. Zo voert een dergelijke economische orde, althans als zij ongestoord haar gang kan gaan, op termijn onherroepelijk tot een verarmde, uitgebuite en leeggeroofde samenleving.
* Zie www.dewereldmorgen.be van 3 juli 2011.
IX
De stelling
* Vandepitte, M., 2011. Wist je dat? Banken nemen langzamerhand de macht over, in www.dewereldmorgen.be/artikels/2011/10/18/wist-je-dat-banken-nemen-langzamerhad-de-macht-over
Garofalo, P., 2011. 11 Facts About Biggest Banks, in: http://readerssupportednews.org/news-section2/320-80/7787-11-facts-about- biggest-banks
X
Wat doen ratingbureaus, waar dienen ze voor?
XI
In de productieve sector van het kapitalisme streeft men die groei na door kapitaalintensieve productie: menselijke arbeid wordt zoveel mogelijk vervangen door machines, die sneller en goedkoper produceren dan de mens. Maar deze noodzaak om op gezette tijden duurdere en nieuwe machines aan te schaffen, legt natuurlijk ook een grote druk op de winst. De winstvoet vertoont daardoor de neiging om te dalen. Dit brengt de noodzaak met zich mee om deze neiging van een dalende winstvoet te overwinnen met een verdere opvoering van de groei. De productieve sector van het kapitalisme levert dus een altijd durende en moeizame (en uiteindelijk hopeloze) strijd om de winst op peil te houden, vandaar ook bijvoorbeeld de steeds groter wordende varkensstallen, en de invloed daarvan weer op de toegenomen vleesconsumptie.
En met de kredietverlening werden eveneens door de financiële markten op nog een andere wijze onverantwoorde risico's genomen, namelijk daar waar men graag en tegen hoge rentes grote bedragen uitleende aan landen met een zwakke kredietwaardige economie, zoals Griekenland, waardoor zo'n zwak land nog verder naar de afgrond gedreven werd. Dat alles om maar te kunnen voldoen aan de groeidwang. Nu de terugbetaling van deze kredieten door Griekenland problematisch is en zoals verwacht kon worden een langere termijn vereisen, en er daardoor wellicht een stimulans uitgaat voor wereldwijd een tweede financiële crisis, wordt Griekenland gedwongen de gewone Griek uit te persen en het land te verkopen om de rekening te betalen. Rekeningen waar de gewone Griek part noch deel aan heeft, die voor een aanzienlijk deel tot stand gekomen zijn door een roekeloos en onverantwoord kredietbeleid van de financiële markten, en waarvan vooral de verre van integere, belastingontduikende financiële en economische Griekse elites geprofiteerd hebben.
* Overzicht van begrotingstekorten Europese landen, 2010. http://www.forexfox.nl/forum/economische-ontwikkelingen/3670-overzicht-van-begrotingstekorten-eurpese-landen
Boer, Jeroen de, 2010. Explosie staatsschuld wordt westerse zaak, http://www.z24.nlanalyse/artikel_115716.z24/Analyse_Jeroen_de_Boer_Explosie_staatsschuld/_wordt_westerse_zaak
XII
Onvermijdelijke crises
XIII
Waar is de middenklasse?
1. Bijna 10.00 faillissementen in 2010, 2011, http://www.nujij.nl/algemeen/bijna-10-000-faillissementen-in-2010.11302539.lynkx#axzz1ZX6Yo561
2. Ellen, 2010, Lezing over het verdwijnen van de middenklasse, http://www.spaarblog.nl
3. Destruction of the US middle class, 2011, http://www.realecontv.com/videos/us/destruction-of-the-us-middle-class-it-was-a-deliberate-policy.html
XIV
XV
Een onheilspellend document
* Drie miljard mensen leven van minder dan 2 dollar per dag,
* de rijkste 2% bezit 50% van alles op aarde,
* 820 Miljoen mensen lijden honger,
* elke dag vallen 30000 doden in de wereld als gevolg van honger (elf miljoen per jaar),
* elk jaar sterven 11 miljoen kinderen aan de gevolgen van slechte hygiëne en onzuiver water of voedsel,
* elk jaar sterven 4 miljoen kinderen aan ademhalingsproblemen als gevolg van luchtvervuiling,
* twee miljoen kinderen sterven jaarlijks aan malaria,
* jaarlijks sterven wereldwijd 4 miljoen mensen aan een of andere aandoening na besmetting met giftige pesticides afkomstig van door multinationals gecontroleerde landbouw,
* een vijfde van de wereldbevolking kan niet in zijn basisbehoeften voorzien, ofschoon slechts 20 miljard euro nodig is om de 100 miljoen armste gezinnen uit de nood te helpen,
* sinds 1980 zijn er 14 miljoen aidsdoden gevallen, voor een groot deel te danken aan het voortdurend blokkeren van preventiecampagnes door de medische industrie en de rooms katholieke kerk,
* en elk jaar vallen meer dan 9 miljoen doden als rechtstreeks gevolg van onzuiver drinkwater,
* de ongelijkheid tussen rijke westerse en arme landen is toegenomen sinds 1960 van 1:30, via 1:60 in 1990, naar 1:74 in 1997, en neemt nog steeds toe,
1. Er zijn ook verklaringen van de huidige crisis die de oorzaak niet zoeken in productie- en sociaaleconomische verhoudingen. Een voorbeeld daarvan is te vinden in de Protocollen van de wijzen van Sion. Zie: Snoek, Bram., 2008. Waarheid en voorwendsel, Maastricht.
2. Vandepitte, M., 2011, 11/9 en de kost van de war on terror, in DeWereldMorgen.be .
3. Keune, Lou, 2011, Waar is het debat over de inrichting van de economiegebleven?, in: http://4nieuws.nl/show.php?key=33125&titel=waar is het debat van de inrichting van de economie gebleven?.
4. Magdoff,H., 1969, The age of imperialism, London.
5. www.vrede.be/tijdschrift/77-nr386/1046.
6. Vandepitte, M., oc..
7. Versteijnen, J., 2009, De zak van de duivel is nooit vol. Het graai-kapitalisme, Soest.
http://www.yayabla.nl/news/show_article.php?articleid=2329 en
http://forum.politics.be/showthread.php?t=551