Overgangsregelingen naar het postkapitalisme
__________________________________________________
De huidige financiële crisis was voor de politiek bijna wereldwijd aanleiding voor alle hens aan dek. Geen wonder ook, het gaat hier om een crisis die na de crash van 1929 nauwelijks haar weerga kent. In een reddingsoperatie, ongekend van omvang en van een voortvarendheid die men in minder roerige tijden van de politiek niet gewend is, werden geld noch moeite gespaard om banken die dreigden om te vallen, te stutten. In minder dan geen tijd bleken die regeringen, die doorgaans de hand stevig op de knip houden in aangelegenheden van welzijn en welvaart van de (wereld)bevolking, plotseling wel ruim 3000 miljard dollar/euro uit de hoed te kunnen toveren voor de redding van banken. En misschien, of allerwaarschijnlijkst, zal dat bedrag nog hoger uitvallen. Maar aan een boom zo vol geladen, telt men tenslotte één/twee pruimen niet. En dat toch vooral, wanneer het kapitaal niet zelf dit megabedrag hoeft op te hoesten, maar het weer de respectievelijke bevolkingen zijn - zoals trouwens altijd - die uiteindelijk toch de kastanjes uit het crisisvuur zullen moeten halen. Crises, die in onze markteconomie onvermijdelijk zijn vanwege de onderlinge moordende concurrentie tussen kapitalistische instellingen en de afwezigheid van ook maar een greintje maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wat hebben de veelbezongen "zegeningen" van de markteconomie de samenleving en ook de natuur uiteindelijk al gekost door al die jaren heen van regelmatig terugkerende crises! En wat deed die markt terug voor mens en wereld: drie miljard mensen moeten leven van nog steeds 1 à 2 dollar per dag, en het milieu is al zo ver verkwanseld dat redding als twijfelachtig moet worden gezien. En dan is nog onzeker hoeveel andere banken nog om zullen vallen, evenzeer als onbekend is hoe groot de schade van deze financiële crisis zal zijn voor de reële economie. Wel zeker is, dat mens en planeet nog jaren de schadelijke gevolgen ervan zullen ondervinden.
Wat moet er nog méér gebeuren, zo vraag je je af, voordat het besef doordringt dat we met de markteconomie, ofwel het kapitalisme, tegenwoordig ook wel aangeduid als neoliberalisme, ons op een weg bevinden die intrinsiek sociaal onrechtvaardig is, en die onvermijdelijk leidt tot de ondergang van mens en planeet, als we er niet in slagen deze economische "orde" naar de historie te verwijzen. Dat begrip en die inzet zouden we toch moeten kunnen verwachten van een overheid die democratisch is in de ware zin van het woord. Dat wil zeggen een overheid die prioriteit geeft aan de belangen van mens en planeet, in plaats van aan een economisch systeem waarin vanwege de moordende concurrentie, de groeidwang als gevolg daarvan, en de weergaloze graaizucht van een kleine minderheid, het welzijn van mens en natuur wordt verkwanseld. Maar in werkelijkheid zien we de vanouds bekende reflex van de overheid in de kapitalistische samenleving. Traditiegetrouw haast zij zich om de markteconomie - het kapitalisme dus - weer een herstart te laten maken op de puinhopen die het heeft aangericht, zodat het weer zo snel mogelijk zal zijn als vanouds: business as usual. Ook de zogenaamde nationalisatie van Fortis/ABN-AMRO in ons land doet niets aan deze reflex af. Die nationalisatie is slechts van kracht totdat een private partij de banken overneemt voor een bedrag hoger dan waarvoor ze zijn genationaliseerd. En de beperking van bonussen voor topbestuurders vermag evenmin de markteconomie te laten struikelen. Ten eerste is die beperking daarvoor niet bedoeld, hoge bonussen zijn bovendien niet de eigenlijke oorzaak van kapitalistische crises, en vervolgens betreft het een tijdelijke maatregel. Omdat deze ingreep verder ook de overigens gerechtvaardigde verontwaardiging van mensen tempert over de torenhoge bonussen, matigt hij daarmee waarschijnlijk tevens ook de "drive" de markteconomie ter discussie te stellen.
Van een competente overheid mag men een deugdelijke analyse en oplossing verwachten van financiële en economische problemen. Een incompetente overheid zal steeds in dezelfde fout vervallen van een ondeugdelijke analyse en dus foutieve oplossingen. Zo'n overheid ziet niet dat groeidwang onvermijdelijk met het kapitalisme gegeven is en dat hieruit alle onheil van dit stelsel voortkomt. Integendeel, men ziet in groei juist de oplossing van de problemen. Een dergelijke overheid ontgaat het dan ook dat zo lang dit economisch systeem blijft bestaan, we ook behept zullen zijn en blijven met de financiële en economische problemen die onlosmakelijk met deze economische orde verbonden zijn. Het ontgaat zo'n overheid dat haar maatregelen om de crises te bestrijden, noodzakelijk het kapitalisme in het zadel houden, en dus een tegendraads effect sorteren, namelijk dat de crises terugkomen en wel in steeds hevigere mate, en dat steeds meer draconische maatregelen nodig zullen zijn, tot en met gewapende conflicten toe. Als men her en der al kopschuw en allergisch is voor de overheid, dan zou het toch vooral de overheid in de kapitalistische samenleving moeten zijn.
De beste strategie voor de aanpak van de financiële, economische, sociale en ecologische problemen van het kapitalisme is een twee-sporenbeleid. Aan de ene kant is er de behoefte aan vooral een fundamenteel economisch alternatief, dat het kapitalisme/neoliberalisme effectief uit kan dagen, dat ten dienste kan staan aan heel de mondiale gemeenschap en de natuur, dat sociaal rechtvaardig is, en dat niet onderhevig is aan crises omdat het geen groeidwang kent. Omdat dit een alternatief is dat het kapitalisme naar de historie verwijst en het tevens zal moeten vervangen, hebben we hier een aangelegenheid die pas op de lange termijn gerealiseerd kan worden. Omdat het wachten niet uitsluitend hierop gericht kan zijn, is daar ook het andere beleid, het beleid namelijk om op korte termijnen alvast zoveel mogelijk de scherpe kantjes van het kapitalisme af te slijpen. Beide sporen van beleid dienen tegelijkertijd bewandeld te worden. Het is dus niet een kwestie van óf-óf. Alleen, in dit geschrift hebben wij ervoor gekozen ons te richten op een fundamenteel alternatief voor het kapitalisme, het beleid dus op lange termijn. Dat soort alternatieven bestaat er eigenlijk nog nauwelijks of misschien wel helemaal niet, terwijl maatregelen om de scherpe kantjes te verwijderen, het beleid dus op korte termijn, min of meer overvloedig voorradig zijn.
Het fundamenteel alternatief dat wij voorstaan, of beter gezegd ter discussie voorhouden, is een vorm van postkapitalisme. De analyse van de factoren in het kapitalisme die onvermijdelijk tot sociale en ecologische, financiële en economische crises leiden, voert tot de twee volgende pijlers van het postkapitalistisch alternatief, zoals de lezer zich ongetwijfeld nog zal herinneren.
1. de opschoning van de productie, dat wil zeggen dat het geld uit de productiesfeer is verwijderd, waardoor alle grondstoffen, goederen en diensten gratis worden, en dus de moordende concurrentie op de markt, met in haar kielzog de groeidwang en de onvermijdelijke crises, vervalt,
2. het inkomen, vroeger verdiend met inzet in het productieproces, is vervangen door een voor iedereen ongeveer gelijk periodiek budget bestaande uit vervuilingseenheden, door de overheid uit te keren, dat zodanig op prijzen van goederen en diensten is afgesteld dat een redelijk welvarend leven mogelijk is voor iedere aardbewoner, zonder dat daarbij het milieu en de natuur onherstelbaar beschadigd worden. De enige tegenprestatie is de volstrekte vanzelfsprekendheid naar vermogen arbeid te leveren.
Hoe veelbelovend dit alternatief ook is, duidelijk is wel dat invoering ervan bepaald niet onverwijld mogelijk zal zijn, zoals hierboven al gezegd. Er moeten voorbereidende stappen genomen worden die gericht zijn op het creëren van een draagvlak en de geleidelijk gewenning aan en overgang naar het nieuwe systeem. Het spreekt vanzelf dat die overgangsmaatregelen in functie moeten staan van de opschoning van de productie, van de verwijdering dus van het geld uit de productiesfeer. Wat hieronder aan maatregelen volgt moet niet gezien worden als eindtermen van het postkapitalisme. Het betreft maatregelen die het bezit van privaat kapitaal - dat zo kenmerkend is voor het kapitalisme -, en kapitalistisch beheer van de economie, alvast moeten verminderen, zodat de overgang straks naar het postkapitalisme, dat als wezenskenmerk heeft de afwezigheid van privaat kapitaal en de uitsluiting van kapitalistisch beheer, minder groot is en soepeler verloopt. Die geleidelijke overgang is ook pure noodzaak om honger en oorlogen op grote schaal te voorkomen, want het kapitalisme zal niets schuwen om zichzelf in stand te houden en het postkapitalistisch alternatief op tijd uit te schakelen.
Een belangrijke overgangsregeling is dat overheden de bedrijven, die het hoofd moeilijk boven water kunnen houden - zoals momenteel kredietinstellingen bijvoorbeeld - in toenemende mate overnemen, er een meerderheidsbelang in verwerven dan wel nationaliseren. De overheid zou daarmee niet alleen weer meer economische zeggenschap in handen krijgen, die zij zo lichtvaardig heeft vergooid bij de privatisering, deregulering en liberalisering, allemaal maatregelen ten gunste van het kapitaal. Ze zou aldus de samenleving weer meer invloed kunnen geven op het economisch reilen en zeilen, en de opbrengst van economische bedrijvigheid weer aan de samenleving doen toekomen. Zeer behulpzaam kan hierbij zijn te stoppen met het verlenen van geldelijke faciliteiten in allerlei vormen aan (grote) bedrijven. Met deze besparingen zou een fonds aangelegd kunnen worden voor nationalisatie, overnames of de verwerving van meerderheidsbelangen, om te beginnen in bedrijven die in zwaar weer komen. Later zouden deze ondernemers verplicht kunnen worden de winst af te dragen aan de overheid - de samenleving dus - in plaats van aan de aandeelhouders, waarbij de overheid bepaalt in welke sectoren van de economie deze winst ingezet zal worden. Zolang het postkapitalisme nog niet is ingevoerd met zijn periodiek budget, zullen de aandeelhouders op een of andere wijze schadeloos gesteld moeten worden. Is eenmaal dat postkapitalisme gevestigd, dan houdt die schadeloosstelling natuurlijk op, omdat dan iedereen, ook de voormalige aandeelhouders, een gegarandeerd inkomen hebben in het periodiek budget.
Deze participatie van een overheid die de weg opgaat naar het postkapitalisme, heeft natuurlijk niet tot doel hiermee het kapitaal weer een doorstart te laten maken op de puinhopen die het heeft aangericht, zoals nu het politieke beleid lijkt te zijn. Het tegenovergestelde is het geval. Overnames, nationalisaties en de verwerving van meerderheidsbelangen door de staat tijdens de overgang naar het postkapitalisme, hebben als doel de langzame maar zekere afbraak en afbouw van het kapitalisme door het aandeel van privaat kapitaal en kapitalistisch beheer van de economie te verminderen.
De afbraak van kapitalistisch beheer en privaat kapitaal in de overgangsfase naar het postkapitalisme, richt zich ook op het terugschroeven van privatisering van overheidstaken. Deze taken dienen uitsluitend gericht te zijn op de welvaart en het welzijn van de bevolking en de natuur, en niet op private winst. Tijdens de overgangsfase zal ieder bedrijf waarin een overheidstaak is geprivatiseerd en dat in problemen komt, zonder meer genationaliseerd worden en weer in overheidshanden komen. Later zullen ook alle andere bedrijven waarin overheidstaken zijn geprivatiseerd, aan nationalisatie onderhevig zijn, ongeacht hun positie op de markt. En in ieder geval kan men alvast beginnen met de deprivatisering van enkele sectoren die van zeer groot maatschappelijk nut zijn: gezondheidszorg, onderwijs en openbaar vervoer.
In het postkapitalisme is de functie van banken gereduceerd tot uitvoering van administratieve taken met betrekking tot het periodiek budget. En omdat die taak door een zeer beperkt aantal banken vervuld kan worden, zullen de banken niet alleen in hun functies, maar ook in aantal sterk verminderd zijn.
Tijdens de overgangsfase zal daarnaar toe gewerkt worden door een van de functies van banken die steeds sterker op de voorgrond treden, namelijk geldcreatie, zo sterk mogelijk terug te dringen. Samen met het uit de hand gelopen speculeren op de beurs, waarover zo dadelijke meer, zorgt de wanstaltige geldcreatie van de banken voor een financiële luchtbel die de economie alleen maar kan schaden, zoals in de crisis van nu is gebleken. Om aan de geldcreatie paal en perk te stellen, en zo een brug te slaan naar het postkapitalisme, zullen tijdens de weg naar het postkapitalisme alle banken onder overheidstoezicht moeten komen, maar dan wel in de vorm van nationalisatie, overnames en/of het nemen van een meerderheidsbelang. Dat is ook ethisch gezien toe te juichen, want het volk krijgt hierdoor de revenuen van zijn eigen arbeid terug, die door de meerwaardevorming ontfutseld waren.
Verscherpt toezicht door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) volstaat niet, omdat zijn hoofddoelstelling tenslotte is de handhaving van vertrouwen in de financiële markten, zodat het systeem, i.e. de markteconomie, goed functioneert. Onder de AFM is dus een beperking van het privaat kapitaal niet mogelijk.
Effectenbeurzen zijn een karakteristiek verschijnsel van het kapitalisme, en komen als zodanig dan ook niet meer voor in het post-kapitalisme. Omdat daar geld uit de productiesfeer is genomen, zijn grondstoffen, goederen en diensten gratis, en hebben effecten dus geen enkele zin. Dat geldt speciaal voor een functie van effectenbeurzen die steeds meer invloed heeft gekregen, namelijk speculeren, dat wil zeggen gokken op toekomstige vooruitzichten. Dit heeft op de beurs zulke vormen aangenomen dat dagelijks naar schatting 5000 miljard dollar of meer aan speculatief geld de wereld rond flitst. Dat is geld dat niet wordt geïnvesteerd in de productie en alleen dient voor de verdere verrijking van graaizuchtigen die toch al teveel hebben, niet voor hun geld willen werken en dus maatschappelijk weinig nut hebben.
De beurs wordt steeds meer een geïnstitutionaliseerd gokpaleis waarin het graaien centraal is komen te staan ten koste van verantwoord beleggen met het oog op een betere wereld. Het is hiertegen dat tijdens de overgangsperiode naar het postkapitalisme krachtig opgetreden dient te worden: de belasting op speculatief kapitaal moet torenhoog worden, zo hoog dat aan gokken weinig aardigheid meer zit. Bovendien wordt bij wet verplicht dat beleggers voor meerdere jaren aan hun beleggingen vast zitten. Op deze manier wordt de beurs al voorbereid op haar verscheiden tegen de tijd van de dageraad van het postkapitalisme.
Dat hierdoor de pensioenfondsen in de problemen komen hoeft geen punt van zorg te zijn. Er is immers ook een staatspensioen, en dat kan verhoogd worden. Verder is dit probleem maar tijdelijk: wanneer het postkapitalisme definitief is gevestigd, leeft iedereen van zijn eigen persoonsgebonden periodiek budget. Het oude probleem van inkomen en pensioenen, zo kenmerkend voor de tijd van het kapitalisme, hebben dan afgedaan.
De voorbereidende stappen van hierboven kunnen niet worden overgelaten aan de traditionele, gevestigde politieke partijen. Hun politieke cultuur staat te ver af van de politieke realiteit, wat onder andere blijkt uit het gebrek aan animo om de neoliberale orde effectief uit te dagen. Men lijkt bang niet voor vol te worden aangezien als men tegen de neoliberale waan van de dag zijn nek uitsteekt voor een alternatief. Dat geldt zowel voor de christen- als sociaaldemocratie en intussen ook voor GroenLinks en de SP. In ons land, trouwens ook wereldwijd, hebben vrijwel alle politieke partijen zich gemanoeuvreerd in een positie van weinig effectief verzet tegen het neoliberalisme. Wat in het wereldpolitieke bestel meer dan ooit ontbreekt is een politieke richting met een programma dat zich niet richt op oplossingen binnen een kader dat door het kapitalisme/neoliberalisme wordt toegestaan en dat dit stelsel alleen maar steviger in het zadel kan helpen. Wat ontbreekt is een programma voor een economisch alternatief, dat het neoliberalisme effectief uitdaagt, en een politieke partij, of zo men wil een politieke beweging, die zich achter een dergelijk initiatief schaart en het een politiek gewicht kan geven. Daarbij is het niet nodig dat zo'n partij of beweging ons voorstel van het postkapitalisme overneemt, ofschoon het natuurlijk wel mag. Zolang de centrale leidraad maar is de ondergang van het kapitalisme door de opheffing van groeidwang, privaat kapitaal en kapitalistisch beheer, en de vraag naar een nieuwe economische structuur beantwoord is.
De betekenis van deze politieke partij ligt niet noodzakelijk of hoofdzakelijk in parlementaire arbeid. Zij pleegt haar inzet voor het postkapitalistisch alternatief ook in het parlement, maar vooral in het land en daarbuiten. Bij een beperking tot activiteiten binnen de muren van het parlement, zou het postkapitalistisch alternatief niet veel verder komen dan de tekentafel.
Een sterke ondersteuning voor de idee en de discussie over het postkapitalisme is de verwijzing naar de ellende en het onheil van het kapitalisme. In die zin zal het kapitalisme dan ook het postkapitalisme voortbrengen. Het is zaak ons daar wereldwijd op voor te bereiden.
Een van de voornaamste taken van zo'n partij bestaat in het aansnijden van een discussie over en de promotie van ons postkapitalisme of een gelijkwaardig alternatief. Zoals gezegd ligt de betekenis en de kracht van deze partij niet zozeer in parlementaire arbeid, maar in de poging het postkapitalisme te promoten en toe te werken naar een wereldwijde beweging, die het kapitalisme/neoliberalisme kan vervangen als het zichzelf opblaast. Wil het postkapitalisme succesvol zijn, dan zal het wereldwijd ingevoerd moeten worden. Het mag zich dus niet bepalen tot een beweging her en der, als postkapitalistische enclaves door het kapitalisme omringd. Het kapitalisme/neoliberalisme zelf is wereldwijd, en neemt met niets anders genoegen dan met heel de wereld als markt. Het streven om het postkapitalisme te vestigen zal uiteindelijk dan ook een wereldwijde beweging moeten zijn. Elke poging tot een economisch alternatief, waarin de noodzaak van een wereldwijde aanpak wordt ontkend of genegeerd, zal door het neoliberalisme gemakkelijk kunnen worden ingekapseld en dus mislukken. De weg naar het postkapitalisme maakt uiteindelijk dan ook de ontwikkeling noodzakelijk van mondiale overheidsinstellingen, met organen van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, onder wier bevoegdheid ook de handhaving valt van de opschoning van de productie, de verwerving van productiemiddelen en de instandhouding van het periodiek budget.
De nieuwe politieke partij zal naast de wereldwijde promotie van het postkapitalisme, zich ook bijzonder inspannen om de overgangsstrategieën die we hierboven onder "Op weg" beschreven, over de gehele wereld ingang te doen vinden. Als de promotie van het alternatief succes heeft, zullen ook in andere landen zich inmiddels gelijkgezinde politieke partijen gevormd hebben, die de handen ineen kunnen slaan en met enige kracht kunnen aansturen op de economische, financiële en politieke veranderingen die de komst van het postkapitalisme voorbereiden. Zodra het kapitalisme zichzelf opblaast, komen de hier beschreven ontwikkelingen juist in een stroomversnelling.
Die overgangsstrategieën moeten de mensheid ook enig respijt geven om het postkapitalistisch idee te laten integreren in haar gedachten, zodat als het huidige kapitalisme zichzelf opblaast door weer een grotere crisis, de gedachten rijper zijn voor het postkapitalisme. En dat de crises in het kapitalisme steeds groter, heftiger en vernietigender worden, is onvermijdelijk. Het is het systeem wezenseigen, zoals ieder tegenwoordig kan waarnemen.
Hierboven was het thema de wenselijkheid van een zo soepel mogelijke overgang naar het postkapitalisme. Maar de omstandigheid kan zich voordoen - en de ontwikkelingen lijken daar steeds meer op te wijzen - dat het kapitalisme zijn einde met rasse schreden nadert, en dat bijgevolg een snelle overgang naar het postkapitalisme geboden is, voordat het kapitaal weer in staat is zich op te richten op de puinhopen die zij veroorzaakte. Dat zo'n duivels scenario niet onmogelijk is blijkt wel uit de geschiedenis. Niets is zo gunstig gebleken voor de accumulatie dan de (weder)opbouw van een verwoeste wereld. Het is dan ook met het oog op dit beproefd recept dat het kapitaal zonder scrupules willens en wetens financiële en economische crises veroorzaakt, als de accumulatie al te lange tijd stagneert.
Als zich dergelijke ontwikkelingen dreigen voor te doen, is een versnelde invoering van het postkapitalisme geboden. Dit scenario behelst dan:
1. Een versnelde invoering van de opschoning van de productie,
2. de invoering van een nieuwe wereldmunt, de eco,
3. de invoering van het periodiek budget.
In eerste instantie kunnen de bestaande productiekrachten behouden blijven, omdat zij later aan bod kunnen. De urgentie ligt bij de zo onmiddellijk mogelijke invoering van deze drie postkapitalistische kenmerken. De invoering van de nieuwe munt brengt met zich mee dat de bestaande betaalmiddelen waardeloos zijn geworden, en dat vooral de rijken en de kapitalisten daarmee gedupeerd worden. Maar daar kan nauwelijks bezwaar tegen bestaan. Ze hebben de wereld in het verderf gestort, en daarmee alle aanspraken en pretenties verloren. Niettemin krijgen ook zij in het postkapitalisme de beschikking over een periodiek budget, een inkomen genoeg om relatief welvarend van te leven. In het licht van wat ze de wereld aangedaan hebben, mag van hen slechts grote erkentelijkheid en nederigheid verwacht worden vanwege een dergelijk postkapitalistisch mededogen, een houding die tegenovergesteld is aan de meedogenloosheid waarmee de kapitalisten zelf wereld en planeet al zoveel eeuwen bejegend hebben.
______________________________________________
*Zie ook:
Min. R., 2008, Er is maar één echte tegenstelling: die van 'de' werkende klasse versus 'aandeelhoudersklasse'. In: http://min.wolweb.nl
Min. R., 2008, Klassenmaatschappij. In: http://home.kpn.nl/r.min.001/Econ/Klassenverdeling.html