Groeidwang en koopkrachttekort in de productiesfeer
__________________________________________________
Van alle oorzaken van financiële en economische crises in het kapitalisme, is de groeidwang de belangrijkste. Zij is in dit economische stelsel onvermijdelijk, altijd en per definitie aanwezig, niet slechts in potentie, maar altijd effectief, en dit nooit in positieve, maar altijd in negatieve, dat wil zeggen crises bevorderende zin. Bij vrijwel alle politici in de kapitalistische samenleving ontbreekt de analyse van deze groeidwang, en daarom is hun beleid bijna zonder uitzondering noodzakelijk gericht op herhaling van zetten, op de uitdrijving van de duivel met Beëlzebub, dus gericht de oplossing van economische crises door de versterking van het systeem dat deze crises juist veroorzaakt. En dat herstel, die versterking vindt altijd plaats met niet meer en niet minder dan de opvoering van de uitbuitingsgraad van mens en natuur. Die groeidwang is niet alleen maar werkzaam in de productieve sector, in de sector dus van de productie van goederen. Ook de financiële sector, de financiële markten, zijn er aan onderworpen. Behoren politici en deskundigen die weet hebben van de kwalijke gevolgen van de groeidwang in de productieve sector al tot de heel grote uitzonderingen, de groeidwang in de financiële sector en zijn funeste gevolgen moet nog bijna worden ontdekt en blootgelegd. Het is ongetwijfeld vanwege de onbekendheid met groeidwang in de financiële markten, dat de politiek volhardt om het kapitalistische financiële systeem te redden, en crises die zich hier voordoen, te bestrijden door gigantisch hoeveelheid geld bij de bevolking weg te halen en over te hevelen naar banken, bewust het risico nemend dat landen door deze gedwongen aderlatingen failliet gaan. We gaan hier eerst in op de vraag hoe die groeidwang in de productieve sector van onze economie, en zijn onvermijdelijke funeste gevolgen, te verklaren zijn. Deze analyse is een noodzakelijk voorwerk voor ons voorstel voor een sociaaleconomisch, postkapitalistisch alternatief. En het gemis van deze analyse bij de huidige politici, voert onvermijdelijk tot een beleid van herstel van de markteconomie en de aanzet tot de volgende economische crises, die in hevigheid niet voor elkaar onder zullen gaan doen, sterker nog in hevigheid toe zullen nemen.
De belangrijkste, bepalende elementen van de groeidwang in de productieve sector van het kapitalisme zijn: meerwaardevorming; omzetting van meerwaarde in winst (geld) op de markt; moordende concurrentie; kapitaalintensieve productie; en tendentiële daling van de winstvoet. De uitleg van deze elementen is gelukkig minder ingewikkeld dan de 'gewichtigheid' van deze aanduidingen in eerste instantie doet vermoeden. De lezer hoeft zich dus niet te laten afschrikken, en kan gevoeglijk verder lezen, temeer omdat we onze uitleg geven aan de hand van de concrete invloed die deze elementen uitoefenen op de kapitalistische productie, en hoe ze onvermijdelijk tot crises leiden.
Kapitalistische ondernemers - kortweg kapitalisten - investeren geld in ondernemingen met de bedoeling om er meer geld uit te halen, om winst te maken, steeds meer winst. Dit is een open deur. Minder vanzelfsprekend is het antwoord op de vraag wat de bron van die winst is? Die bron ontspringt aan het feit dat werkers in het kapitalistisch productieproces voor een deel van hun arbeid geen loon krijgen. Zij produceren dus meer waarde dan waarvoor ze betaald krijgen. Dit verschil wordt dan ook meerwaarde genoemd. Dit is de bron van de winst voor de kapitalist. En die winst wordt gerealiseerd door de verkoop op de markt van producten die meerwaarde bevatten. De daarin opgeslagen, maar onzichtbare meerwaarde, wordt op de markt in geld omgezet. Dat die meerwaarde zich aan het oog onttrekt is een belangrijke hindernis voor verzet tegen het kapitalisme. De basis van de winst is dus het niet-betaalde deel van de arbeid. We noemen dat uitbuiting. Vanaf hier leidt de weg van de productie in het kapitalisme onvermijdelijk en onherroepelijk naar crises. En die weg van dat onheil voert dan vanaf hier allereerst naar de onderlinge moordende concurrentie tussen ondernemers, als zij hun producten op de markt in winst (geld) willen omzetten. De consument kan zijn euro, of om het even welke muntsoort dan ook, immers maar één keer uitgeven. Het is voor iedere ondernemer een zaak van economisch levensbehoud om die wedijver het hoofd te bieden, op straffe anders door zijn concurrent van de markt verdreven te worden ('moordende' concurrentie). De maatregelen die ondernemers treffen - moeten treffen - om in deze concurrentieveldslag staande te blijven, leiden van kwaad tot erger, zoals we nu gaan zien. Een mogelijkheid de concurrentie de baas te kunnen, ziet de kapitalist in een verlaging van zijn prijzen op de markt door de productiekosten omlaag te brengen. De gelegenheid daartoe vindt hij in de verhoging van de efficiency van het productieproces. En die kan weer bereikt worden met investeringen in arbeidsbesparende machines, in vervanging van menselijke arbeid door werktuigen, dus door kapitaalintensieve productie. Zulke machines werken efficiënter en sneller dan de mens, maken veel menselijke arbeid overbodig en zorgen dus voor een aanzienlijke besparing op de productiekosten. De ondernemer is nu uitgerust om goedkoper te produceren en zo zijn concurrenten het hoofd te bieden. En omdat de techniek nooit stil staat, verplicht de moordende concurrentie iedere kapitalist op gezette tijden over te gaan op meer moderne, efficiëntere en ook telkens duurdere machines, omdat de concurrent dat ook doet, kapitaalintensieve productie dus. Maar deze nooit eindigende spiraal van voortdurende en telkens grotere en duurdere investeringen leidt vanzelfsprekend en onvermijdelijk tot een steeds grotere druk op de winst. Bovendien heeft kapitaalintensieve productie nog een extra negatieve invloed op de winst(accumulatie/geldopeenhoping), omdat zij met ontslagen gepaard gaat, en daarmee evenredig ook de meerwaarde vermindert, de bron van de winst. Kapitaalintensieve productie geeft dan ook aanleiding tot de tendens dat de gemiddelde winstvoet de neiging vertoont te dalen: de tendentieel dalende winstvoet. Door deze tendens dreigt de winst te gering te worden om de altijd maar grotere investeringen op te brengen, die nodig zijn om de concurrentie het hoofd te bieden en de winst te kunnen opvoeren. Bedrijven worden dan ook aanhoudend gedwongen op zoek te gaan naar nóg meer kapitaal om nóg meer te investeren, om zo de concurrentie voor te blijven die hetzelfde doet. Deze tendens en dreiging van een dalende winstvoet leiden tot dwangmatige opvoering van de groei van de productie, tot een nooit aflatende groeidwang, in de poging om zo in weerwil van de tendens dat de winstvoet daalt, de winst te herstellen en/of op te voeren. Vanwege de altijd en onbeperkt aanwezige tendens van een dalende winstvoet in het kapitalisme, is ook de groeidwang onvermijdelijk, onherroepelijk en nooit aflatend. En met deze groeidwang komen we bij de directe en meest belangrijke oorzaak van de crises in de kapitalistische productiesfeer. Want het onoverkomelijke probleem met de groeidwang is dat hij in principe nooit aflatend en voldaan is, maar tegelijkertijd ook weer niet eindeloos doorgezet kan worden omdat de koopkracht onder het kapitalisme altijd te gering is om de almaar stijgende productiviteit (vanwege de groeidwang), te absorberen. Omdat werkers meer produceren dan waarvoor ze betaald krijgen (meerwaardevorming), blijft de totale consumptie achter bij de totale productiviteit. Aan de te geringe koopkracht draagt ook nog bij de instandhouding van een leger werklozen, en het verlies van arbeidsplaatsen - dus van koopkracht - door de voortschrijdende kapitaalintensieve productie.
Als dat koopkrachttekort in relatie tot de steeds uitdijende productiviteit kritisch wordt, ontstaat er een crisis van overproductie. De kapitalist kan dan zij producten aan de straatstenen niet meer kwijt. Hij zal dan zijn geld niet meer investeren en betere tijden afwachten. Het gevolg is verdere winstdaling, massale sluiting van productiecapaciteit en massaontslagen, crisis dus.
Een nog andere factor die bijdraagt aan de dwangmatige groei, is de rente die banken heffen op krediet voor investeringen. Want om die rente af te kunnen lossen moet de lener/investeerder immers meer produceren, en dat betekent extra groei.* Deze factor is van bijkomend belang bij wat we hierboven hebben genoemd het belangrijkste, bepalende element van de groeidwang in het productieproces, namelijk, de meerwaardevorming en wat dies meer zij. De steeds grotere (enorme) investeringen in de productie, welke nodig zijn om in de moordende concurrentie het hoofd boven water te houden, overtreffen in geldswaarde immers de totale rente die erover afgelost moet worden. Bovendien financieren veel bedrijven, vooral de transnationals, hun investeringen vaak uit eigen middelen, waarbij dus geen renteheffing aan de orde is. De heffing van rente speelt een meer belangrijker rol in de financiële sector, namelijk bij de geldschepping en de financiële luchtbel. Daarover in het volgende meer.
_____________________________________________
Groeidwang en koopkrachttekort in de financiële sector
De gang van zaken in de productiesfeer geldt mutatis mutandis, ook voor de financiële sector in het kapitalisme. De fundamentele oorzaak van de huidige kredietcrisis, is niet, zoals hardnekkig wordt beweerd, het aflossingsprobleem van risicovolle en giftige Amerikaanse hypotheken, de doorverkoop ervan aan financiële instellingen over heel de wereld, en exhibitionistische bonussen. Deze problemen vormen slechts de aanleiding en niet de oorzaak. De fundamentele oorzaak is dezelfde als waardoor de productiesfeer in het kapitalisme op gezette tijden in crisis raakt: de groeidwang.
Aan de startstreep van deze weg naar de kredietcrisis vinden we ook een vorm van meerwaardevorming. Is de meerwaarde in de productiesfeer het verschil tussen wat de werker betaald krijgt en de waarde van zijn arbeid, de belangrijkste bron van inkomsten voor de bank is het verschil tussen de rente die de bank uitkeert aan haar spaarders, en de rente die zij berekent op leningen (hypotheken en dergelijke).
Net zoals ondernemers in de productiesfeer, staan ook de financiële markten (banken bijvoorbeeld), met elkaar in een verhouding van moordende concurrentie, als zij op de markt dingen naar de gunst van spaarders en hypotheeknemers. Want ook hier kan de consument zijn euro slechts één keer uitgeven. En wie die moordende wedijver verliest, verdwijnt van de markt.
Ook de banken zijn gedwongen in die concurrentiestrijd kapitaal-intensief te werk te gaan, bijvoorbeeld door menselijke arbeid zoveel mogelijk te vervangen door onder andere elektronica (internetbankieren, opheffen van veel bankgebouwen, ontslagen van bankpersoneel), en door hun geldhoeveelheid zo hoog mogelijk op te voeren, hoger dan de concurrent.
Die kapitaalintensieve reorganisaties oefenen natuurlijk ook bij de banken een druk uit op de winst, vergelijkbaar met de tendens van een dalende winstvoet bij de productiesfeer. Samen met de noodzaak niet ten onder te gaan in de moordende concurrentie, leidt zij tot dwangmatige opvoering van de bankactiviteiten, tot een nooit aflatende groeidwang. En net zoals in de productiesfeer de groeidwang leidt tot een niet meer in te tomen groei in de productie van goederen, voert de groeidwang in de financiële sector tot een niet minder in te tomen productie van geld. Het gevolg is dat de groei van de geldhoeveelheid veel groter wordt dan de economische groei plus de inflatie, en dus een kritische grens passeert. In China en India ligt de geldgroei in 2007 op ruim 16%, in Rusland zelfs boven de 40%, en in de EU op ruim 12% boven de economische groei, om enkele voorbeelden te noemen.
Over de onverantwoorde en 'creatieve' wijze waarop die dwangmatige geldgroei wordt nagestreefd, zijn wel enkele saillante voorbeelden te geven. Zo werd er tot 80% provisies gegeven aan verkopers van koopsompolissen in de hoop dat dit zich zou 'uitbetalen' in het afsluiten van grote aantallen veel te dure koopsompolissen. Aan bedrijven en particulieren werden vaak slechts mondjesmaat kredieten verschaft, omdat men meer vertrouwen stelde in het rendement van geld bij speculeren in aandelen, grond, olie en grondstoffen. Met ingewikkelde hypothecaire constructies, waarvan de meeste bankiers zelf nog maar weinig begrepen, viel ook goed geld te kloppen uit de zakken van hypotheeknemers. Er is veel winst gemaakt met de heffing van rente bij het uitlenen van geld door krediet te scheppen, dat wil zeggen door geld te creëren uit het niets en daar (hoge) rentes over te heffen. Zolang deze en andere praktijken van dwangmatige geldvermeerdering en geldschepping niet het vertrouwen op de markt in het financiële systeem onder het kapitalisme aantastten, kon deze uitdijende luchtbel in tact blijven.
Maar duidelijk was dat deze ballon ooit onvermijdelijk leeg zou lopen en de wereld in een financiële crisis zou storten. En dat gebeurde in de zomer van 2007, door de ineenstorting van de Amerikaanse huizenmarkt. Om aan de ijzeren wet van de groeidwang te voldoen werden door Amerikaanse banken ook op grote schaal potentiële huizenkopers verleid via lage instaprente hypotheken af te sluiten, waaronder ook de zogenaamde subprime hypotheken. Dat zijn hypotheken waarbij de aflossing risicovol is omdat ze bestemd zijn voor mensen bij wie weinig zekerheid bestond of hun inkomen groot genoeg was voor die aflossing. Voor spreiding van de risico's werden delen van deze hypotheekproducten geëxporteerd naar banken over heel de wereld, bij wie deze riskante hypotheekproducten meer dan welkom waren, onderworpen als ook zíj waren aan de groeidwang. Dat ging goed totdat de rente van deze subprime hypotheken fors ging stijgen en de aflossingen in gevaar kwamen. Net zoals we eerder zagen dat de koopkracht te gering is om de steeds stijgende productie van goederen als gevolg van de groeidwang te absorberen, zo was de koopkracht van veel hypotheeknemers te gering om te voldoen aan de steeds stijgende financiële productie ten gevolge van de groeidwang. Het resultaat was de onvermijdelijke afwaardering van die risicovolle hypotheekproducten en een grote vertrouwenscrisis in de hele financiële wereld. Banken wilden elkaar vrijwel geen geld meer lenen en nationale overheden en ook de centrale banken waren gedwongen omvallende of ook bijna omvallende banken te redden met miljardenleningen. De huidige financiële crisis was een feit.
De grootste financiële crisis sinds de jaren dertig van de vorige eeuw werd niet veroorzaakt door exhibitionistische bonussen. Zij spelen wel mee, maar dan op het tweede plan. De fundamentele oorzaak, die door bijna niemand en toch zeker niet door marktfundamentalistische elites wordt gezien of vanuit welbegrepen eigenbelang wijselijk wordt verzwegen, is de onvermijdelijke groeidwang in het kapitalisme. Overeenkomstig de ijzeren kapitalistische wet: groeien of van de markt verdwijnen. Nadat omvallende banken zijn gered door de miljarden dollars en euro's van het volk, gaat die groeidwang gewoon door en vindt ongetwijfeld wederom zijn weg in bankpraktijken die het kapitalisme weer voeren naar de volgende, in hevigheid toenemende, financiële crisis. Maar dit zal de bankiers een zorg zijn. Als zij ten onder gaan aan de groeidwang en de onderling moordende concurrentie, is daar toch altijd nog de reddende hand van de samenleving! Alle (onverantwoorde) risico's die bankiers nemen zijn hierop gegrond.
Uitstel van executie: de markteconomie is strijdig met het algemeen belang
Een parasiet is een organisme dat leeft in of op een ander organisme waaraan het zijn voedsel en voortbestaan ontleent. Het kapitalisme is zo'n organisme, het teert op samenleving en natuur, het leeft ervan. Dit komt tot uiting in een kapitalisme dat onvermijdelijk op gezette tijden crises van overproductie en werkloosheid produceert, naast een financiële sector, die in dit stelsel carte blanche heeft om ongestraft de wereld telkens in een kredietcrises te storten als dat gunstig is voor de financiële markten. Dit stelsel is een bodemloze put, die het geld dat de samenleving toekomt verslindt, in plaats van de samenleving en de natuur er mee van dienst te zijn. De markteconomie levert continu een altijd durende, moeizame en per slot van rekening hopeloze en uitzichtloze strijd om in het licht van de moordende concurrentie de winst op peil te houden. En onderschat de creativiteit en vooral de meedogenloosheid van de kapitalist/aandeelhouder niet in zijn gevecht om niet ten onder te gaan. Daarvan heeft het systeem in het verleden al saillante staaltjes laten zien, en ook met betrekking tot de jongste crisis baart het systeem opzien met zulke 'creatieve' maatregelen.
Een populaire maniervoor winstaccumulatie zijn loonmaatregelen ofwel verlaging en matiging van lonen. Hoe lager de lonen, hoe groter het onbetaalde deel van de arbeid, en hoe groter dus de meerwaarde als bron van de winst. Als het aan het kapitaal ligt ontvangt de arbeider een loon waarmee hij alleen de noodzakelijke kosten van het leven kan dekken, net genoeg om zijn arbeidskracht in het productieproces te kunnen blijven leveren.
Lagelonenlanden zijn voor de ondernemers uit het Westen dan ook populaire plaatsen om te investeren. Deze landen zijn door het neoliberalisme opgenomen in de poging heel de wereld dienstbaar te maken aan het westers kapitaal. Wat vanuit deze lagelonenlanden aan kapitaal terugstroomt naar het Westen, is vele malen groter dan wat vanuit het Westen naar deze landen stroomt. Over de periode 1980-2002 bedroeg dat verschil 3.6 duizend miljard US-dollars.1
Rond 1900 doet zich in het kapitalisme de versnelde ontwikkeling voor van monopolies ofwel transnationals. Dat zijn grote bedrijven die het grootste deel van de productie in de bedrijfssector waartoe zij behoren, bezitten of controleren, in principe wereldwijd. Die omvang geeft hen de mogelijkheid om kleinere bedrijven, die zich vanwege de moordende concurrentie niet staande kunnen houden, op te kopen. Er worden dan meerdere kapitalen tot een groot kapitaal samengevoegd, de concurrentie wordt beperkt, en daardoor kan de daling van de winstvoet gematigd worden. Datzelfde resultaat wordt ook bereikt waar transnationals, hedge funds en grote speculanten, vanwege hun grote economische macht, in staat zijn nationale regeringen hun wil op te leggen en te dwingen leefruimte voor ze te scheppen. Een harde kern van 787 bedrijven controleert ongeveer 80% van de globale handel. En daarbinnen bestaat een kern van 147 bedrijven die 40% van het netwerk controleert.2 Het zijn ook deze zelfde machtige transnationals, die via allerlei geraffineerde vormen van belastingontwijking en belastingontduiking, de grootste plunderaars zijn van alle nationale schatkisten, waarvan de inkomsten bestemd zijn voor sociale herverdeling en zekerheid.
De politieke macht van transnationals, die zij ontlenen aan hun economische invloed, resulteert in een beperking van de inbreng van het volk inzake economische aangelegenheden, en dus in een ontstolen democratie. Privatisering, deregulering en liberalisering zijn zowel de waarneembare verschijningsvormen van de aanval van het kapitaal op de democratie, alsook de uitkomst van politieke beslissingen. Het zijn deze zelfde machtige corporaties die via belastingontduiking, fiscale constructies en offshorecentra, op grote schaal de nationale publieke schatkist plunderen, en zo de inkomsten stelen die bedoeld zijn voor fiscale en sociale herverdeling.
En als dan blijkt dat ondanks deze maatregelen de productieve sector te weinig winst oplevert, is er altijd nog de mogelijkheid om monetair te accumuleren. Geld wordt dan niet zozeer geïnvesteerd in de economie, maar in speculatie, dat wil zeggen dat winst wordt nagestreefd door een gok op toekomstige vooruitzichten: 'casino-economie'. Er is een gigantisch financieel complex ontstaan rond speculeren. Het betreft hier kapitaal dat niet wordt geïnvesteerd in de productieve sector, en dus aan de samenleving wordt onthouden, en alleen rendeert voor de rijken. De kloof tussen arm en rijk wordt dan ook steeds groter. In de VS bezit de rijkste 20% van de bevolking 84% van de rijkdom, de armste 40% bezit slechts 0,3 %. En die afstand wordt groter: bij de 25% armsten daalde het inkomen tussen 1979 en 2007 met 9%. Het inkomen van de 25% rijkste steeg met 26%.3
Als de onvermijdelijke economische en financiële crisis in samenhang met een te geringe koopkracht in de huidige tijd toeslaat, houdt de kapitalist, anders dan vroeger, niet alleen de hand op de knip. Nee, hij leent zijn kapitaal ook uit tegen rente. De rijken vergroten zo hun rijkdom, terwijl de rest, behept met de crisis, meer en meer schulden opbouwt. Hoe rijker de financiers, hoe groter de schuld bij de anderen. Eerst zat de schuld bij de consumenten. Toen die in gebreke bleven, kwam de schuld bij de banken terecht. Toen die omvielen nam de landelijke overheid de schuld over. En nu die ervan afwillen, wentelen ze de schuld af op de belastingbetalers. Het geld wordt niet meer gebruikt voor investering in de reële economie, maar om bubbles te creëren. Dat verdient beter voor de rijken, zolang de luchtbel niet knapt.
Alle voorbije en hedendaagse machinaties van het kapitaal om zichzelf te bevoordelen ondanks de moordende concurrentie en de dreigende daling van de winstvoet, blijken slechts uitstel van executie. Deze sluwe berekenende plannen kunnen niet alleen niet verhinderen dat het systeem explodeert, maar leggen het daar uiteindelijk juist op toe. De markteconomie is als een school roofvissen: eerst vreten ze hun leefwereld leeg, en dan peuzelen ze elkaar op tot alles leeg is en er ook voor de laatste niets meer te roven valt.
De maatschappelijke en ecologische crises die onlosmakelijk met het kapitalisme gepaard gaan, kunnen niet binnen dit economisch stelsel zelf tot een oplossing gebracht worden. Het kapitalisme is een bodemloze put. Het is gedwongen steeds meer geld aan de (wereldwijde) samenleving te onttrekken en naar zichzelf toe te sluizen, om zo te voldoen aan de groeidwang die uiteindelijk voortvloeit uit de moordende concurrentie. Dat geld wordt aan de samenleving ontstolen, en onthouden aan het noodzakelijk onderhoud van de natuur.
Dit proces gaat telkens zolang door tot ernstige crises in de productieve en/of financiële sector uitbreken en het systeem op sterven na dood is. Gelukkig voor het stelsel zijn daar dan altijd de politieke elites, die het systeem niet alleen tussen de crises door in het zadel houden, maar ook als het de zwanenzang zingt het weer in staat stellen zo snel mogelijk te herrijzen op de puinhopen die het heeft aangericht. En dit alles altijd op kosten van samenleving en milieu, willens en wetens, met opzet en doelbewust, en met gebruik van schaamteloze politieke middelen, ook binnen zogenaamde democratische landen. Er ontwikkelt zich steeds meer een superklasse van politieke elites en economische machtsgroeperingen (transnationals), die louter kapitalistisch optreedt, en de wereld schaamteloos kan opzadelen met meer markt, minder overheid, verdere bezuinigingen op de sociale zekerheid, op gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur in grote steden, op milieuverbetering, et cetera. En dit alles uitlopend op grotere ongelijkheid, armoede en een milieuverslechtering die op het eind van deze eeuw een onbewoonbare planeet achter laat. _____________________________________________
* Hoogendijk, Willem., 2009. Om het naakte bestaan, Utrecht.
XVII
__________________________________________________
Ook hier groeidwang en koopkrachttekort
Crisis in de financiële sfeer
XVIII
__________________________________________________
Enkele al eerder beproefde maatregelen
De huidige tijd
De noodzaak van de ontmanteling
Deze problemen van het kapitalisme zullen pas verdwijnen als dat stelsel is opgeheven. Voor een werkelijke en effectieve oplossing zijn de ontmanteling van dit systeem en een sociaaleconomisch, postkapitalistisch alternatief van het algemeen belang, een noodzakelijke voorwaarde waarvan het behoud van mens en planeet afhankelijk is.4 In het vervolg geven we een proeve van een dergelijk alternatief. We beperken ons dus niet alleen tot kritiek en analyse, we geven ook een alternatief, een alternatief niet bedoeld als blauwdruk, maar als bron van bezieling en stimulans voor het noodzakelijk maatschappelijk debat over sociaal-economische verandering.
1. Keune, Lou., 2005. Omgekeerde ontwikkelingshulp, UVT, Tilburg.
2. Goeman, Eric., 2011. Tussen moreel verval en fiscale klassenstrijd, http://www.dewereldmorgen.be/blog/ericgoeman/2011/09/15/
3. Goeman, Eric., o.c., 2011.
4. Zie ook Huige, John., Lou Keune, 2011. Plan voor een duurzame en solidaire economie, Utrecht. De auteurs wijzen hierin ook op de noodzaak van een overgang naar een nieuwe economie.